Broederschap – Deel 2

Broederschap – Deel 2

Economische crisis of niet, katholiek Laren groeide en bloeide in de dertiger jaren als nooit tevoren. Kroon op het werk was in 1937 de verheffing tot “Basilica Minor” door de paus van die nieuwe grootse kerk aan de Brink. Voor de Sint Jansprocessie weer twee attributen behorend bij de nieuw verworven status om mee te dragen. Het Tintinnabulum, het versierde wapenschild van de parochie met aan de andere kant de patroonheilige en aan beide zijden de belletjes of ereschellen. Het tweede ereteken is het Conopeum, de parasol met de traditionele pauselijke kleuren, rood en geel. Zo werd de geloofsijver ook zichtbaar beloond met twee eretekens die de pausen overgenomen hadden van de Romeinse keizerlijke hofcultuur. En die ijver zorgde er samen met het economisch herstel aan het eind van de dertiger jaren voor, dat in Laren het Rijke Roomsche Leven volop tot bloei kwam.

Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 128 [2014-2]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.

In 1936 bepaalden de bisschoppen dat iedere verbondenheid met de NSB ongeoorloofd en zondig was.
Toch hangt er een spandoek van NSB sympathisanten op de Van Nispenstraat.

Noud Smelt

Zusters en Broeders van Sint Jan

De toeloop van processiegangers en toekijkende dagjesmensen op altijd 24 juni werd zo groot dat zelfs de grote basiliek te klein was geworden om iedereen te herbergen. Vijf-, zesduizend deelnemers aan de processie en een veelvoud aan toeschouwers, melden de kroniekschrijvers uit die tijd. De Loggia aan de Brinkzijde van de kerk kwam nu goed van pas. Vanaf die Loggia zou de zegen voortaan gegeven worden. Op het plein zouden de duizenden gelovigen en belangstellenden ieder jaar weer tot slot de elf coupletten van het Sint Janslied zingen.

Ondanks de voor Larense verhoudingen enorme mensenmassa die op zo’n Sint Jansdag in het dorp aanwezig was, was het opmerkelijk hoe ogenschijnlijk ongeorganiseerd soepel zo’n dag verliep. Geen uitgebreide protocollen, draaiboeken, vergaderingen en alles wat in onze tijd bij dit soort evenementen hoort. De leden van de Broederschap wisten precies wat er moest gebeuren, wie welke taak had. Wat de bogenbouwers deden, waar de pastoor voor zorgde en waar je je absoluut niet druk over hoefde te maken. Alles was traditie, doorgegeven van vader op zoon, moeder op dochter. De leerlingen van de R.K. meisjesschool aan de Kerklaan waren bruidje, hun moeders, al dan niet met hulp van hun moeders tantes, zusjes of buurvrouwen, maakten een zo mooi mogelijke bruidjesjurk. De jongens van de broederschool aan de Eemnesserweg die waren uitverkoren om in de processie mee te lopen, waren misdienaar, lid van het zangkoor, welp, kwastendrager van een van de tientallen vaandels of lid van het zangkoor, en anders gingen ze gewoon met vader mee. Officieel was het de ceremoniemeester van de Broederschap, met witte sjerp, die bepaalde wie waar moest lopen. Vrouwen voor, mannen achter de baldakijn, het spirituele hart van de processie, afgewisseld met muziekkorpsen en speciale groepen zoals militairen, religieuzen zoals de zusters Augustinessen van Sint Monica en Larens ‘eigen’ zusters van ziekenhuis en scholen. En al die tijd was het vanzelfsprekend dat de Sint Jansprocessie een z.g. Sacramentsprocessie was. Onder de baldakijn, omgeven door wierokers, kaarsendragers en assisterende priesters, liep de bisschop of zijn plaatsvervanger met de Monstrans waarin de geconsacreerde hostie. Deze baldakijn werd traditiegetrouw gedragen door jonge mannen uit Larense katholieke families, waar deze eretaak ook weer van vader op zoon werd doorgegeven.

