Vroedvrouwen in Laren [in 3 delen]

Vroedvrouwen in Laren [in 3 delen]

Dit kerstnummer geeft ons de gelegenheid om ons te bezinnen op de geboorte. Door toeval kwam ik op het spoor van een van de eerste door de gemeente Laren aangestelde verloskundige. Ik heb het verhaal verder aangevuld met hoe het vroeger was, wat betreft de kraamzorg en de gezondheidszorg in zijn algemeen, gebruiken, bakerpraatjes en alles wat daar mee samenhangt. Mocht u aanvullingen op dit artikel hebben, want historie maken we samen, neemt u dan contact op!

Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 118 [2011-4]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.

Gerda Meulenkamp

Korte geschiedenis van Nederlandse vroedvrouw en baring
Vroedvrouwen waren jarenlang ongeschoolde vrouwen, zij verkregen de noodzakelijke kennis en ervaring door de praktijk. Naast het begeleiden van bevallingen namen zij ook nevenfuncties aan, zoals het in huis nemen van zwangere vrouwen en het bakeren van zuigelingen. Door het begeleiden van bevallingen kwamen vroedvrouwen bij dag, maar meer nog bij nacht en ontij, in de huizen van alle mogelijke bevolkingsgroepen. Dit waren in veel gevallen donkere, slecht verlichte en geventileerde ruimten, vaak onder onhygiënische omstandigheden. Daarom gaven vroedvrouwen ook adviezen over hygiëne en algemene gezondheid. Tevens had zij als taak bij de geboorte van een buitenechtelijk kind de naam van de vader op te vragen en daarvan verslag te doen bij de overheid. Tenslotte moest zij (mede) de opleiding van aspirant-vroedvrouwen verzorgen.

Tijdens de bevalling zat de barende op een baarstoel, of op een matras in de bedstede. Omdat een bedstede aan drie zijden gesloten is, was er weinig ruimte voor omstanders. Als dit een probleem opleverde werd er ook wel eens een aantal stoelen met de rug op de grond gezet om daarop het matras te plaatsen, dit werd een ‘kortbed’ genoemd. In sommige gevallen ging een barende op de schoot zitten van een vrouw, de ‘schootster’. 

De plaats van de bevalling werd bepaald door de financiële gesteldheid van de familie. Armen bevielen in gasthuizen, waar het sterftecijfer enorm was door kraamvrouwenkoorts. Dit was tot eind 19e eeuw een zeer gevreesde complicatie, pas na het verbeteren van hygiëne en voorzieningen daalde het sterftecijfer. In hogere kringen was het gebruikelijk om thuis te bevallen en verzorgd te worden. Er kwamen soms zelfs vrouwen in dienst van het gezin (minnen genoemd) om de baby borstvoeding te geven. 

Vroedvrouwen hadden twee mogelijkheden voor het uitoefenen van hun vak: vrij gevestigd of door de overheid in loondienst worden aangesteld. Zij werden lid van het chirurgijngilde en waren daardoor – als vrouw – de meest geëmancipeerde beroepsgroep! Het niveau van verloskundigen onderling in Nederland verschilde erg. Zo bezat Groningen in de 17e eeuw al een vroedvrouwenschool, Amsterdam daarentegen opende pas in september 1861 de Rijkskweekschool voor vroedvrouwen. Studenten werden daar in twee jaar op kosten van het Rijk opgeleid, om praktijkervaring op te doen had de school vanaf 1883 de beschikking over een eigen model-kraamkamer waar jaarlijks ruim 100 bevallingen plaatsvonden. Aan het eind van de 19e eeuw verenigden vroedvrouwen zich in wat later de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV) zou heten, om zich vanaf dat moment gezamenlijk sterk te maken voor hun positie en hun bevoegdheden. Tevens werd de opleiding verlengt en verbeterd. En met succes. De eigen beroepsverantwoordelijkheid en de bevoegdheden van de verloskundige werden steeds verder uitgebreid. 


Grietje Sluijs [1]

Het verhaal van Grietje Sluijs werd aangegeven door Margret Haring-Verburgt, woonachtig in Steenwijkerwold. 

De eerste, mogelijk de tweede, door de gemeente Laren aangestelde vroedvrouw werd geboren als Grietje Sluijs in Andijk op 24 juni 1878. Na haar opleiding als verloskundige aan de Rotterdamse Vroedvrouwenschool, solliciteerde zij 24 september 1902 in Laren en werd daar ook aangenomen (zie sollicitatiebrief). Zij was Protestant, dus dat was voor het hoofdzakelijke Katholieke Laren heel wat!

