Mijn oude buurt “De Schaepedrift”

Mijn oude buurt “De Schaepedrift”

Daar waar ik opgroeide

In 1930 kocht mijn vader Piet van Harmen Vos een stuk grond op de Schapendrift. Hij wilde daar een huis op laten bouwen, Dat was niet zo eenvoudig, De Schapendrift was toen nog in het bezit van ” Stad en lande” (Erfgooiersgrond), dus zou hij zijn nog te bouwen huis niet kunnen bereiken. Daarom kocht hij ook nog een strook grond van “Stad en lande”. Het huis mocht gebouwd worden, echter ver van de erfgrens. Er werd een strook grond onteigend door de gemeente, in verband met een eventueel aan te leggen weg. Omdat de weg aan de overkant is aangelegd, heb ik een deel van de onteigende grond later terug kunnen kopen.

Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 96 [2006-2]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.

Nic Vos

In 1934 ben ik in dat huis geboren; en ik woon daar nog steeds. Er was toen geen gas- en wateraansluiting, wel elektriciteit. Voor het water was er een pomp, waarmee een reservoir op de zolder kon worden gevuld; voor het watergebruik in de keuken en het toilet. Er werd gekookt ” op een fornuis, dat met hout moest worden gestookt. Voor het huis was een fietspad met fijn grit, waarlangs witgeverfde ijzeren paaltjes stonden ongeveer 1 meter hoog. Dat pad begon bij de Kloosterweg en liep door naar Blaricum. Aan de overkant was een karrenspoor, dat ook doorliep tot het meenthek in Blaricum. Vanaf de Kloosterweg was aan de rechterzijde geen bebouwing. Links waren er wel al de witte “Ericawoningen”, gebouwd in 1925, het blok huizen, dat iets terug staat en verder de dubbele woning op de hoek van de Heideveldweg. Rechts was eerst een plantenkwekerij van de Gebr. Koppel en dan weilanden.

Wim Wiegers ca. 1932

Waar nu de Weversweg is aangelegd in 1953, was een pad naar het voetbalveld van L.F.C. Daar stond ook een houten keet met 2 kleedhokken. Als in het midden een houten luik omhoog ging, kon de familie Hunnik allerlei lekkers verkopen: drop, kogelflesje gazeuse enz. Op het pad was de fietsenstalling, die door de Gebr. Jaap en Willem Kuijer werd gerund. Ook de kassa stond daar. Naast het pad was een weiland, dat doorliep tot de ijsbaan (nu de Gooiergracht). Daar liepen de koeien van boer Mijnhout. In de winter konden we schaatsen op het ondergelopen deel van het weiland.

LFC voetbalkeet 1950

De garage van de familie Giesken staat er nog. Daarin was in de oorlogsjaren een leslokaal van de broederschool. Daar heb ik zelf ongeveer 3 jaar les gehad. In de strenge winter van 1942 was er vaak geen brandstof voor de kachel, dus kregen we vrij. In het speelkwartier en na schooltijd speelden we hockey met een stick 25 gemaakt van een boomtak.

Klas met Broeder Venantius in de garage van Gieskens, 1943

Zomers gingen we met de hele klas coloradokevers vangen op de aardappelvelden in de Eng. Nu zijn we aangekomen bij de Heideveldweg, die toen nog schuin liep. Daar speelden we met de kinderen uit de buurt een lijnenspel, dat “gallen” werd genoemd. Er werd ook veel getold en verstoppertje gespeeld. Er reden daar nog geen auto’s. Vanaf hier werd de Schapendrift breder en was deels begroeid met hei, brem, krentenstruiken en verder bebossing, waar nog iets van over is. We speelden daar in kuilen, die we groeven in het mooie witte zand. Hutten konden we bouwen in de bosranden naast ons huis. De 3 huizen tegenover ons zijn gebouwd in ongeveer 1935 en werden bewoond door de families Van Eugen, Jansen en Wiegers. Deze huizen lagen aan een bestraat voetpad. Bij de familie Wiegers achter was een sigarenfabriekje. De sigaren die werden gemaakt waren de merken Hamdorff en Parel van het Gooi. In de oorlog werd er ook veel voor particulieren met eigenteelt tabaksbladeren gewerkt. Een deel van de fabriek was gevorderd door het Duitse leger; er zat een Duitse schoenmaker en een zadelmaker. In een deel van de fabriek was in de oorlog ook een leslokaal voor de School met de Bijbel. In de avonduren de vak tekenschool van meester Nieland. Jaren later kwam hier drukkerij De Leeuw.