Sint Jansprocessie 1936

VERBOD
Na de inval van onze oosterburen in mei 1940 was de tijd kennelijk te kort om al in juni dat jaar de processie te verbieden. Maar het gebruikelijke straatbeeld met erepoorten, vlaggetjes en bloemversieringen werd in dat eerste bezettingsjaar al wel ontsierd door de in hun zwarte pakken gestoken Nederlandse landverraders van de NSB. Gewapend met hun clubblad ‘Volk en Vaderland’ demonstreerden zij hun morele kaliber. In de volgende oorlogsjaren konden zij zich deze moeite besparen omdat hun Duitse broodheren een algemeen processieverbod hadden uitgevaardigd voor de openbare weg. Alleen binnen in de kerk mocht Sint Jan nog gevierd worden. Bovendien wilde de bezetter weten wie er allemaal wel/niet lid waren van de in hun ogen o zo verdachte Broederschap. De bezetter werd op zijn wenken bediend. Het bestuur zorgde voor een inschrijfformulier met daarin als tekst: “Alle parochianen werden verondersteld lid te zijn van de Broederschap… Het bestuur verzoekt U echter nog eens Uwen Namen en adres te willen opgeven opdat allen een bewijs van lidmaatschap worde gezonden”. En dan werd eenieder ook nog verzocht 2,5 cent per maand als contributie te betalen, tenminste als het niet al te bezwaarlijk zou zijn. Ruim vijftig jaar was meeleven en meebetalen aan de processie door de Larense katholieken zonder dit soort van formaliteiten gegaan; het zou in ieder geval tot in de vijftiger jaren zo doorgaan zoals de Duitsers hadden verordonneerd. Na de bevrijdingsfeesten begin mei 1945 was er genoeg tijd en energie om de traditionele Sint Jansviering op 24 juni weer in ere te herstellen. Het Roomsche leven kon naar oud privilege weer voluit in de Larense straten gevierd worden.

Katholieke padvinderij “De Trekvogels” voor meisjes in 1945.
Rechts onder: Ineke van der Schaal en Meta Loeff-Duurland.

VERNIEUWING
In het eerste naoorlogse decennium leek alles bij het oude te blijven. De Broederschap onder leiding van de oudsten uit de vooraanstaande katholieke gezinnen van aannemers, middenstanders, tapijthandelaren en agrariërs zorgden jaar op jaar voor probleemloos en waardig verloop van de tocht naar het oude kerkhof en weer terug. De gebeden en rituelen waren nog steeds dezelfde en dus vertrouwd; menigeen kende de elf coupletten van het Sint Janslied uit het hoofd. De geestelijke bagage die de parochianen zondags vanaf de preekstoel of in het godsdienstonderricht op de RK scholen in het dorp meekregen, was nog steeds op degelijke 19e eeuwse theologie gebaseerde geloofsleer geschoeid. Door de relatief snelle groei van de Larense bevolking tot ruim 14.000 in 1960, waarvan de helft katholiek was, begon Laren toch te veranderen. De basiliek werd te klein. Een nieuwe kerk bij de naoorlogse nieuwbouwbuurten bracht de oplossing. Maar met een nieuwe parochie kwamen er ook nieuwe pastores, relatief jonge kapelaans met nieuwere ideeën. En ook de secularisatie deed zijn intrede in het dorp; er waren steeds meer niet-katholieken in het dorp komen wonen. En ook de entree van de TV in de huiskamers speelde een niet te onderschatten rol. Want ook de Larense katholieken keken en luisterden echt niet alleen naar programma’s van de KRO. Het ‘Bisschoppelijk Mandement’ van 1953 waarin katholieken gemaand werden niet naar de VARA te luisteren, laat staan er lid van te zijn, had weinig effect. Zo drong de buitenwereld, waar al verschillende vernieuwingsbewegingen op gang waren gekomen, door tot in de beschermde Larense binnenwereld.

