Vergeten ondergrondse werkers uit de Tweede Wereldoorlog

Vergeten ondergrondse werkers uit de Tweede Wereldoorlog

Op 4 mei 2013 herdachten we in Laren de gevallenen van de Tweede Wereldoorlog. De herdenking werd voorafgegaan door een stille tocht vanaf de gedenksteen op de Drift. Daar hield burgemeester Roest een korte toespraak. Daarna hield hij op de Brink bij het monument voor de gevallenen ook een toespraak. Daarin memoreerde hij de ellende van de Tweede Wereldoorlog en vertelde ook dat wij ons geen leven kunnen voorstellen zonder vrijheid en dat we die vrijheid ook te danken hebben aan hen die in die oorlog vochten voor onze vrijheid. Op 4 mei herdenken wij deze mensen die die dapperheid opbrachten. Het waren de uitzonderingen die de moed hadden om daadwerkelijk in verzet te komen, óók in ons dorp Laren. En toen kwam de burgemeester aan het punt waar dit verhaal over gaat.

Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 128 [2014-2]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.

Bep (G.L.) De Boer

“Twee van hen wil ik vandaag aan de vergetelheid onttrekken. Dappere mannen die een plek verdienen in onze collectieve herinnering. Jo Hessels (alias de Gooier) en Hendrik van Wilgenburg (alias Guus, Lex of ook wel de Mol van Laren genoemd). Ik kwam beide mannen op het spoor toen ik in een vergeten inboedel een stencil vond, gedateerd 16 juni 1945”. Aan het eind van zijn betoog daagde de burgemeester de Historische Kring uit om hier verder onderzoek naar te doen. En die handschoen heb ik opgenomen. Het werd een lange speurtocht, en steeds weer kwamen er meer namen bij, namen van dapperen uit die tijd. 

Jo Hessels

Johannes Hessels
Johannes (Jo) Hessels werd geboren te Bussum op 6 maar 1911 als zoon van Wiggert Hessels en Johanna Petronella Maria Sollman. Jo Hessels trouwde te Bussum op 31 maart 1936 met Roelfina Alberdina Vuijk. Zij werd geboren te Capelle aan de IJssel op 23 augustus 1908. Jo Hessels was koopman van beroep. Het echtpaar Hessels woonde sinds 1941 aan de Velthuijsenlaan 15 in Laren. Zij kregen drie kinderen. 

Hendrik August van Wilgenburg

Hendrik August van Wilgenburg
Hendrik August van Wilgenburg werd geboren te Laren op 27-08-1909. Hij was behanger en stoffeerder, maar werkte ook in de meubelzaak. August (thuis werd hij August genoemd, in de ondergrondse werd het Hendrik) was een zoon van Roelof van Wilgenburg en Alida van Unen. Hij trouwde op 23-03-1933 te Assen met Lutske Boverhuis. Zij werd geboren te Assen op 23-02-1911. Het echtpaar kreeg drie kinderen en woonde in 1941 nog aan de Nieuweweg 2, waar hij de zaak ‘De woninginrichting’ van zijn vader overnam. De familie, zijn ouders en broer Ernst, verhuisden toen naar de Nieuweweg 19, waar zijn vader de speelgoedzaak ‘Het Kabouterhuis’ opende. In februari 1942 ging het gezin van August wonen aan de Schapendrift 47 en was de bovenruimte voor het werk van de ondergrondse met een woonruimte voor personeel.

In het voorjaar van 1942 hadden beide mannen, Johannes Hessels en Hendrik August van Wilgenburg elkaar ontmoet in de meubelwinkel van Van Wilgenburg aan de Nieuweweg 2. In die periode werd het vraagstuk van hulp aan onderduikers meer en meer urgent, zeker vanaf januari 1942, toen Joodse werklozen uit Amsterdam als dwangarbeiders te werk werden gesteld in werkkampen. De Jodenster werd verplicht vanaf mei. Met hun represailles versterkten de Duitsers het Nederlandse verzet tijdens de oorlogsjaren. Beide mannen voelden zich hierdoor aangesproken. Zij namen hun verantwoordelijkheid. 

