Het opmerkelijke leven van August Le Gras – deel 4 – Idylle

Het opmerkelijke leven van August Le Gras – deel 4 – Idylle

Natuurlijk had ik niet gedacht dat de producers in de rij zouden staan om mijn reis naar de Algerijnse Sahara in de voetsporen van August Le Gras te verfilmen. Ik deed de oproep aan het eind van het derde artikel. Er was niet één producer die zijn of haar diensten aanbood. Misschien was het iets geweest voor Leo Janssen als hij nog had gewerkt voor John de Mol, de TV-ondernemer die wel eens een risico neemt voor een nieuw programma. Maar nu Leo wekelijks in de Laarder Courant De Bel een stukje van zijn biografie aflevert, heb ik geen hoop op een eigen serie. Voor mij geen internationale treinreizen en intercontinentale vluchten zoals Jeroen Krabbé als hij de voetsporen van Picasso, Van Gogh, Gauguin en Chagall naloopt. Geen Peter van der Ploeg die Le Gras nareist zoals Diederik van Vleuten Leonardo da Vinci vijfhonderd jaar na diens dood.

Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 153 [2020-3]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.

© Peter C.L. van der Ploeg

Oud-EU-ambassadeur Robert van der Meulen raadt mij de reis naar Algerije niet aan en zeker niet het zuiden. In zijn reactie op mijn artikel schrijft hij: “Zelfs in Algiers was reizen voor mij zonder gepantserde auto en bewakers niet mogelijk. Dat was 20 jaar geleden, maar het is er niet gezelliger op geworden.”

Ook 130 jaar geleden was het niet altijd rustig of veilig in het Algerije dat van 1830 tot 1962 als een kolonie onder Frans bestuur stond. Ook in de naburige Franse protectoraten Marokko en Tunesië grepen de Fransen met militair geweld in om de orde te herstellen. Toch kiest August Le Gras in 1899 deze bestemming voor zijn huwelijksreis. Door zijn eerdere reizen naar Algerije en Tunesië is de Nederlandse August daar geen onbekende en zij (August en zijn vrouw) zijn zeker niet de enige Europeanen die het land bereizen. Opvallend genoeg vestigden zich honderdduizenden Europeanen in dit deel van Noord-Afrika.
“In 1901 woonden er 420.000 Fransen en 220.000 andere Europeanen in Algerije.” De optie die mij rest is de sporen van August te volgen in Google-maps en oude landkaarten. 

Une plaisanterie 1882; Jean Leon Gerome (1824-1904).

Liefde voor de Sloughi

August Le Gras wordt bij aanvang van zijn carrière vooral bekend als dierenschilder. Tijdens zijn studie aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten in Amsterdam werkt hij veel in Artis. Hij ontwikkelt daardoor een sterke vaardigheid om heel verschillende dieren van kraanvogels tot Indische olifanten mooi te verbeelden. Tijdens zijn reizen naar Algerije maakt hij kennis met de Arabische windhond. Hij was niet de eerste schilder die deze soort ‘ontdekte’ en waardeerde om diens mooie vormen en lijnen. August is wel de eerste die de sloughi naar Nederland brengt. Ik denk dat ik het juiste woord gebruik als ik stel dat August ‘gepassioneerd’ raakt van deze hondensoort sloughi (naar de Franse benaming). August zelf spreekt van de ‘sloeqie’ of ‘jachtwindhond’. Ook de naam ‘salouki’ wordt wel gebruikt door liefhebbers van deze honden. 

Portret August Le Gras 1899 © familiearchief Le Gras.

