De boerderij behouden?

De boerderij behouden?

Het jaar 2003 is voor sommigen een jaar om met wellicht enige weemoed terug te denken aan het boerenleven van vroeger. (1) In Laren is het agrarische tijdperk al lang voorbij, maar in een groot deel van ons land is de transformatie van het platteland in volle gang. (2) De landbouw dwingt tot een voortdurende reorganisatie, waarbij oude landschappen worden herverkaveld en boerderijen dreigen te verdwijnen. (3) Het ‘nieuwe boerderijtype’, zoals dat bijvoorbeeld in de Eemnesser polder te vinden is, is zeker een beschouwing waard, maar voor Laren niet relevant. In Laren worden de oude boerderijen afgewisseld met villa’s en kleinere woonhuizen, winkelpanden en bouwtypen die horen bij onze moderne maatschappij. Van boerendorp werd Laren via kunstenaarsdorp een winkeldorp en, als de ontwikkelingen zich voortzetten, misschien wel een Disney-dorp, met alle gevolgen van dien …

Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 85 [2003-3]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.

Karel Loeff

Het bouwkundig erfgoed van de larense agrariër en de veranderde Maatschappij

Het behoud van de schoonheid
In Laren verdween de laatste boer geruisloos. (4) De agrarische bedrijven werden opgedoekt, maar veel boerderijen bleven desondanks behouden. Nog steeds dragen deze gebouwen bij aan het karakter van het dorp, misschien wel de reden waarom een internationaal ondernemer als de bloemist/decorateur/ontwerper Marcel Wolterinck met zijn bedrijf in Laren wilde blijven. (5) De grootschalige nieuwbouw die hij pleegde eiste – onbewust – ook dit keer zijn tol. Het is deze discussie die in Laren al een eeuw lang gaande is en tussen perioden van schijnbare acceptatie door steeds weer in een nieuwe vorm opduikt. (6)

Naar de Wei, ansichtkaart omstreeks 1900 (collectie auteur)

Dat die discussie over landelijke bouwkunst al ruim honderd jaar in Laren speelt is te verklaren uit de ontdekking van het dorp door ‘buitenlui’. De eerste nieuwkomers in Laren waren kunstenaars en zij waardeerden het dorp omdat de tijd er leek te hebben stilgestaan. Het was mode om de romantiek van de eenvoudige boer weer te geven, en schilderijen van oude boeren binnenhuistaferelen vonden gretig aftrek, zowel in Nederland als daarbuiten. Kunstenaarskolonies als Laren waren in trek vanwege de natuur, de bouwkunst, het eenvoudige leven, ver weg van de stad, maar toch ook dichtbij.

Door de komst van trein en tram kwam Laren nog veel ‘dichter bij’ Amsterdam te liggen. Vanaf 1882 kwamen steeds meer vreemdelingen in het dorp, en niet alleen kunstenaars. Het forensisme was geboren en nieuwe hoge huizen verrezen tussen de lage oude boerenhoeven.

De groei van het aantal inwoners had gevolgen voor het ruimtelijke karakter van het dorp. Werden aanvankelijk vooral ‘onaangepaste’ nieuwe woningen gebouwd, vanaf 1900 kwam daar enige verandering in. ‘Wij willen het zo eenvoudig mogelijk, op het boersche af’, aldus Richard Roland Holst ter verduidelijking van de opdracht aan H.P. Berlage tot het ontwerpen van een nieuwe villa. (7)

Vanaf die tijd, zo lijkt het, loopt Laren voorop in de discussie over teloorgang en verval. Want behalve Roland Holst zag ook schrijver en kunstenaar P.J. van Moerkerken de teloorgang van het dorp. In de in Laren nog steeds vaak aangehaalde roman De ondergang van het dorp beschrijft hij de houding van hotelier Jan Hamdorff, die voor de ontwikkeling van nieuwe villaparken de kip met de gouden eieren het liefst zou willen slachten. (8)

Herdenkingsuitgave 12,5 jaar welstand in Laren (collectie auteur)