Verder was er geen bebouwing maar een bosrand en een sloot. Erachter volkstuinen en akkers, waarop aardappels en rogge werd verbouwd. Met mijn broers Gert en Bart hebben wij in 1951 de laatste rogge gemaaid. Dat was nog door mijn vader gezaaid. Hier is in 1952 de Frans Langeveldlaan aangelegd. Ook werd toen de Schapendrift bestraat. De woningen, die op de Frans Langeveldlaan gebouwd werden, waren bestemd voor inwoners van Laren. Er was maar weinig belangstelling. Men vond ze te duur; fl. 17.000,- tot fl. 20.000, -.

Laatste koren maaien, waar nu de Frans Langeveldlaan is, 1950.

Philips en andere grote bedrijven kochten hele blokken voor hun werknemers. Waar nu het Graafland is waren weilanden, omringd door grote eikenbomen en een sloot. Er was een brug over een drinkplaats voor de koeien. Liggend op de brug gingen we salamanders van- gen. Er waren ook ringslangen. In de winter konden we hier ook schaatsen als het gevroren had. In de weilanden zijn ook nog eens windhondenrennen gehouden, die door prins Bernard bezocht werden. Zijn sportauto stond bij ons voor de deur. Zoiets moois hadden we nog nooit gezien. Al deze landerijen, die doorliepen tot de Gooiergracht, behoorden bij het landgoed “Het Graafland” . Dat was in de 1ge eeuw gebouwd door de familie Hooft – Graafland. Vandaar de naam. Later werd het bewoond door kapitein Sluiter. De oprijlaan begon waar nu het Graafland begint; hoek Eemnesserweg. Er was een prachtige tuin bij en een bos met wandelpaden. Langs de omheining stonden bordjes met” Verboden toegang” en daaronder” Pas op, voetangels en klemmen”. In het tuinmanshuis, dat er nu nog staat aan de Hamdorfflaan, woonde de familie Veenendaal, die de tuin onderhield. In de oorlogsjaren is alles verwaarloosd en vernield.

Er stonden achter in het bos 3 kanonnen opgesteld van het Duitse leger. Later kwam de villa in bezit van de gemeente en werd in 1950 verbouwd tot de Heideveld Mavo. Het koetshuis is nog lang bewoond door de familie De Jong en Joop Tak. In de gymzaal heeft Louis van de Akker zijn atelier gehad. De omliggende gronden werden bebouwd; de Hamdorfflaan, de Van de Tongelaan, de Mendes da Costalaan en het plan Heideveld. Aan het eind van de Schapendrift, nu hoek Hamdorfflaan, was het drassig en daar konden wij, wat wij ” De wildernis” noemden, bereiken. Dat was een verwaarloosde rozenkwekerij, dat hoorde bij het huis van Lucie Wittig. Er groeiden daar veel frambozen en bramen. Heerlijk!

1954: hoek Bartelspaadje – Schapendrift

Op de hoek van de Melkweg was het huis van de familie Zwanikken. Jan had een petroleum handel en een schillenwijk voor zijn vee. Bij de oprit aan de Melkweg was een eenvoudige benzinepomp van Esso. Na een stukje Melkweg komen weer op de Schapendrift. Waar nu de grote parkeerplaats is, was de gemeentekwekerij, waar langs een sloot, een open riool van het astmacentrum Bosch en Hei. Rechts, hoek Eemnesserweg was een sportveld van de Gemeente Sport Vereniging. Er werd daar ook handbal gespeeld. Verder was alles weiland. De grote populieren stonden er toen niet. Het pad langs de hockeyvelden was een boslaantje. Het werd op vele plaatsen verhard met de oude gravel van de tennisbaan. Vandaar de naam “het rode paadje”. Terug vanaf de Melkweg rechts op de hoek van de Schapendrift, het witte huis, dat werd bewoond door de familie Hobbel, die pottenbakker was. Zijn atelier, dat er nog steeds staat, is nu een woonhuis. Hier stond de enige lantaarnpaal van de Schapendrift; deze brandde op gas (nu staan er ongeveer 30 tl-lampen). Verder twee dubbele woningen, bewoond door de families van Wilgenborg, Kooyman, Kroon en de Jager. De familie De Jager woont er nog. De bungalow met het rieten dak is na de oorlog gebouwd. W

aar nu de in 1992 gebouwde woningen staan, was ook een bosrand. Daarachter was een open veld, dat wij “het korfbalveld” noemden. In het midden was een grote kuil gegraven, met een doorsnede van 8 meter en ongeveer 2 meter diep, met een schuine kant. Dat noemden wij de “steile wand”, waarin we met de fiets rondreden, natuurlijk vaak zonder banden. Hier liep ook het paard van de groenteman Gijs Calis te grazen. De bosranden zijn in de oorlogsjaren grotendeels gekapt voor het brandhout. Er waren namelijk geen kolen meer. Maar de stronken groeiden weer snel op en het werd weer een flink bos. Zie de eikenbomen in de voortuinen.