“De Arabier jaagt te paard, vergezeld van een vier- of vijftal sloeqi’s op gazellen, hazen, antilopen, ook op roofdieren, als vossen, jakhalzen en hyena’s. Alleen de moedigsten en sterksten worden op roofdieren losgelaten. Een prachtig schouwspel is zulk een jacht. Een kudde gazellen, vervolgd door een troepje windhonden, daarachter de kranige ruiters op hun halfwilde paarden, voorover gebogen, in vollen ren, de witte mantels achter hen aan wapperend, door de steppen van Noord-Afrika, over kuilen, steenen, struiken. Gewoonlijk wordt in den aanvang de afstand tusschen hond en gazel grooter, maar de gazel verliest spoediger zijn snelheid, heeft niet de volharding van den windhond en ontkomt slechts zelden.” Met deze zinnen stelt August het sloughi-ras voor aan de hondenliefhebbers in Nederland. En hij vervolgt: “Terwijl de gewone hond veracht is; terwijl het bepaald een spelletje is honden met steenen de pooten stuk te gooien; terwijl die honden van allerlei afval en vuil leven, nooit in huis of tent mogen komen, is de sloeqi de lieveling van het Arabisch huisgezin, wordt gevoed en wandelt ’s winters door een veelkleurig dekje beschut tegen de vooral ’s nachts felle koude.”  Vervolgens legt August uit hoe hij er in slaagt uiteindelijk een sloughi te bemachtigen. Het gebeurde tijdens zijn Algerijnse reis in 1898 tijdens zijn verblijf in Ghardaia, dat hij een sloughi, “mager, uitgehongerd, verdwaald” ziet rondzwerven en zich over het dier ontfermt. Het leidt er toe dat hij tijdens het feest aan het einde van de Ramadan kennis maakt met Mohammed Belkassem, de maraboet (een spiritueel islamitisch leider) van Ouargla (Algerijnse stad 50 km ten oosten van Ghardaia). Belkassem waardeert de passie van Le Gras voor zijn sloughi maar hij acht het dier niet de beste representant voor het ras en belooft August “wat beters”. “Een veertien dagen daarna zond hij mij Muska, nu in mijn bezit, met een begeleidend schrijven, waarin hij zeide bemerkt te hebben mijn liefde voor het mooie Arabische ras en mij nu met iets goeds te willen helpen.”

De Arabische naam Muska vertaalt naar ‘de grijper’, een indrukwekkende naam voor een jachtwindhond!

Vervolgens legt August uit hoe hij met Muska tot een nest van negen jongen komt (juni 1898) en besluit met de mooiste drie (moeder, zoon, dochter) eind oktober terug naar Nederland te reizen. De overige dieren schenkt hij aan Arabische vrienden. Geen gemakkelijke reis zoals blijkt uit zijn verslag. De jonge, onzindelijke dieren prefereren zich binnenshuis te ontlasten in plaats van tijdens zijn urenlange wandelingen in de woestijn. August vat zijn moeizame reis samen: “Een acht dagen door Algerië, daarna met stormweder gedurende veertig uren, zonder eten of drinken in een benauwde kist opgesloten op een stampend slingerend schip, en in Marseille, na wat gelopen, gegeten en gedronken te hebben, weer zonder eten of drinken twee en twintig uur in de kist; te Parijs weer een paar uur voor beweging en voeding, en voort maar weer een elftal uren naar Amsterdam. Daarbij was het in de maand October in midden Frankrijk bitter koud, en kou hadden mijne pleegkinderen nooit gevoeld. Tien dagen te voren heerschte in hun geboorteplaats Gardaia nog 100 gr. F. Waarlijk, een zucht van verlichting ontsnapte mij, toen ik het Weesperpoort-station in zicht kreeg. Goddank, ik was tehuis.” 