Zij ging tijdelijk op kamers wonen. Deed haar werk voor 50% voor de gemeente voor de wevers en de bewoners van het woonwagenkamp aan de Eemnesserweg, hoek Gooyergracht en voor 50% was zij zelfstandig en zij hielp o.a bij de geboorte van de kinderen van de schilders Anton Mauve en van Rees en nog bij vele anderen. Op een dag ontmoette zij aannemer Arie Haring. Hij woonde op kamers in de boerderij van Meep Smit bij de Kei (nu de Knipscheer). Zij vonden elkaar aardig, werden verliefd en trouwden 25 augustus 1905 in Andijk, de geboorteplaats van Grietje. Arie Haring bouwde hun eerste huis (zie foto) op de hoek van de Lingenskamp en het Zandgat Grietje bleef, ook toen ze getrouwd was, haar beroep uitoefenen. Ze kreeg 6 kinderen en haar man bouwde daarom een nieuw huis, dat ruimer was en geschikter voor een gezin met zes kinderen (nu Mauvezand 4). Ze werd een bekend figuur in Laren, gekleed als zij was in de winter in haar zwarte cape om regen, sneeuw en kou te trotseren, waaronder ze haar dokters­valies droeg en haar handen verborgen bleven. In de valies zaten de noodzakelijke hulpmiddelen voor de bevalling en geboorte waaronder de toeter om te luisteren naar de hartslag van het kindje of de moeder en de stethoscoop. Ze deed alles lopend. Menig Larens gezin kreeg vroeg of laat met haar of de dorpsdokter (veel later, de bekende dokter Holtmann) te maken. De zorg voor moeder en kind was toen nog hoofdzakelijk het helpen bij de bevalling. De preventie stond nog helemaal in de kinderschoenen. De geloofsgezindheid speelde destijds nog een hele grote rol bij de keuze van vroedvrouw en huisarts. Er waren toen nog veel arme gezinnen in Laren.

Arie bouwde een houten kerkje aan de Kerklaan en schonk het aan de kleine Gereformeerde Gemeenschap (noot: Later is het gebouwtje afgebroken en werd er een nieuw stenen gebouw neergezet). Grietje heeft tot ver in Wereldoorlog II haar beroep uitgeoefend en toen zij na 42 jaar stopte en van een welverdiende rust genoot, bleef ze desgevraagd de familie en vrienden nog bijstaan bij de bevallingen. Ook hield zij lezingen aan de Vroedvrouwenschool in Amsterdam. Zij bleef de rest van haar leven ook altijd nog de vakliteratuur lezen. Ze was een warm en sociaalvoelende vrouw. Toen haar zoon Jan Nanne Haring werd geboren in 1911 en in 1940 ging trouwen met Ina Veenema, kwamen hij en zijn vrouw bij zijn ouders inwonen. Het huis was immers groot genoeg! Toen er kinderen kwamen gingen Arie en Grietje boven wonen. Natuurlijk hielp Grietje zo veel ze kon bij de geboorten van haar kleinkinderen.
Nadat Arie stierf in 1953 is ze ook nog behulpzaam geweest bij de geboorten van de kinderen van haar kleinzoon Mario, die getrouwd was met Magret Verburgt uit Soest. Ze was altijd even opgewekt en blijmoedig. Zij stierf na een gelukkig en werkzaam leven in 1969. Zij werd begraven op de Algemene Begraafplaats in Laren en bijgezet bij haar man Arie.

Protestants-Christelijke School­vereniging.: bovenste rij vlnr: Jo Jansen, Chris Keuker, Jan Haring, Piet Drost, Herman v Wijk, August v Wilgenburg, Klaas Keijer, Kees Jansen en Jaap Reuter. Tweede rij: kwekeling, Elia en Clara Reuter, Maartje de Vos, Henny Volkers, Riek Keuker, Bep van Wijk, Joke Keuker, Aafke Haring en meester Ten Have. Zittend 3e rij: onderwijzeres Van Kampen, Zwaantje v Wijk, Bep Symons, Sietske Wijngaarden, Corry Haring, Zus Keuker, Aafke Lamme en Marie Drost. Zittend 2e rij: Egbert v Wijk, Joop de Vos, Evert Volkers, Karel Symons, Wim en Andries Kreuze, Johan v Wilgenburg en Jan van Wijk. Voorste rij: Roelof v Wilgenburg, Arend de Vos, Maarten Haring, Wim Keuker, Chris Symons en Cor v Wijk.