In 1942 was Van Wilgenburg één van de mensen die de LO (Landelijke Organisatie) Amsterdam oprichtte. Hendrik stond bij het verzet bekend als ‘Guus’ of ‘de mollenvanger uit Laren’. In dit verhaal hebben we het over Hendrik. Hij heeft als één van zijn eerste verzetsacties geprobeerd een politieman uit zijn cel te bevrijden via een ondergrondse tunnel. Helaas was de vloer van de cel van beton en Hendrik kon niet door de harde cementlaag heen. Zijn actie mislukte, maar het geeft wel aan welk een vuur er in deze man zat. Een van de eerste overvallen, en wel de kraak in Huizen, werd op de Nieuweweg 2 voorbereid. De plaatselijke leiding van het werk werd in die tijd waargenomen door Jo Hessels. Juist hier in ’t Gooi, onder de rook van Amsterdam, leenden de villa’s in de groene lanen zich uitstekend als onderduikadressen en hun aantal groeide gestaag. Denk maar aan o.a. de villa van Dr. Holtmann aan de Molenweg en de villa ‘Breidablik’ van Willem van Iependaal aan de Verlengde Engweg. Om in de eerste levensbehoeften te kunnen voorzien, moest er voor bonkaarten worden gezorgd. De plaatselijke leiding van dit werk werd opgepakt door Jo Hessels. Jo Hessels werd van plaatselijk leider districtleider en van districtleider provinciaal leider Noord-Holland voor de productie van vervalste bonkaarten. 

Hendrik van Wilgenburg, die om veiligheidsredenen zijn huis aan de Schapendrift moest verlaten, zwierf inmiddels door het gehele land, van Assen tot Zeist, van ’s Hertogenbosch tot Alkmaar en bouwde aan een landelijk netwerk van onderduikadressen.

Beide Larense mannen, Hessels en Van Wilgenburg, kwamen hierdoor terecht in het hart van het verzetswerk. Vanuit de meubelzaak van Van Wilgenburg aan de Nieuweweg 2 werden door koeriers en koeriersters tienduizenden bonkaarten en duizenden vervalste Ausweise, honderden persoonsbewijzen en tientallen revolvers over het hele land gedistribueerd. Bij de bonkaart hoorde een stamkaart. Die moest vals worden gedrukt waarbij Jo de bespreking voerde. En bij de stamkaart hoorde weer een inlegvel dat werd nagemaakt onder regie van Hendrik. Op vier plaatsen in het land waren tikkers, tekenaars en koeriersters die hun werk deden. In Blaricum aan de Noolseweg was het hoofdkwartier. Daar kwamen alle draden samen. Door al deze inspanningen werden vele, vele onderduikers en hun achterblijvende gezinnen gesteund. Was je in het bezit van een Ausweis, dan was je niet ontheven van een aanmeldingsplicht maar op vertoon van een Ausweis kon je worden vrijgesteld van tewerkstelling elders.

Dit avontuur heeft ruim twee jaar geduurd, tot 13 juni 1944 wel te verstaan. Toen volgde verraad. Op deze zomerse zaterdag wachtte Hendrik op zijn kantoor aan de Nieuwe Zijds Voorburgwal in Amsterdam op de koeriersters en koeriers uit diverse provincies. Hoge stapels persoonsbewijzen lagen klaar. Eén voor één kwamen de moedigen binnen. En één voor één werden ze door de Sicherheidsdienst gearresteerd. Dat gold ook voor Jo Hessels, die door een speling van het lot juist op die dag zijn vriend Hendrik van Wilgenburg wilde bezoeken. Samen met dertien anderen werden beide verzetslieden weggevoerd naar Kamp Vught. Daar werden beiden op 4 september gefusilleerd. Hendrik en Jo lieten vrouw en kinderen achter. Beide mannen werden in het crematorium van Kamp Vught verast. Alle as werd verzameld in twee asputten achter het crematorium. In het Kamp Vught kwamen ruim 700 personen om het leven, dus kunnen we wel spreken van een massagraf. De verrader, een SD werker, die zogenaamd aan het verzet deel nam, werd pas na de oorlog ontmaskerd. Op 3 juni 1945 werden Jo Hessels en Hendrik van Wilgenburg in een plechtige dienst op ontroerende wijze herdacht in de Gereformeerde kerk aan de Kerklaan, nu de Ontmoetingskerk. 