Teef Muska met haar twee mooiste welpen

Een nieuwe liefde

De belangstelling van August voor de Arabische jachtwindhond is goed te volgen. Hij is het dier tegengekomen tijdens zijn reizen. Hij raakte zo onder de indruk dat hij een relatie met deze dieren aangaat en er uiteindelijk in slaagt met deze dieren te fokken en de hond als soort in Nederland te importeren. Maar waar ontmoette hij zijn toekomstige vrouw? Zij komt zo maar uit de lucht gevallen. Het is niet bekend waar zij elkaar voor het eerst hebben gezien. De naam van zijn aankomende bruid verschijnt als advertentie in de krant bij de vermelding van de verloving die heeft plaatsgevonden op zondag 10 september 1899. Zijn verloofde heet Pierette Frederique Smits en op het moment van de verloving is Den Haag haar woonplaats. Ik kan het niet nalaten om te speculeren. Kwamen August en Pierette elkaar misschien in februari 1899 tegen op het Bal Masqué in het Concertgebouw in Amsterdam georganiseerd door Toneelvereniging DVG (Door Vriendschap Gevormd; opgericht in 1882)? August Le Gras en zijn ‘dikke’ vriend Johan Gebhard ( 1865-????; tekenaar, illustrator) vormden samen met Hanau de jury. Kende deze jury aan een tot Geisha verklede Pierette “uit een overvloed van gecostumeerden” een prijs toe. Kwam van het een het ander? Of hebben ze elkaar ontmoet op een tentoonstelling? Kwamen ze elkaar tegen in de trein van Parijs naar Amsterdam? Het zijn maar speelse gedachten van mij. We weten het niet.


De (onbekende) Russische prins en Frederique Smits in gezelschap. Inzet: Frederique Smits circa 1899 © Familiearchief Le Gras 

Pierette Frederique Smits 
Er is niet veel bekend over de moeder van de vijf Le Gras kinderen. Ze komt uit een goede, welgestelde familie. Zij is vernoemd naar haar grootvader Pierre Frederique Blom (1816-1870) en gebruikt Frederique als haar roepnaam. 
Haar vader is Lambertus Nicolaas Smits, op 17 maart 1843 geboren in Utrecht. Haar moeder is Louise Pauline Blom, zij is geboren op 15 december 1848 in Den Haag. Frederique ziet in Rotterdam het levenslicht op 29 december 1874, waar haar ouders kort daarvoor op 4 november 1874 introkken op de Goudschestraat 64. Op 11 november 1874 staat de inschrijving op 340 Nieuwe Veemarkt. 
Frederique heeft een broer. Hij heet Nicolaas Arnoldus Smits en wordt geboren in Rotterdam op 27 april 1877. Van beroep wordt hij werktuigbouwkundig ingenieur. De vader van Frederique was werkzaam als arts in Delft en Rotterdam. Hij overlijdt op zijn 42e jaar in 1885. Zij is dan nog maar 10 jaar. Het is niet bekend waar en wanneer haar moeder overleed. Uit de trouwakte blijkt dat haar moeder al voor het huwelijk van Frederique was overleden. Kennelijk kwam Frederique korte tijd voor haar trouwen terug uit Nervi, toen een klein vissersdorpje in Noord-west Italië.
Op de achterzijde van de foto staat geschreven: “In een Duits kuuroord 2e van links Pierette Frederique Smits naast haar een Russische prins die haar eens ten huwelijk vroeg.” Frederique is er niet op ingegaan. De foto blijkt gemaakt in Nervi, misschien dus niet in een Duits kuuroord of althans niet één op Duits grondgebied. De foto is op karton geplakt en de linkerbovenrand van de achterzijde – waarop de namen van de geportretteerden in vulpeninkt zijn genoteerd, lijkt moedwillig afgescheurd. De naam van de prins misschien voor eeuwig gewist. De leeftijd van Frederique schat ik op basis van deze foto toch al wel op begin 20-24 jaar. 

August en Pierette © Familiearchief Le Gras
Pierre Frederique Blom. Commissaris van Politie in Den Haag vanaf 1848 en Hoofdcommissaris vanaf 1 maart 1867.

Kort na de verloving is er de mededeling dat het stel is getrouwd. Op donderdag 2 november 1899 is de huwelijksplechtigheid voltrokken tussen de 35-jarige August en de 24-jarige Frederique in haar woonplaats Den Haag. Uit de huwelijksakte blijkt dat zij is geboren in Rotterdam. Haar beide ouders zijn overleden. Voordat Frederique in Den Haag kwam wonen, kwam zij uit Nervi, toen een vissersdorp in het noordwesten van Italië niet ver van Genua. De getuigen van het huwelijk zijn duidelijk van de zijde van August. Het zijn Mr. Eduard Johannes Brand (1856-1904), directeur van het Stedelijk Museum Amsterdam, Leendert Keers, commissionair in effecten tevens de schoonvader van August ’s jongste zus Johanna Louisa en Johan Gebhard. 