ONRUST
De belangrijkste impulsen voor vernieuwing en dus verandering kwamen vooral van buiten het dorp. Een nieuwe paus, Johannes XXIII, maakte de wereld duidelijk dat de RK Kerk een bron van liefde in plaats van regels zou moeten zijn. Het door hem bijeen geroepen ‘Tweede Vaticaans Concilie’ zou de startmotor worden van de bevrijding uit oude patronen. Het is niet verwonderlijk dat de jongeren als eersten zich aangesproken voelden voor het “Aggiornamento” van die nieuwe paus. En die jongeren hoorden vooral bij de nieuwe Goede Herder parochie. Maar van ontluikende onrust was in 1956, het jaar waarin herdacht werd dat de processie in haar huidige vorm 150 jaar bestond, nog geen sprake en bleef alles nog bij het oude vertrouwde patroon. Volgens de eigen ledenadministratie van de Broederschap waren er 776 mensen officieel ingeschreven als lid van de Broederschap. Maar de vanzelfsprekendheid om mee te lopen in de processie vervaagde; de groep leerlingen van de katholieke middelbare scholen werd ieder jaar kleiner terwijl hun absolute aantal groeide en de Larense leerlingen van het RK Lyceum in Hilversum er een dag vrij voor kregen. Pas In 1965 kwam er duidelijk merkbaar de nodige onrust en dus beweging in de vredige patronen. Vicaris-Generaal Gerard van Dijk van het bisdom Groningen, geboren en getogen aan de processieweg aan de St. Janstraat en trouw deelnemer aan de processie, ventileerde zijn verbazing en zorg over de traditionele viering. Wat in de familiekring in het ouderlijk huis was begonnen, kreeg weldra een vervolg in een eerste bijeenkomst bij Wim van Dijk van de houtzagerij, vader van een groot gezin, die de signalen van zijn broer de vicaris ter harte nam. Veertien betrokken katholieken kwamen daar samen, o.a. kapelaan Veenhuis, broedermeester Gerard Hofstee en padvinder voorman Theo Bitter. De groep ging voortvarend te werk. Met sfeer en opzet van Pax Christi voettochten, die ook Laren aangedaan hadden, en bijeenkomsten van de zg Pleinbeweging uit den Haag als inspiratiebron, werd het mes gezet in de oude tradities. Versobering, opheffen van de standsverschillen en oneigenlijke groepsvorming binnen de processie. Geen vaandels meer, gezinnen voortaan samen op weg, minder fanfare en folklore en als wezenlijk belangrijkste voorstel het wijzigen van de spirituele opzet van de processie. Op de heenweg naar het kerkhof een bede- en bezinningstocht, dus geen Sacramentsprocessie meer. Dan een Eucharistieviering op het kerkhof waarna op de terugtocht wel het sacrament als centraal punt van de processie mee teruggenomen zou worden. Op 8 december, een dag nadat paus Paulus VI de laatste decreten en besluiten van het Tweede Vaticaans Concilie had getekend en gepubliceerd, kwam de werkgroep naar buiten met hun plannen en ideeën.

OPNIEUW OP WEG
Zo lang het bij plannen bleef, leek er een behoorlijk draagvlak te zijn voor vernieuwing en versobering. Om onnodige onrust te voorkomen werd de nadruk gelegd op geleidelijkheid, het zorgvuldig formuleren van de nieuwe richtlijnen en de rol van de Broederschap als verantwoordelijke organisator, inmiddels bijgestaan door een vernieuwingscommissie. Hierin zaten: de nieuw aangetreden pastoor Solleveld, kapelaans Veenhuis – die het definitieve plan zou gaan schrijven – en Van der Meer van de Goede herder, 6 parochianen uit de 2 parochies en 7 leden van de Broederschap. In maart 1966 werden de definitieve plannen op schrift gezet en verspreid met het verzoek erop te reageren. Die reacties waren in meerderheid positief, maar niet uit de hoek van de Broedermeesters. De daar al langer sluimerende onvrede kwam nu naar buiten. Hoofdbroedermeester A.B. Majoor, in het dorp beter bekend als ‘de moker’, had al eerder laten weten dat uiteindelijk de Broederschap zou beslissen wat er moest gebeuren. En die Broederschap liet steeds maar niets gebeuren. Dus nam nu pastoor Solleveld zelf het initiatief. Op 15 mei, nog geen 6 weken voordat de processie weer zou uittrekken, vertelde hij vanaf zijn preekstoel in de zondagsmissen wat er zou gaan gebeuren en dat was nagenoeg identiek met de oorspronkelijke versoberingsplannen. De pastoor had het opgegeven om hierover nog verder met de Broederschap te overleggen. Ook voor hen waren zijn ‘dienstmededelingen’ dus een complete verrassing. De reactie was redelijk voorspelbaar. Onder aanvoering van hoofd Broedermeester Majoor leverden 10 van de 17 Broedermeesters hun sjerp in. De organisatie van de processie kwam in de komende jaren in handen van een ‘Algemene Commissie Sint Jansprocessie’. Ook hen ging het om het behoud van de processie in een vorm en met een spiritualiteit die voor katholieken en medechristenen van de 2e helft van de 20e eeuw zinvol en inspirerend kon zijn. Want ook niet katholieke christenen waren in die jaren van oecumene en ‘samen op weg gaan’ in het vizier gekomen. Ook die goede bedoelingen werden al gauw in de kiem gesmoord. Traditionele katholieken, gesteund door de protesten van de conservatief ingestelde o.a. Gooise clerus maakten al in 1968 een voortijdig einde aan de hervormingsplannen. In een klimaat van verdachtmakingen en beschuldigingen werd veel oude traditie weer hersteld. Op heen- en terugweg was de St. Jansprocessie weer een Sacramentsprocessie. Maar voor hoe lang?