De broer van Hendrik, Ernst van Wilgenburg, emigreerde met zijn vrouw Adriana (Appie) in 1951 naar Australië. Er waren verschillende redenen om te gaan emigreren. Ten eerste waren dat de gebeurtenissen van de Tweede Wereldoorlog, het onderduiken, de razzia’s en speciaal de overval van de Sicherheidspolizei op hun huis en op hun broer en zwager.

In dit verhaal moeten ook twee koeriersters worden genoemd, Reiny Luiting en Ada van Keulen.

Mejuffrouw R. Luiting

Reiny Luiting
Reiny Luiting kwam in maart 1942 vanuit Nieuwer Amstel naar Laren. Zij vestigde zich aan de Schapendrift nr. 47. In datzelfde jaar ruilde zij haar woonadres met haar werkgever en ging zij boven de winkel aan de Nieuweweg nr. 2 wonen. Zij werkte bij Van Wilgenburg als winkeljuffrouw. Naast de kassa was een noodknop in de vloer. Wanneer er onraad zou zijn als er boven vergaderd werd, dan hoefde zij alleen maar met haar voet op de knop te drukken en werden ze boven gealarmeerd. Reiny was vriendin van Ada van Keulen en ook koerierster. Zij verzorgde o.a. het verspreiden van ondergrondse bladen, bonkaarten e.d. Beide vrouwen waren lid van de Gereformeerde kerk in Laren en leidden samen de Meisjesclub ‘Margriet’ van de kerk. Toen Ada gearresteerd werd, dook Reiny onder. Van Reiny is niet veel te vinden. Op dinsdag 1 april 1947 werd in de lokaliteit van de Gereformeerde kerk een Paaswijding gehouden. In ‘de Bel’ lezen we dan: “Vooral de declamatie van mej. Reiny Luiting viel zeer in de smaak”. Dus in 1947 woonde ze nog in Laren, maar dan verdwijnt ze van het Larense toneel. 

Ada van Keulen

Ada van Keulen
Ada van Keulen was ook één van de medewerksters van Van Wilgenburg en Hessels in het verzet. Ze werd geboren te Aalsmeer op 13 januari 1920 als dochter van Jan van Keulen en Antonetta van de Velde. Ze was onderwijzeres van beroep. Korte tijd in Hilversum. Het gezin Van Keulen woonde aan de Vredelaan nr. 10. Dat huis had een geheime schuilplaats die in de oorlog gebruikt werd om gezochte mensen uit het verzet en Joden te helpen onderduiken. Ada werd op één van haar koerierstochten opgepakt en overgebracht naar het kamp Vught. Vandaar is zij naar het vrouwenkamp Ravensbruck vervoerd. Dat was een verschrikkelijke reis van twee dagen in veewagens. Na een maand is de groep vrouwen verder gedeporteerd naar Dachau. Deze groep staat in de geschiedenis bekend onder de naam ‘Agfa Commando’, omdat de vrouwen dwangarbeid moesten verrichten voor de Agfa fabriek. Toen de Amerikaanse troepen het kamp naderden, moesten de vrouwen het kamp uit. De bewakers waren van plan om de groep ergens te fusilleren. Na een lange voettocht werden de uitgeputte vrouwen achtergelaten in een boerderij. De volgende dag werden ze door de Amerikanen bevrijd. De vrouwen werden door het Rode Kruis via een lange treinreis van Zuid Duitsland, via Frankrijk en België teruggebracht naar Nederland. Omdat het noorden van Nederland, boven de grote rivieren, onveilig was, kreeg Ada een tijdelijk onderkomen bij een Brabantse familie. Op 25 mei 1945 haalde verzetsman en padvinderij-vriend Ge Verheul Ada op en die avond nog was Ada eindelijk weer thuis in Laren.

