Mijn oude buurt: Brink e.o.
In het jaar 1931 toen de grote iepenbomen op De Brink werden gerooid vanwege de Iepenziekte ben ik geboren in het huis Brinklaantje 6. Mijn vader had een schoenenwinkel en schoenmakerij aan de Naarderstraat no.10, tussen Verver de bakker en Kerkhof de ijzerwinkel, veel later kwam daar de winkel van Jan van Dolder.
Foto boven dit artikel: Brink 11 in 1936
Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 94 [2005-4]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.
Herman Strating
Een halfjaar oud was ik toen wij met de winkel verhuisden naar Brink 11, waar ik tot mijn 19e jaar heb gewoond. In mijn kinderjaren speelden wij met de hele buurt verstoppertje om het blokje huizen van Zeegers , de kleermaker, PiBi de kapper, de Haas sigaren en sigaretten (later Barth boekhandel en Bibliotheek), Titus Engelen de kapper en later Bertus Bus de schoenmaker op zijn brommer. De kinderen die meespeelden waren van Vos de fietsenmaker, Zeegers, de Haas, Nico ealis de loodgieter (tegenwoordig Garagebedrijf van de Kluft) Strating en Rietje Hardonk. De verlospaal was bij Zeegers op de hoek. Nu ben ik blij, dat er toen geen TV was, want wat speelden wij heerlijk. Ook bij van de Brink & Thuis de verffabriek kon je op de lorrie rijden. Dat was een wagentje op smalspoor rails, waar tonnen met verfstoffen en lijnolie van de straat tot achter in de fabriek vervoerd werden. We mochten rijden tot de deur en er niet hard tegenaan, want dan was het wegwezen geblazen. Ons buurtje hoorde bij hogere temperaturen de lege tonnen melodieus knallen door het uitzetten van de lucht.
Ik herinner mij nog heel duidelijk, dat wij, Protestantse kinderen, tweemaal per dag – ook op Zaterdagmorgen – naar de School met de Bijbel liepen. In de Kerklaan tussen de huizen van de familie van Kessel en “Werk en Rust” van Toon en Lena de Jong door. Je kwam dan onder andere langs de weverij van “Willard in de Kerklaan”. Het monotone geluid van de weefgetouwen en weefmachines herken ik nog; er werden daar o.a. koedekken geweven. Maar het leukste was bij “Zaal de Klompenmaker” op het hoekje van de Kerklaan en de Pijlsteeg. Om 12 uur door het kleine raampje hangen en kijken hoe de klompen werden gemaakt. De lucht van wilgen- en populierenhout vond en vind ik heerlijk. Mijn hele leven ben ik een buitenkind gebleven. Veel van mijn dorpsgenoten weten nog van de winkel van mevrouw Wortel in de Pijlsteeg, stoepje op, rinkelende bel en dan snoepgoed voor “een cent van ’t blad” In de volksmond heette zij Jans Keutel. Op Kerklaan 5, het eerste van de lange weverswoningen woonde Annie Bruin de kunstschilderes. Daar kon ik zeer geïnteresseerd over de halve onderdeur naar haar schilderwerk kijken en met haar praten. In Laren is zij niet erg bekend. Ook kwam bij ons regelmatig de ballenboer aan de deur om bruine balletjes te verkopen. Hoe kon je toch daarmee de kost verdienen? En niet te vergeten de visvrouw in klederdracht uit Spakenburg. Op een transportfiets met een grote witte houten kist voorop. Fietsend uit Spakenburg en wanneer de kist met paling leeg was verkocht ging zij pas terug naar huis, in de zomer en in de winter, dat is werken.
Naast Vos de fietsenmaker woonde mijnheer Ei, elektricien, in een winkeltje van enkele vierkante meters. De kinderen uit Laren – wij ook – renden of fietsten voorbij en riepen dan “Eitje Poep“, waarop de man kwaad uit zijn winkeltje naar buiten kwam en schreeuwde “Satans kinderen” waarbij hij je dan ook af en toe een pook achterna gooide. Op het geweldige speelterrein De Brink hingen bordjes “Verbooden op het gras te loopen”, die er voor zorgden dat spelen daar beperkt was. Op een keer liep ik op het gras en daar kwam de tuut aan op zijn fiets. De agent greep mij bij mijn schouder:”Mee naar het bureau.” Toen rukte ik mij los, waardoor hij over zijn fiets viel en ik holde naar huis. De tuut kwam aan de deur, wie het was weet ik niet meer, Hoogervorst, Geurts, Freiters of Hordijk. Omdat ik niet mee mocht moest mijn vader naar het bureau. Een kwartier later was hij weer thuis en de tuut had zijn plicht gedaan. Veel winters speelden wij op de dichtgevroren Coesweerd, eindeloos baantje glijden van de schuine walkant af tot het donker werd. Wanneer de dooi inviel en er ijsschotsen ontstonden waren er jongens die snel over de schotsen liepen van de ene kant naar de andere kant. Dat durfde ik niet. Bij de van Wulfenbank stond vele jaren een dikke kromme treurwilg, waar veel kinderen zijn op gekropen tot een paar meter boven het water Griezelig mooi was dat. Ook heb ik verschillende keren meegemaakt dat de Brink volledig onder water stond na een zomerse onweersbui.
Tot slot denk ik aan zondagmiddag 11 september 2005. Mijn vrouw Nel en ik stonden op de Brink onder de grote eiken bij het jazz concert, waar wij niet lang bleven want wij horen toch liever de St Jansharmonie in de muziektent op het kerkplein. Wij gingen weg en bleven even stil staan bij de van Wulfenbank en zagen de volle terrassen bij Het Bonte Paard en bij Mauve, de vroegere smidse waar ik vaak stond te kijken naar het beslaan van de paardenhoeven. Nu zagen en roken wij een Brink vol automobielen en bolides die hun lawaai en stinkende uitlaatgassen over het centrum en de terrassen verspreidden. “Mijn mooie rustige dorp wat ben je arm geworden door rijkdom” en toch houd ik van je. Wij fietsten een rondje richting huis en kwamen langs de prachtige oude boerderijen en villa’s, de meeste verscholen achter hoge heggen en elektrisch bedienbare toegangspoorten. Wat erg jammer is dat. Laren, mijn dorp waar ik veel lief en leed heb beleefd, ik houd toch nog veel van je.