Bet v. Jan v. Lijsie, Marie v. Hein de Boer, Meinsie Puyk v.d. Veer,
Meinsie v. Jaap v.d. Boompjes, Vrouw Rigter (P. Rigter) ± 1930-1940

Na 1968 was de rust rond de processie nog lang niet teruggekeerd. Tegenstellingen binnen de katholieke gemeenschap kregen ook nog eens te maken met dát waar de beminde gelovigen zelf niet zoveel aan konden doen. De erepoorten, de trots van de comités en buurten, werden een sta in de weg voor het drukker wordende verkeer door vooral grotere vrachtwagens. Voor processiegangers die werk, school of studie buiten het dorp hadden, werd het ook steeds moeilijker om op 24 juni een vrije dag te krijgen en het algemene kerkelijke klimaat waar de tegenstelling tussen progressief en conservatief steeds markanter werd, werkte ook niet stimulerend voor deelname aan de bedetocht. De lange rijen rond de voorbidders dunden uit. Laren was niet meer dat typisch eensgezinde katholieke dorp. De herinnering aan een mooi verleden gaf nog eerder een band dan de praktijk van alledag met alle animositeit tussen voor- en tegenstanders van het verplichte celibaat voor priesters, tekst en inhoud van liederen en gebeden. Wel of niet een Sacramentsprocessie en alle andere binnenkerkelijke twistpunten met niet op de laatste plaats de verschillen tussen de traditionelere Sint Jansparochie in en om hun basiliek en de nieuwe parochiegemeenschap van de Goede Herder aan het Zevenend. Onder invloed van al dit soort godsdiensttwisten op dorpsniveau kwamen er steeds meer uitvallers die hun heil elders gingen zoeken en zich op Sint Jansdag niet meer lieten zien. Het aantal deelnemers aan de processie werd zo gering dat allen na terugkeer in het dorp niet meer op het plein maar weer binnen in de kerk de slotliederen konden zingen en hun laatste zegen kregen. 