Daarna is zij weer in het onderwijs gaan werken. Ook heeft ze na de oorlog nog twee jaar gewerkt voor de Stichting 40-45. Ze bezocht families en nabestaanden van in de oorlog omgekomen verzetsmensen. Tot 1987 heeft Ada aan de Vredelaan gewoond. Daarna is ze vertrokken naar Loenen op de Veluwe. In 2004 kwam zij terug naar Laren en woonde ze in “Johanneshove” alwaar zij op 25 januari 2010 op 90 jarige leeftijd is overleden. Ada ging in het verzet, aangemoedigd door de principes geleerd in de padvinderij. Maar misschien nog wel een belangrijker motief om verzetswerk te doen, was haar geloof. Evenals Hessels en Van Wilgenburg heeft ook zij in haar gevangenschap getuigd van een sterk vertrouwen in God. Een citaat uit een brief van Ada tijdens haar gevangenschap: “Een Bijbeltje heb ik natuurlijk niet, maar het is heerlijk te ervaren hoe God overal tegenwoordig is en aan geen tijd of plaats gebonden is”.

Albert Schlosser
Albert Schlosser was van geboorte Duitser. Hij werd geboren te Dülken (Duitsland) op 14 juni 1898 als zoon van Lodewijk Schlosser en Mathilde Lahei. Hij was het met de strekking van het hele Hitler regime niet eens en vestigde zich in de jaren dertig van de vorige eeuw in Laren, nadat hij eerst in Huizen had gewoond. Hij woonde aan de Paviljoensweg 6, in het “Simonshuisje” en steunde het werk van Hessels en Van Wilgenburg. Hij ondernam heel veel gevaarlijke acties. Eén van die acties was het stelen van benzine voor het ondergrondse werk. De villa aan het Raboes 17 was door de bezetter in gebruik genomen. Daar hielden ze feesten en ontvingen ze ‘dames’. 

Paviljoensweg 6 – ‘Het Simonshuisje’

In de tuin van die villa lag een grote tank met benzine. En dat was voor de ondergrondse van groot belang. Zonder benzine kwamen ze nergens. Op een nacht zag Albert Schlosser kans om via het terrein van ‘De Padakkers’ naar de benzinetank te kruipen. En terwijl de Duitsers feest vierden wist Schlosser een flinke hoeveelheid benzine af te tappen voor het ondergrondse werk. Hij nam ook deel aan de overval op de afdeling Bevolking in Amsterdam, waardoor de Duitsers uit de bevolkingsregisters geen inlichtingen konden halen. Ook heeft hij meegeholpen enige mensen uit het Huis van Bewaring te Amsterdam te bevrijden. In zijn huisje aan de Paviljoensweg 6 woonde hij toch niet helemaal veilig. Op een dag stond de Sicherheitsdienst voor zijn deur die hem kwam inrekenen. Hals over kop is hij de achterdeur uitgerend, over de schutting geklommen en heeft via het terrein van de achterburen weten te ontkomen. Op maandag 14 december 1964 is hij plotseling overleden. Vrijdag 18 december 1964 is hij op Driehuis/Westerveld gecremeerd. 

Marinus Vonk
Marinus Vonk werd geboren te Laren op 19 juni 1921. Hij was een zoon van de smid Vonk aan de Molenweg 12. Hij was getrouwd met Wolly Catharina Schülze. Hij was metaalbewerker van beroep. Samen met zijn overbuurman Kees Snoeij luisterde hij vaak naar Radio Oranje . Vonk haalde met een bakfiets wapens ergens uit de Eemnesserpolder die daar op een afgesproken plaats gedropt waren. De bakfiets was gecamoufleerd als zijnde de bakfiets van een schoorsteenveger. Hij lag vol ladders en bezems en ander schoorsteenvegersgereedschap en zelf zag hij er uit alsof hij zojuist een schoorsteen had geveegd. En onder dit alles lagen de wapens die hij afleverde in de molen aan de Molenweg in Eemnes. Dit was de opslagplaats voor wapens, bonkaarten en benzine van Hessels en Van Wilgenburg. Tevens was dit ook een plaats voor bijeenkomsten. 

Op dit adres moest Herman Strating als jongetje van 12 jaar schoenen afleveren. Zijn vader had een schoenenzaak aan de Brink in Laren . De schoenen waren bestemd voor de mensen in de ondergrondse. Marinus Vonk overleed te Laren op 1 augustus 1986.