Dokter Holtmann [2]

Dokter Hermann Holtmann, tijd en dorpsgenoot van Grietje Sluijs. Menigmaal zullen hun wegen zich gekruist hebben!

In 1914 kwam er een jonge dokter vanuit Groningen naar Laren en daar ook begint het verhaal van zijn leven! Wat er aan vooraf ging: zijn ouders kwamen uit Wertle in Duitsland, waar Hermann Theodor Rudolf werd geboren op 11-09-1885. Zij vestigden zich in Groningen en namen al spoedig de Nederlandse nationaliteit aan. Vooralsnog wilden zijn ouders dat hij ingenieur moest worden en stuurde hem naar een gymnasium in Roermond. Maar na enige tijd kregen ze het advies hem voor arts te laten studeren en zo kwam het dat de jonge Holtmann na het behalen van zijn gymnasiumdiploma zich inschreef als medisch student aan de faculteit in Groningen. Hij slaagde cum laude voor zijn artsdiploma, waarna hij nog twee jaar verder studeerde aan de Vrouwenkliniek, ook in de stad. Maar hoe kwam die knappe dokter uit het hoge Noorden nu in Laren terecht? Dat kwam zo: zijn broer Theodor B. Holtmann was kapelaan in Blaricum, voordat hij later deken werd in Leeuwarden. Hij vernam in Blaricum dat men in Laren zat te springen om een Rooms Katholieke arts. Op advies van zijn broer vestigde de jonge dokter zich dus in Laren. Hij maakte zich heel erg geliefd en onmisbaar bij zijn patiënten. Hij had een onorthodoxe manier om zijn beroep uit te oefenen. Hij was ook vooral een weldoener voor de arme patiënten. Hij deed zijn medisch werk zonder aanzien des persoons. In het Laren van toen was nog een grote scheiding tussen de R.K. meerderheid en de Protestantse minderheid. Maar daar had de jonge dokter geen boodschap aan. Hij was er om te genezen! Dat deed hij zo goed als mogelijk was. In 1916 trouwde hij met de schrijfster Agatha Louise Ursula Charlotte Haan. Ze kregen een zoon, Theodor genoemd, naar zijn oom, de deken. In 1918 werd Nederland getroffen door de Spaanse Griep, die heel Europa teisterde en vele levens kostten. Hoofdzakelijk mensen tussen de twintig en veertig jaar. In Laren stierven er 18 mensen. Het was een moeilijke tijd voor de nog jonge arts.

Hermann Holtmann was er al jong van overtuigd, dat hygiëne bij de bevalling en niet alleen bij de bevalling een grote rol moest spelen. Hij hamerde er ook op dat handen wassen met desinfecterende zeep heel belangrijk was. Hij onderzocht ook de vrouwen al vóór dat zij moesten bevallen, want in de kleine wevershuisjes van toen viel dat niet altijd mee. Het verhaal gaat in Laren, dat als hij bij een bevalling werd geroepen, die nogal gecompliceerd was en lang duurde, hij wel eens tegen de barende zei: ”vrouw, schuif eens een stukje op”, en er naast ging liggen en een tukje deed tot het tijdstip van de bevalling naderde.

Hij woonde in het grote witte huis bij de Molen. Hij had er ook een kleine apotheek aan huis. Ik ben er wel eens een paar keer geweest. Hij kwam ook bij ons thuis. Een keer tijdens het laatste oorlogsjaar. Ik was nog heel klein en had een verschrikkelijk abces onder mijn kin. Ik moest op de bank liggen en hij pakte een mes, ging het in een vlammetje steriliseren. Mijn moeder en oudste zus moesten mij vasthouden en een bakje onder mijn kin houden. Voor ik het besefte, was het al gebeurd. Veel jodium, een hechting en een pleister, later kreeg ik een kaakje, dat was heel wat toen, mijn zusjes hadden dit ook wel gewild, want er was niet veel in die tijd. Ik kreeg nog een aai over mijn hoofd van de dokter en weg was hij weer. En uit overlevering: Als een gezin geen geld had om de dokter te betalen zei hij vaak: “laat maar zitten vrouw, zorg maar voor versterkende middelen!” Als een jonge vrouw met klachten bij hem kwam, en hij haar onderzocht, zei hij als ze weer vertrok “Je moet maar trouwen en kinderen krijgen, dan gaan de klachten wel over”. Hij zorgde er ook voor dat net na de oorlog de bleekneusjes uit Laren, waaronder mijn zus, naar een vakantiekolonie konden gaan om aan te sterken. 