Naast Roland Holst en Van Moerkerken was met name de socialistische voorman Henri Polak van groot belang voor de strijd om het behoud van de schoonheid in Laren. Onder zijn invloed werd in 1913 als eerste gemeente in Nederland in Laren een gemeentelijke bepaling vastgesteld die bij indiening van een bouwaanvraag de beoordeling op welstandscriteria mogelijk maakte. (9) Niet alleen werd hierdoor de speculatiebouw afgeremd, vooral werd ook het bouwen met inspiratie vanuit de omgeving sterk gepropageerd. De ‘Gooise landhuisstijl’ werd een begrip. Een architect als Wouter Hamdorff gebruikte voor de bouw van villa’s motieven uit de landelijke bouwstijl, zoals potdekselwerk, golvende rieten daken en handgevormde baksteen. (10)

Henri Polak was ook in meer algemene zin een sterk pleitbezorger van behoud van schoonheid en karakter, getuige onder meer zijn boeken over het Gooi en zijn stuwende kracht in bijvoorbeeld de Bond Heemschut. (11) Maar hoe goed de gemeente en zijn schoonheidscommissie ook hun best deden, de ondergang van het dorp kon volgens velen niet worden gekeerd. De boerderijen werden weliswaar door een intellectuele elite gewaardeerd, zij kon niet voorkomen dat de gebouwen verdwenen. Ze waren immers niet beschermd, wat in veel gevallen leidde tot sloop. Vaak was het niet eens zozeer de slechte bouwkundige staat die zijn tol eiste, als wel brand die leidde tot totale verwoesting. Langzaam veranderde de karakteristiek van het dorp. Winkels werden gebouwd op plekken waar eens boerdijen stonden, tussenliggende kampjes en weilandjes werden bebouwd met woningen. Door de niet-planmatige aanleg van de nieuwbouw leek de transformatie – op het eerste gezicht – minder ingrijpend dan elders, zoals bijvoorbeeld in Hilversum of Bussum. Het aangepaste bouwen door de beruchte strengheid van de schoonheidscommissie leidde wellicht tot minder ‘spoorwegongelukken’ dan elders, toch was het instrumentarium voor behoud niet voldoende. (12)

Berkenlaantje waar Marrie en Janus Bus woonden.

Keerpunten in de strijd om behoud
Tijdens het interbellum markeert één moment heel duidelijk de behoefte tot bescherming van de het karakter van het dorp. De gemeenteraad springt in 1928 eensgezind op de bres voor het behoud van de landelijke bouwkunst. Boerderij ‘De Lindenhoeve’ (Burg. Van Nispen van Sevenaerstraat 27-29) wordt door aankoop door de gemeente gered uit handen van projectontwikkelaars, en zodoende gered van de sloop. Voor f 14.500 werd de gemeente eigenaar van de boerderij en voorkwam daarmee dat het pand zou sneuvelen voor de zucht naar nieuwe winkeltjes. (13) ‘Immers de welvaart van Laren is te danken aan haar schoonheid. We moeten trachten ons dorp mooi te houden en niet aarzelen daarvoor desnoods een geldelijk offer te brengen’, aldus de toenmalige burgemeester H. van Nispen van Sevenaer. (14) Hoewel zijn woorden velen nu wellicht nog als muziek in de oren klinken werden vergelijkbare geldelijke offers door de gemeente later zelden gebracht. (15) De aankoop bracht ook niet direct een keerpunt in het gemeentelijk beleid, als wel een denken over vormen van behoud en herbestemming van de boerderij. (16) De Tweede Wereldoorlog richtte in Laren weinig materiële schade aan, al werd een van de oudste boerderijen, gelegen aan de Melkweg door verdwaalde bommen geraakt en door brand onherstelbaar vernield. Deze krukhuisboerderij was een van de laatste van dit type met een renaissance-gevel in de vorm van een trapgevel. Dit element kunnen we nu in het Gooi alleen nog aan de Voorbaan in Huizen aantreffen.

Een tweede keerpunt in de strijd om behoud werd in de jaren ‘60 na de oorlog bereikt. Na decennia-lang te hebben gewerkt met voorlopige lijsten en beschrijvingen van monumenten ‘van geschiedenis en kunst’ werd in 1961 de Monumentenwet ingevoerd. Ook in Laren werd, naast de Nederlands-Hervormde kerk en de molen, een aantal bijzondere boerderijen op deze rijksmonumentenlijst gezet. Sloop van deze panden was vanaf die tijd in elk geval uitgesloten.