Familie Kooimans voor eikenbomen bij sloot Graafland – 1942

Waar nu het Bartelspaadje is, was een smal bospad naar de Melkweg. De grond, waar nu 3 woningen staan, gebouwd in 1964, hoorde bij ons huis. Vóór de bouw van de woningen werden er kerstsparren op gekweekt. Een staat er nu nog. Na een rondje Schapendrift zijn we weer bij nr. 27, waar mijn verhaal begon. Achter het huis, waar later het Margaretha kleuterschooltje werd gebouwd, was een boomgaard met appel-, peren- en veel pruimenbomen. Er stonden ook bessen, die we als kind moesten plukken. Het open veld rechts naast het huis noemden we de driest. Er liep een pad vanaf de Melkweg naar ons huis, langs een akkertje met rogge of aardappels. Er stond een hooiberg, waarvoor in de zomermaanden een simpel prieel stond. Daar werd vaak koffie of theegedronken met het grote gezin en veel aanloop van vrienden en vriendinnen. Dat was erg gezellig.

Zondags kwam de ijscoman Gijs Bouwman langs over de Heideveldweg. Er werd dan een blad ijsjes gekocht à 2 cent per stuk. Er stond ook een rekstok en een schommel. In de oorlog was er een schuilhut gegraven, waarop als camouflage weer een takkenbos schelft was gestapeld Daarin verscholen mijn broers zich, als er razzia’s waren door de Duitsers. Er werd ook in geslapen. In 1946 is er een smederij gebouwd. Daar hebben mijn broers en ik jaren gewerkt. Het is nu een woonhuis. Links van ons huis was de boerderij van Jaap Calis. Daar kwam ik vaak om de koeien te voeren, helpen met hooien en rogge oogsten. We zijn daar opgegroeid in een paradijs, midden in de natuur, waar het zo stil was, dat we bij zuidoostenwind de trein van Hilversum naar Baarn konden horen. En waar het ’s avonds en ’s nachts nog echt donker was en we naar de sterrenhemel keken. Er floten en zongen nog allerlei vogels. Er waren duizenden sprinkhanen, de krekels sjirpten en de vlinders en de bijen dwarrelden tussen de mooie veldbloemen en heesters, die vanzelf groeiden en niet afgemaaid werden. Helaas zal dit nooit meer terugkomen! Na de aanleg van de weg werd alles geëgaliseerd. Er werd een rechte rij eikenbomen geplant en de mooie veldbloemen worden gemaaid, waardoor ook de vlinders zijn verdwenen. Waar eerst de drift was, raast nu het verkeer en de bus voorbij. Het is nooit meer stil en donker.

Piet Vos met kalf, voor ons huis – 1940

Ondanks de grote veranderingen wonen we nog met plezier op de Schapendrift. Drift komt van dreef, wat een strook grond is waar de koeien en schapen los over gedreven mochten worden. In oude archiefstukken van Stad en Lande staat dat de Schapendrift ten alle tijden daarvoor open moest blijven. Eind april was het schaardag. Dat betekende dat de boeren het vee naar de Meent mochten drijven. Dat was een spektakel. Steeds een koppel koeien, dat na maanden in de stal, dartelend hun weg vervolgden naar de groene weiden. In mijn herinnering zie en hoor ik Lammert Herder met zijn platte petje en ingevroren oren voorbijkomen met zijn kudde schapen en hondje. Dat was vóór de oorlog.

Sparrenakker waar nu een blok van drie woningen staat.
Nr 31: Loes en Nic Vos. Links de Smederij

In het boekje van G. Koekkoek “Laren door de straten heen” staat een praatje in Larens dialect met Lammert. “Schaepe” kon hij zeggen “emme zolang de werreld bestaet altijd met minsen te make gehad. Ik et eleze, dat zon twaolfduuzend jaor eleje van die wulde stam me, met schaepe en gààte naer neive plekke trukke waor veur hun beeste premetieve graene greuide.ln ongs langd kwamme de schaepe zon tweeduuzend jaor veur Christus om ’t oekie kijke. Kooie hadde we nog neit.” En wijsgerig ging hij dan verder. “Ik wul je wel vertelle, over ’n poosie, ik leg dan al op ’t kerkhof, binne d’r gin schaepe meer. En ok gin kooie meer! En ok gin boere! En de minse zalle emel en aerde bewege om ’n schaepskudde op de been te brenge. Mar dan is ’t te laot. Mar kom ik mot wijerop. Gooie dag“.

Lammert trok verder met zijn dieren, een stofwolk achterlatend, over de eenzame landweg, die later de Schapendrift zou heten. En hiermee eindig ik mijn verhaal.

Voetpad voor de laatste nieuwbouw – 1992.

Alle foto’s in dit artikel zijn eigendom van de familie Vos