Pieter Cornelis Kok
Pieter Kok – geboren te Amsterdam 25 augustus 1924 – woonde tijdens de bezetting in Haarlem. Zijn taak bij het ondergronds verzet bestond vooral uit wapentransporten door Noord Holland en spoorwegsabotage. Op een gegeven moment moest hij onderduiken. Hij werd echter in 1943 opgepakt door de Duitsers en werd “heropgevoed” in kamp Erica te Ommen. Daar ontmoette hij de gebroeders Majoor van de slagerij aan de Naarderstraat. Hij werd naar het Oostfront gestuurd, ontvluchtte, werd weer opgepakt en kreeg maximale bunkerstraf in kamp Sachsenhausen te Oraniënburg (Dld). Hij kreeg verlof vanwege het overlijden van twee broertjes. Hij woog toen nog 50 kg. Via, via, kwam hij in Laren terecht en genoot onderdak bij de familie Hessels waar hij weer op krachten kwam. Ook heeft hij ondergedoken gezeten bij de familie Schretlen aan de Diepen­brocklaan. (Pieter Kok had een privé opleiding genoten bij een aantal Haarlemse kunstenaars ‘De Vrije Haarlemse Schilderschool’ waardoor hij goed kon tekenen en schilderen. In 1942 werkte hij op de tekenafdeling van “Nederland Film”. Toen hij moest tekenen voor de Kultuurkamer weigerde hij dat, hij nam ontslag en moest meteen onderduiken. Op zijn onderduikadressen in Laren heeft hij ook getekend en het resultaat was geweldig. Zo tekende hij o.a. een Erfgooier. 

Bronnen:

  • CB-LO Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers.
  • Toespraak burgemeester Roest 4 mei 2013
  • CBG – Centraal Bureau voor Genealogie
  • Kwartaalbericht HKL 2001/2 nr. 76.
  • Archief Historische Kring Laren
  • Laarder Courant De Bel, 14-5-1943 en 23-10-1934
  • Mevr. Vos-Hofstee, Laren
  • Mevr. Hoogenkamp-Vonk, Hilversum
  • Hr. P. Kok, Utrecht
  • Hr. Dirk C. Smits, Huizen

Met dank aan: Herman Strating, Carel van Hest en Burgemeester Elbert Roest.


Eén van de koeriersters was gearresteerd. Haar vader, Jan van Keulen, maakte dit gedicht. Hij was directeur van de Christelijke Kweekschool in Amsterdam. De meisjes van de Meisjesclub ‘Margriet’ van de Gereformeerde kerk leerden dit gedicht. 

KOERIERSTER
’t Gevaar heeft haar beloerd van dag tot dag
En elke avond als zij huiswaarts keerde
Is ’t haar een wonder, dat nog niets haar deerde
En ’t ouderlijk huis haar welkom heten mag.


Toch gordde zij trouw, elke ochtendstond
’t Koeriersvest om, dan ’t stalen ros bestegen
De dag vol spanning en gevaren tegen
Maar zag aan ’t einde van de laan nog even rond.


Het net snoert toe, al was ’t nog steeds O.K.
Op elk contactpunt kan ze een valstrik vinden….
O, God sta bij, in plaats van trouwe vrinden,
Daar boven aan de trap de tronies van ‘d S.D.!


Snel voert haar d’auto door bekende straten
Nog vol van fleurige schoolherinnering.
Heel kort – hoe lang geleen lijkt ieder ding.
De wagen stopt… God… wil mij niet verlaten!


Als machtige fantomen rijzen steil
De grauwe muren met tralieruiten
…Hoog in de olmen hoort zij een merel fluiten
Ginds op de Schinkel drijft een blinkend zeil.


Een gouden lichtstreep kleurt de Wester kim
Een kereltje komt uit ’t prille zomergroen gevaren
En met de honger van haar even twintig jaren
Drinkt zij – één enkele teug – Gods schone wereld in.


Nietig figuurtje slechts, verdwijnt ze door de wand
Schril knarsend sluiten zich de zwaar beslagen deuren
Maar fier durft zij het jonge kopje beuren
Zij deed haar plicht voor God en voor haar land.

v.K.