Oud Ezelenhof voor het buiten gebruik stellen als boerderij. Opname omstreeks 1960 (collectie auteur)

De eerste aanpassingen
Vanaf de jaren ‘60 lag bij het opheffen van een boerenbedrijf herbestemming van de boerderij voor de hand. Een nieuwe golf van forensisme, door de toenemende welvaart en het groeiende autobezit, leidde tot aankopen van boerderijen door nieuwe liefhebbers, in het Gooi maar ook in veel andere plaatsen in het land. Omdat de Larense boerderij een behoorlijke lengte had, lag opsplitsing van de boerderijen en aanpassingen van de stalgedeelten voor de hand. Een boerderij als ‘Oud-Ezelenhof’ aan het Oosterend bijvoorbeeld werd zo verbouwd tot drie woningen. (17) Opvallend bij deze boerderij is dat de deeldeuren, nu een onaantastbaar karakteristiek element van elke Larense boerderij, daarbij verdwenen.

De Knipscheer, De dichte gepotdekselde achtergevel veranderde in een voorgevel aan de kant van de straat. Ook werden dakkapellen toegevoegd. Kaart omstreeks 1975 (collectie auteur)

De gepotdekselde houten achtergevel van deze, maar ook veel andere boerderijen werd aangetast door nieuwe voorgevels met entrees en vensters. Het gesloten karakter van de deel verdween in veel gevallen. Rieten dakkapellen werden toegestaan om bewoning op zolder mogelijk te maken. Ondanks alle goede bedoelingen eiste het hergebruik ingrepen in het gebouw die het uiterlijk van de boerderij voor het eerst echt veranderden. Dat de erven van de boerderijen mee veranderden moge duidelijk zijn. Het meest duidelijk is dit misschien nog wel te zien bij de boerderij ‘De Knipscheer’ aan het Krommepad 3-5, die hiermee twee voorgevels heeft gekregen.

Behalve de aanpassingen ten behoeve van de nieuwe bestemming moest er in bijna alle gevallen ingrijpend worden gerestaureerd. De vooroorlogse hoeders van de schoonheid maakten gewag van die schoonheid, maar ook van de slechte woonomstandigheden van de Larense boeren. In hun ogen gingen beiden samen, al was het ook toen al duidelijk dat deze omstandigheden niet waren te handhaven. (18) Ingrijpende restauraties bij boerderijen waren dus noodzakelijk. Dat daarbij werd teruggegaan naar een toestand die in veel gevallen beter en mooier was dan ooit tevoren wordt helaas nog steeds als een ‘fait accompli’ beschouwd. (19)

Boerderij Sint Janstraat 37 tijdens de restauratie, 1958 (collectie HKL)

Als voorbeeld van zo’n ingrijpende restauratie, overigens net voor de invoering van de Monumentenwet, kan boerderij ‘De Lijndebleuseum’ (Sint Janstraat 37) worden genoemd. Deze boerderij was in 1957 buiten gebruik gesteld en werd gekocht door de Larense rietdekker De Boer. Nog steeds levert de boerderij een onvervangbare bijdrage aan het dorpsbeeld rond ‘de kleine Brink’, al is bijna elk onderdeel van de boerderij vervangen. De ingrijpende restauratie vond plaats in 1958. Het herstel kwam neer op de sloop van 90% van het gebouw. De buitengevels werden opgetrokken met de afgebikte stenen, afkomstig uit de oude gevels. De boerderij kreeg deels een andere indeling, waarbij nieuwe materialen werden gebruikt. Ondanks de voor die tijd wellicht zorgvuldige herbouw is de bouwhistorische waarde van de boerderij hierbij tot een minimum gereduceerd. De waarden liggen gelukkig deels op foto’s, gemaakt door de mede-organisator van Het jaar van de boerderij, de Stichting Historisch Boerderij Onderzoek (SHBO), waarmee de oorspronkelijke toestand van de boerderij is gedocumenteerd. Uit de foto’s blijkt bijvoorbeeld dat de boerderij voor de sloop een gepleisterde witte voorgevel had en in de achtergevel twee stalvensters zaten. Uit een opmetingstekening is de oude bintconstructie te herleiden, net als de aanwezigheid van de functie van de stalruimten op de deel, de plek van de wasplaats en de haard. Al deze gegevens zijn vastgelegd in een plattegrond. Hoewel het pand er nog staat is de aanleiding van de documentatie wrang en even actueel als nu op veel plekken op het platteland: een met afbraak bedreigde boerderij, thans buiten gebruik gesteld. Voormalig eigenaar van de boerderij, de heer De Boer, vertelde in januari 2002 aan de auteur zijn verhaal over de bouwval die hij kocht. Zonder subsidie, de lijst was immers nog niet vastgesteld, heeft hij de boerderij gerestaureerd. De Stichting Historisch Boerderij Onderzoek was kennelijk op de hoogte van het voornemen tot deze ingrijpende restauratie, gezien de uitgebreide fotodocumentatie voorafgaand aan die ingreep.