NIEUWE START
De Stichting Comité Sint Jan werd in 1971 een feit. De conservatieve initiatiefnemers, o.a. de dorpschroniqueur, kerkorganist, dirigent en slager Gerard Koekkoek, waren zo verstandig ook pastoor Solleveld bij hun nieuwe initiatief te betrekken. Hun doelstelling: op of rond 24 juni een Sint Jansviering en andere specifieke katholieke Gooise gebruiken in stand houden. Het werd een stichting met ‘leden’ en daarbij treffen we oude bekenden aan die eerder uit de Broederschap van Sint Jan waren gestapt. Het comité kreeg ook de steun van de verschillende bogencomités. De band met de traditie leek goed verzorgd, omgaan met alle vernieuwingen binnen de kerkelijke structuren was lastiger. De beide parochies zouden fuseren en ook dat ging niet zonder krakeel; een nieuwe pastoor Th. Klawer die toen hij na 4 (!) jaar in de gaten kreeg dat hij verantwoordelijk zou zijn voor de liturgie van de Sint Jansviering, meteen op zijn strepen ging staan. Een parochieraad (vanaf 1974 een raad voor de beide parochies, vanaf 1978 zelfs een parochie met tot 1984 twee kerken) die ook een behoorlijke duit in het zakje wilde doen. Allemaal inbreuken op de lieve vrede en de almacht van het comité. Dus werd er nog een paar jaar geruzied over de route van de processie, wel of geen hoogmis voor het begin van de processie en wel of geen taak voor Broedermeesters van weleer en hun Broederschap, die officieel nog wel bestond en zelfs 400 gulden in kas had. Dat geld werd in 1984 in de parochiekas gestort.

Cornelis Duurland en Thijmen Vos ± 1930-1940

En ondertussen trok ieder jaar de processie, weliswaar in kleine bezetting, door het dorp naar het kerkhof. De grote voorganger, een voorbidder met een stem die andere voorbidders welhaast overbodig maakte, mijnheer G.F.Th. van den Bergh, grossier-chef van de postkamer van de in zijn ogen verloederende KRO, in het dorp beter bekend als ‘muisje’ had hulp van boven en van buiten nodig om zijn processie de nodige luister terug te geven. Katholiek Nederland en ook katholiek Laren leken moegestreden. De keuze van een nieuwe paus Johannes Paulus II in 1978 gaf een nieuw elan. Jonge Laarders en Larinezen gingen zich weer interesseren voor de processie. Meehelpen met het opbouwen van de bogen was een gezellige traditie, van vader op zoon, ja en dan moet je ook meelopen. Er kwamen weer bruidjes, een enkel vaandel mocht weer mee, koor en harmonie mochten zich weer laten horen. De omvang van de processie groeide weer. In 1986, het eeuwfeest van de Sacramentsprocessie werden de bogen vervangen, opgeknapt en feestelijk versierd. In de volgende jaren werd het decorum verder verfraaid, de Broedermeesters kwamen terug met sjerp en Broedermeesterstok, lange rijen bruidjes gekleed in de opgeknapte collectie bruidsjurken. Een initiatief van de dames Kleinhoven en Wiegers die hiermee voor een inbreuk in het mannenbolwerk van de Broederschap zorgden. Op initiatief van voorzitter Koekkoek werd mevrouw Wiegers het eerste vrouwelijke lid van de Broederschap, er zullen er nog meer volgen. In 1984 deed pastor Jan Vriend zijn intrede in Laren als pastoor van de nieuwe parochie St.Jan, Goede Herder. Hij bleek een enthousiast en toegewijd processieganger en organisator te zijn. De processie kreeg ieder jaar een ander centraal thema waar gebeden en liederen aan aangepast werden, hij nam het initiatief om aankleding van kerk en kerkhof te renoveren. Daarvoor nam hij kunstsmid Hans Suasso in de arm, die nieuwe vaandels voor kerk en priesterkoor ontwierp waar aanvankelijk door menig Laarder met gemengde gevoelens naar gekeken werd. Men miste de tot op de draad versleten geel witte vaandels. Suasso zorgde ook voor de aankleding van een nieuw altaar op het kerkhof. 