Dokter Holtmann stierf op 10 juli 1957. Zijn begrafenis werd druk bezocht en menig patiënt, oud patiënt en belangstellenden veegden stiekem een traantje weg. Zijn zoon Theodor bleef in het huis wonen, want zijn moeder was al gestorven in 1951. Na de dood van Theodor stond het huis enkele jaren leeg. Toen werd het verkocht en verbouwd. Tijdens de verbouwing vonden bouwvakkers nog een schuilplaats, waar in de oorlog enkele onderduikers verscholen hadden gezeten! Het was een bijzonder mens!

Dat brengt me, naar de derde persoon, die in dit rijtje zeker niet mag ontbreken:


Zuster Roest [3]

Geertruida Francisca Roest, roepnaam Truus, bekend onder de naam Zuster Roest. Ze werd geboren op 16 juni 1913. Haar vader was Jan Roest eigenaar van het Café het Bonte Paard en haar moeder heette Wilhelmina Bakker.

Van haar kinderjaren is niet zoveel bekend. Wel bekend is dat zij in 1947 slaagde aan de Vroedvrouwenschool te Heerlen en vanaf dat moment officieel werkzaam was in Laren als verloskundige. Zij heeft een paar duizend Laarders op de wereld gezet. Was geliefd bij de inwoners van Laren. Ze was een warmen sociale vrouw en ze kon heel doortastend zijn als dit nodig was. Ook bij geboorte van mijn twee kinderen heeft zij geholpen. Mijn zoon moest echter in het ziekenhuis geboren worden, wegens complicaties. (Dit was nog het St. Jansziekenhuis in Laren) Hij werd op 1 januari 1968 om 03.00 uur onder luid klokgelui geboren. Ondanks dat het ziekenhuis bijna naast de kerk stond en er veel lawaai was van het vuurwerk bleef zuster Roest kalm en onverstoorbaar haar werk doen. Alles was verder goed. Tegelijkertijd werd er nog een zoon geboren bij iemand die ik goed kende. De jongens zijn later bevriend geworden. Waarom die nacht de kerkklokken zo luidden? Een groepje dorpelingen hadden zich in een baldadige bui na 12.00 uur in de kerktoren verschanst en zichzelf ingesloten en hadden het mechanisme van de kerkklokken in werking gezet. Het kostte nog veel overredingskracht en gepraat aan de gesloten deur in de toren, (mobieltjes waren er toen nog niet!) door de koster en andere mensen toen pas na lange tijd en na veel telefoontjes vanuit de omgeving naar de pastorie en politiebureau de klokken tot stilstand kwamen.

Ook zuster Roest moest menigmaal onder moeilijke omstandigheden haar werk doen. Eerst op de fiets door weer en wind en later met de auto, al was dit toch al veel comfortabeler dan dat Grietje Sluijs moest werken. Ze vertelde wel dat ze eens bij een bevalling moest zijn in een salonwagen van een werknemer, die achter het bedrijf van Hogenbirk stond aan de Slangenweg en dat ze op haar knieën de vrouw moest helpen bij de bevalling, of de keer dat ze in een tent bij Heidebloem, bij Bluk een bevalling moest doen, dat was toch wel heel primitief !

Tot ongeveer 1987 hield zij praktijk aan het huis, waar zij ook woonde, achter het Café. Daarna kon zij van een welverdiende rust gaan genieten. Zij stierf 15 juni 2003 en is op het St. Janskerkhof begraven


Tot slot: de oorlogsjaren

Omdat ik nog van lezers van het Historische Kringblad wat mondelinge aanvullingen kreeg op dit artikel, wil ik een apart stukje wijden aan de oorlogsjaren: Behalve de eerder genoemde Grietje Sluijs en Dokter Holtmann, waren in de oorlog ook nog werkzaam: dokter Gribbeling uit Blaricum, zuster Kuijer en zuster Plekkepoel als wijk en kraamverpleegster. Dokter Gribbeling was een kundig man. Toen in 1944 bij Mevrouw Langendorff, die aan het Mauvezand woonde, zich een geboorte aankondigde en er complicaties dreigde, moest de heer Langendorff van dokter Gribbbeling met zijn vrouw ingepakt in een deken op de bakfiets naar het St. Jansziekenhuis fietsen. Daar werd in de loop van de dag of een dag later, dat vermeldt de geschiedenis niet, wel, dat er een gezonde zoon werd geboren op 25 mei. Dezelfde dokter Gribbeling kwam op een dag binnenstormen bij dezelfde familie Langendorff nadat er een bom was ingeslagen in een villa, vlakbij het Grenslaantje, die bewoond werd, onder andere door de staf van het Duitse leger. Hij rende naar boven naar de linnenkast, onderwijl uitroepend, dat hij schone lakens moest hebben, dat er mensen gewond waren geraakt. Hij rende met de lakens naar de gebombardeerde villa om zijn plicht als dokter te vervullen. Ook zonder aanziens des persoons. Hoeveel gewonden er toen waren was niet bekend, de betreffende villa, werd later afgebroken.