Restauratie-opvattingen en methoden…
Dat de restauratie van ‘De Lijndebleuseum’ zo ingrijpend was lijkt misschien te hebben gelegen in het ontbreken van wet- en regelgeving, maar dat is niet helemaal het geval. Ook na de invoering van de Monumentenwet verdween een groot deel van de oorspronkelijke bouwkundige waarden van de oude boerderijen- en arbeiderswoningen. Het behoud van rijksmonumenten vergde ingrijpende maatregelen. De restauratiemethode van sloop en nieuwbouw met afgebikte stenen werd in vele regio’s van Nederland als acceptabel gezien. Daarbij komt dat door ‘restauratiearchitecten’ zelfs compleet nieuwe inrichtingen, vensters en deuren werden ontworpen. Muren werden verzet als het zo uitkwam, kortom een nieuwe vorm van historisch bouwen was geïntroduceerd en geaccepteerd.

Slechts door een enkeling werd in de jaren ‘70 en ‘80 van de vorige eeuw gewezen op de sluipende aantasting door onoordeelkundig restaureren. Terwijl de restauratietechniekenen methoden zich ontwikkelden verdween sluipenderwijs de betrokkenheid en het toezicht op restauraties door de overheid. De kennis over de oude bouwkunst was beperkt tot enkele personen, er wordt nog minder over gepubliceerd. In Laren kunnen we bogen op een vroege inventarisatie van gemeentelijke monumenten. Architect Gé van der Pol publiceerde in 1982 een boek onder de veelzeggende titel “Laren rijk aan monumenten”. Het boek zou keer op keer worden herdrukt (20). De korte maar krachtige beschrijvingen onthullen zijn soms nietsontziende kritiek.

Kerklaan Collectie: Auteur

Het oorspronkelijke doel van de inventarisatie, namelijk het instellen van een eigen gemeentelijke monumentenlijst, zou nog tot midden jaren ‘90 op zich laten wachten. In de periode tussen het verschijnen van de inventarisatie en de instelling van de monumentenlijst werden verschillende boerderijen gesloopt. (21)

De voor Laren relatief korte lijst van gemeentelijke monumenten bevat thans een aantal boerderijen, maar zeker niet alle. Zelfs bij de herijking die anno 2003 gestalte zal krijgen, kunnen niet alle agrarische relicten in het dorp worden veiliggesteld. Door de aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht lijkt – althans voor het centrum – het behoud van tenminste de agrarische karakteristiek te kunnen worden verzekerd.

Om de juiste waarden te behouden is grondige kennis nodig van niet alleen het materiële maar ook het immateriële, het hoe en waarom van de boerderij. Ook die kennis is bij steeds minder inwoners van Laren nog aanwezig. En dat terwijl het op een juiste manier bewonen van een oude boerderij, dat wil zeggen het omgaan met de ruimten, met de bouwkundige restanten en met de sfeer van het gebouw dat wel vereist. (22) Als alle oud-boeren uit het dorp zijn overleden resten alleen nog oude foto’s, bouwkundige analyses en een paar artikelen. En met het verdwijnen van deze actieve kennis zullen boerderijen in het dorp nog ingrijpender veranderen.

Kerklaan Collectie: Auteur

Besluit
Naast de meest recente stappen tot behoud van het bouwkundige erfgoed is er dus sprake van een grote sluipende dreiging. De waardering voor de landelijke bouwkunst lijkt, mede getuige een activiteit als het Jaar van de Boerderij, enorm toegenomen. (23) Ook Polak lijkt postuum op een grote aanhang te kunnen rekenen. Alleen is het bij nieuwbouw nu niet de kwaliteit van Hamdorff en de zijnen, maar getuigen ‘boerderettes’ nu van ‘het landelijk bouwen’.