Sint Jansprocessie 1962

DE RUST KEERT WEER
Rond 1990 was de processie weer in ere hersteld. Na 25 jaar waren er de nodige versoberingen, geen triomfalisme meer, een combinatie van Bedetocht heen en Sacramentsprocessie op de terugweg, een eucharistieviering op het kerkhof, niet meer alleen op 24 juni, maar al sinds 1971 altijd op zondag zodat zoveel mogelijk mensen mee kunnen trekken. En de Broederschap? Want het was toch eigenlijk het comité dat alles voor het zeggen had gekregen en voor Broederschap speelde. In het comité was nog steeds een vertegenwoordiging van de Broederschap, de oude families Majoor, Willard, Van den Brink en Van Dijk lieten zich nog steeds gelden. Maar ook deze laatste patriarchen werden zo oud dat met hun afscheid de band met het verleden wel eens doorbroken zou kunnen worden. Om dat te voorkomen voerden de bestuurders een paar juridische en praktische aanpassingen door. De Stichting Comité St. Jan werd ‘Stichting Broederschap van Sint Jan Laren NH’. Statuten en reglementen m.b.t. lidmaatschap werden aangepast en de doelstelling uitgebreid. Aan nieuwe Broedermeesters, zowel vrouwen als mannen, werden ook nieuwe eisen gesteld. Omdat het niet meer om een erebaantje ging, was het belangrijkste criterium de eigen betrokkenheid bij- en activiteit in- de parochiegemeenschap van Laren. Verder kwam er een leeftijdsgrens van 70 jaar (inmiddels alweer opgetrokken naar 80) en moest men natuurlijk praktiserend katholiek zijn. Anno 2014 zijn er 30 leden, de jongste – een vrouw- is 18 jaar, de oudste, maar niet meer actief al 80+. Formeel zijn zij allemaal lid van een door het bestuur van de nieuwe stichting ingestelde werkcommissie, in feite zijn zij de Broederschap, de dragers van de rode sjerpen. Alleen hun ceremoniemeester en zijn assistenten dragen wit. Daarnaast rekruteren zij bij grote feestelijkheden nog hun ordebewaarders die dan met een blauwe sjerp getooid worden. Inmiddels hebben de Broeders hun activiteiten ook uitgebreid. Hun kerkelijke betrokkenheid wordt ook gevierd tijdens een maandelijkse zondagse eucharistieviering en een vesperdienst. En al vanaf 1993 werd nu ook 29 augustus, de marteldood van Johannes de Doper met een viering op het kerkhof herdacht. Maar de blik werd ook naar buiten gericht. Er groeiden kontakten met gildes uit Brabant die met paard, vaandels en donderbussen naar de processie in Laren kwamen. De Broederschap zelf ging ook op bedevaart naar Rome waar zij met hun ceremonieel vertoon de eucharistieviering in de oude Kerk der Friezen vierden en opluisterden. Ruim tweehonderd jaar nadat de veelal individuele bedetochten naar het kerkhof een jaarlijkse processie werd, na decennia vol tegenstellingen en conflicten is de jaarlijkse St.Jansprocessie weer een monument van geloofsijver, culturele traditie en gemeenschapszin waarin Laren niet uniek maar wel voorbeeldig mag zijn. 

Deel 1 van ‘De Broederschap’ is in Kwartaalbericht 124 [2013-2] gepubliceerd.

Voor dit artikel werd dankbaar gebruikt gemaakt van de informatie van Mevrouw Tr. Wiegers, Mevrouw K. Bitter, de Heren T. Bitter, Fr. Bierlaagh en H. Suasso alsmede “Getuigenis op straat” onder redactie van Leo Janssen en Karel Loeff. 


Als Historische Kring houden we ons hoofdzakelijk met het verleden bezig maar dit artikel roept ook vragen op over het toekomst. De redactie legde het voor aan Marc Vos van het bestuur van de Parochie. 

Momenteel is er de sfeer van in tact houden en tevreden zijn met wat je hebt. Maar wij staan aan de vooravond van grote veranderingen. De deelname aan het parochieleven neemt ook in Laren, net zo als elders in Nederland, af. Het is de bedoeling dat onze parochie per 1 januari onder één bestuur komt met de parochies van Blaricum en Huizen. Dat heeft allemaal te maken met verminderde participatie, minder voorgangers, minder bestuursleden en minder vrijwilligers. Mijn grote zorg is dat de Broederschap niet mee gaat in dit proces van schaalvergroting en men alleen naar binnen gekeerd blijft. De parochie/Broederschap moet mijns inziens naar buiten treden: ‘kom boven het maaiveld uit en laat zien waarvoor je staat’. De huidige paus is daar een goed voorbeeld van. Laten wij hopen dat zijn uitstraling effect krijgt op onze parochie. Zo niet, dan ben je niet meer boeiend voor je omgeving en krimp je in tot een klein groepje. Marc Vos