Bronnen: internet, overlevering en getuigenissen


Hansje-in-den-kelder
In de 17e eeuw was het in de hogere kringen gebruikelijk om kennis te geven van een zwangerschap, door middel van ‘Hansje-in-den-kelder’. Het ritueel was dat de (schoon-) ouders werden uitgenodigd, en er een Hanzebeker op tafel werd gezet. Terwijl iedereen doodstil zat te wachten, werd er speciale likeur ingeschonken. Als het glas vol was dan kwam er een klein drijvertje naar boven in de vorm van een kindje. Er werd dan geroepen: “Hansje in den kelder”. De likeur werd daarna uit de beker gedronken op een goed verloop van de zwangerschap en bevalling. Tijdens het drinken werd er gezongen: “ Men drinkt, als ‘t komt te pas, kaneelwijn frisch en helder, geluk aan de echtgenoot met Hansje in den Kelder”. Omstreeks 1800 raakte dit gebruik in de vergetelheid, toch is de likeur nog tot op de dag van vandaag te verkrijgbaar bij de speciaalzaken. In het Amsterdams Historisch museum is er nog een Hanzebeker te bewonderen.


Kandeel
Kandeel is een sterke drank voor het kraambezoek. Deze dank bestond uit een mengsel van witte wijn, kruiden, suiker en eidooiers. De kersverse vader droeg een satijnen muts met een pluim (de kraamherenmuts) terwijl hij in de kandeel roerde met een kaneelstok. Daarna deelde hij de kandeel rond in speciale kandeelkommetjes. 


Bakerpraatjes
Dit zijn bijgelovige beweringen over conceptie, zwangerschap en bevalling (niet waar dus!) Zo dacht men het volgende: Als je een baby onder de voetjes kietelt, zal het later gaan stotteren. De plek die de moeder tijdens het eten aanraakt zou de plaats zijn waar de baby later een moedervlek krijgt. Voor iedere keer dat een vrouw niet haar zin krijgt in de zwangerschap krijgt het kind een moedervlek. Bij het drinken van veel koffie krijgt men een kindje met rode haren. Het kijken naar lelijke dingen veroorzaakt een lelijk kindje. Er zijn nog veel meer bakerpraatjes te vinden op www.babybrabbel.org/


Een rode L
Enkele bepalingen voor de armenzorg in het achttiende eeuwse Laren:
– Alle arme kinderen waarvan een of beide ouders nog in leven zijn, moeten bij hun ouders in de kost zijn en mogen niet ten laste van de armenkas bij anderen in de kost zijn.
– De schout en het gerecht moeten beslissen of nieuwe gevallen van armoede door de armenmeesters ondersteund mogen worden.
– Armen moeten een door schout en gerecht vastgesteld teken op hun kleren naaien en dit zichtbaar dragen (een rode L op de rechterschouder).
– Armen mogen geen hond hebben en zij mogen geen sterke drank in kroegen, herbergen of winkels drinken.
– Herbergiers mogen geen jenever, brandewijn, bier of wijn schenken of verkopen aan armen op straffe van zes gulden boete voor de armen.
Bron: ‘ach lieve tijd’


Beschuit met muisjes
Al sinds de 17e eeuw werd kraambezoek getrakteerd op beschuit met muisjes. Muisjes stonden namelijk symbool voor vruchtbaarheid. Bij meisjes roze muisjes, bij jongens witte. Later werden de witte muisjes door blauwe vervangen. Het anijs in de muisjes zou de borstvoeding stimuleren en zou de boze geesten bezweren. 


Pillegift
Een uitgestelde gift, door peetvader of peetmoeder beloofd bij de doop, en pas geschonken als (na een flink aantal maanden of een jaar) bleek dat het kind nog in leven was. Bijvoorbeeld een gouden ketting of hangertje, of familieportretten.