In de oppervlakkigheid van de waardering schuilt anno 2003 het grote gevaar. En deze oppervlakkigheid leidt in Laren misschien tot de volledige disneyficering van het dorp. (24) Als we niet oppassen verdwijnen de komende decennia alle bouwkundige waarden van de herbestemde boerderijen. Het bouwkundige deel van de boerderij bestaat immers uit niets meer dan vier muren, een bintconstructie en een rieten dak. Onoordeelkundig behoud en aanpassing aan nieuwe functies eisen, zoals we hebben gezien, telkenmale hun tol. Wie weet nu nog een zestiende’ zeventiende- of achttiende eeuwse boerderij in het dorp te staan met de oorspronkelijke fysieke kenmerken?

Zijtak, collectie: Auteur

Inmiddels is het leven in een kunstmatig landschap door het verdwijnen van boeren en kunstenaars eigenlijk al een feit. Net als in Batavia Stad en de historische binnenstad van Amsterdam tellen in Laren de vierkante meters en is de rest meerwaarde, die van invloed is op het soort en uiteraard het aantal bezoekers. (25) Het leven in decor is het best te voelen in het themarestaurant ‘Mauve’. De boerderij, die er mooier bij staat dan ooit, staat helemaal in het teken van het Larense leven van vroeger, waarbij bij bezoekers de indruk wordt gewekt dat het gaat om een authentiek oud restaurant.

Zevenend 6-8. Deze boerderij werd enkele jaren zo ingrijpend hersteld dat al het oude muurwerk en kozijnen onherstelbaar zijn vernield. Het resultaat is voor velen ‘mooier dan ooit’. collectie: Auteur

Het Kroegje 1902

Op zich is het natuurlijk prima dat er door middel van een restaurant als ‘Mauve’ aandacht is voor Laren als boeren- en kunstenaarsdorp. Jan Hamdorff deed door de aankleding van zijn ‘Kroegje’ een eeuw geleden in feite natuurlijk niets anders. Toch is het niet een pand als Mauve, noch de herbouwde deel van ‘De Lindenhoeve’ die nu de werkelijke (bouw)historische waarde van het dorp vertegenwoordigt. Een boerderij als ‘Bij den Toren’ (Naarderstraat 3) vertegenwoordigt die in bijna alle opzichten nog wel. Om dat te waarderen en werkelijk te zien moet je door het vuil op de nog niet gezandstraalde gevel heenkijken, en de neo-antieke koopwaar in het voormalige stalgedeelte negeren.

Varia
Karel Loeff (1969) is werkzaam als zelfstandig architectuurhistoricus. Hij is auteur van Het Monumentenboek (Zwolle 2002) en medeauteur van Huizen. Boeren, Vissers, Bouwers (Almere 2002). Daarnaast verricht hij onderzoek en is hij actief op het gebied van educatie over erfgoed. In zijn vrije tijd is hij onder meer voorzitter van de Stichting Historische Kring Laren.

Torenlaan 33, collectie: Auteur
Zevenend 6-8. De kant van de Zevenenderdrift (collectie auteur)

Noten:

  1. Bijna alle Historische Verenigingen in Nederland houden dit jaar lezingen over boerderijen. Meestal, zo weet ik uit ervaring, staan daarbij de bewoners vooral centraal. Oudere inwoners kunnen feilloos de namen en bijnamen opnoemen van de desbetreffende agrariërs, terwijl de kreet ‘zo ging dat vroeger’ bij aspecten als het melken, hooien en karnen niet van de lucht is.
  2. De auteur van dit artikel was enkele jaren geleden betrokken bij een grootscheeps onderzoek in het Reestdal naar het karakter van de bebouwing op de grens tussen Overijssel en Drenthe. Achtergrond van de onderzoeken was om de karakteristiek bekend te maken bij de inwoners van het gebied, om zo de kwaliteit ervan te handhaven. Zie: M.A.W. Gerding (red.) Over de Reest. De gebouwde cultuur van het Reestdal. Van ingetogen naar zelfbewust, Zwolle 2002.
  3. Reden voor bijvoorbeeld het bureau Monumenten & Archeologie Amsterdam om een inventarisatie uit te laten voeren naar bestaande boerderijen in het landelijk gebied.
  4. Wie de laatste boer was hangt af van de definitie, want tot enkele jaren terug waren er nog mensen in het dorp die uit hobby na hun pensionering nog koeien hielden.
  5. Leo Janssen, ‘Bos van Wolterinck’ omarmt Marcel’s droom in Laren, in Laarder Courant De Bel, 30 januari 2003.
  6. In het genoemde geval van Wolterinck verdween één van de laatste boomgaard restanten in het dorp, van ouds behorend bij boerderij Zevenend 6-8.
  7. Brief van R.N. Roland Holst aan A. Derkinderen, 18 februari 1901, geciteerd in: Bianca Sprenger, ‘De Heidreef: uitdrukking van een deugdzame levensstijl’, in:Kunstlicht 17, 1996, 47-51
  8. De inhoud van dit boek uit 1912 vraagt zeker nog om een grondiger analyse dan de vele citaten in secundaire literatuur.
  9. De achtergronden worden uitvoerig beschreven in een herdenkingsuitgave: Henri Polak, Laren in ‘t Gooi, de schoonheid van het oude dorp en hetgeen gedaan werd om deze te behouden en te hernieuwen. Uitgegeven door het gemeentebestuur van laren (NH) ter herinnering van het 12,5 jarig bestaan der eerste ‘welstandsbepaling’ in ons land, 1925. Amsterdam volgde het Larense voorbeeld overigens in 1914.
  10. Zie onder andere M. Estourgie-Beijer, Wouter Hamdorff, architect 1890-1965, Laren 1989.
  11. Daarnaast wilde hij, bijvoorbeeld door de schepping van mooie nieuwe gebouwen, de onderklasse die hij vertegenwoordigde op een hoger plan brengen en iets meegeven van zijn idee dat de kwaliteit van het leven wordt vergroot door mooie dingen.
  12. Kenmerkend is dat de ontwerpen van architect Gerrit Rietveld, een sterk pleitbezorger van een nieuwe architectuur, in Laren keer op keer door de commissie werd geweigerd.
  13. In 2002 gebeurde iets soortgelijks: de gemeente bracht een bod uit op het terrein van het voormalige autobedrijf Van Amersfoort om zo de planvorming te beïnvloeden en een oude woning aan de Brink te behouden. Het bod bleek echter te laag ….
  14. Louis de Boer, Karel Loeff, De Lindenhoeve. Een Larense boerderij met historie, Laren 1998
  15. Een uitzondering hierop is de boerderij van de firma Schenk aan het Zevenend, waarvoor begin jaren ‘90 door de gemeenteraad f 100.000 werd uitgetrokken om het pand, en met name de voorgevel, te behouden.
  16. Het woonhuis van de buiten bedrijf geraakte Lindenhoeve werd verhuurd en de deel gebruikt voor opslag van de bogen voor de Sint Jansprocessie. Na jarenlange leegstand en verval werd de deel van de boerderij in 2002 heropend als Historisch Centrum Laren.
  17. De ligging evenwijdig aan de weg maakte deze opsplitsing in drie wooneenheden eenvoudig te realiseren.
  18. De ansichtkaartenserie ‘De Oude Gooische Woning’ van J. Briedé laat deze schilderachtigheid zien, net als de slechte toestand van de huizen.
  19. Pas in de tachtiger jaren van de twintigste eeuw zou de ‘faded palazzo-look’ in de mode raken en, getuige de minimale aanpassingen aan de binnenmuren van café Het Bonte Paard in 2002, gelukkig voor het eerst ook in Laren erkend worden.
  20. W.G.M. Cerutti, G. van der Pol, Laren Rijk aan Monumenten, Laren 1982.
  21. Grote commotie gaf bijvoorbeeld de sloop van de boerderij Zijtak 39-41, door Van der Pol gekwalificeerd als beeldbepalend pand.
  22. In dit kader is een bezoek aan een van onze Openluchtmusea een goed idee. Op bijna geen enkele plek is de eenvoud van boerderijen en erven zo treffend gereconstrueerd.
  23. Zie voor een uiterst leesbare historie van dit fenomeen lleen Montijn, Naar Buiten! Het verlangen naar landelijkheid in de negentiende en twintigste eeuw, Nijmegen 2002.
  24. In Brabant, zo blijkt uit een recente studie, leidt dit tot de ‘musealisering van het platteland’. (Gerard Rooijakkers e.a., De historie van een Brabants boerenhuis, Nijmegen 2002)
  25. Zie Tracy Metz in Pret!, Leisure en landschap, Rotterdam 2002, waarin een beeld wordt geschetst van deze ontwikkelingen.
Bron: boek “het leven van Tijmen en Antje”. Auteur Theo Hoogeboom