Mr. Eduard Johannes Brand, Directeur Stedelijk Museum Amsterdam.

Waarschijnlijk zijn August en Frederique al snel, zo niet direct, na hun huwelijk naar Noord-Afrika vertrokken. In ieder geval is in het bevolkingsregister te lezen dat zij zich op 3 juli 1900 in Hilversum vestigen en komen van Tunis. Bovendien zijn August en Frederique gesignaleerd in Algiers door ‘vrijheidzoeker’ Maurits Wagenvoort. 

In zijn autobiografie schrijft Maurits: “Overigens waren er niet veel landgenooten in Algiers: een baron van H., oud-officier in Nederlandschen dienst, die rijk, in een mooi Moorsch huisje woonde, de ,,Villa des Roses werd door zijn omgeving, om gegronde redenen, „madame la baronne” geheeten Er toefden ook de Nederlandsche dierenschilder August Legras en zijn jonge vrouw”. En Maurits vertelt ons ook nog de volgende geschiedenis. Hij vertelt aan August dat hij gaat vertrekken naar Ghardaia, de hoofdstad van Beni Mzab. Waarop: “August Legras die begonnen was in Holland het ras de Sahara-hazewindhonden, de „seloughi’s”, te fokken, hem verzocht een „seloughi” dien hij daar had achter gelaten, mee terug te brengen. In dien tijd zou hij Trabuco verzorgen en, later, als belooning voor de moeite om den „seloughi” terug te brengen, Trabuco’s portret schilderen. (…)
Doch behalve het talentvolle portret van Trabuco, dat August Legras inderdaad van het mooie dier schilderde, kan de reiziger niet beweren veel voldoening voor heel veel moeite genoten te hebben (…) De hond was (…) dermate (verwaarloosd), dat Legras reeds den dag, nadat de teruggekomene hem ten koste van allerlei last aan zijn vroegeren meester, die ook in Ghardaya had geschilderd, had terug gebracht, het dier door een vee-arts liet afmaken.”


Maurits Wagenvoort
Maurits Karel Herman Wagenvoort (1854-1944) was een productieve roman-en reisschrijver. Hij maakte vele reizen naar o.a Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Op een van deze reizen ontmoette hij August Le Gras. In zijn in 1930 gepubliceerde autobiografie: “De Vrijheidzoeker” vertelt hij over het verzoek dat hij kreeg van August en inwilligde. Interessant is nog zijn hoopvolle toekomstbeeld zoals geschetst in zijn roman: “Een huwelijk in het jaar 2020” oorspronkelijk uitgegeven in 1923 en in juni 2020 opnieuw uitgebracht door uitgeverij Atlascontact/L.J. Veen Klassiek. Een aanrader omdat in deze utopische roman het kapitalisme is afgeschaft, iets waar velen in Coronatijd nog steeds de hoop op hebben gevestigd. 

Maurits Wagenvoort en boekomslag De Vrijheidzoeker.

Het huis van de Sloughi

Bij hun terugkeer in juli 1900 vestigen de zwangere Frederique en August zich in de nabijheid van Hilversum op de Oostereng in het deel dat nu bekend is als het ‘Van Riebeeckkwartier’. Hier opent het echtpaar “in een huis eenzaam op de heide”, een kennel die officieel wordt geregistreerd onder de naam Beit Es Sleq. 

August Le Gras was kennelijk vanaf omstreeks 1896/7 betrokken geraakt bij de activiteiten van hondenclubs zoals De Nederlandsche Jachtvereeniging ‘Nimrod’ en Kennelclub Cynophilia die regelmatig grote landelijke en zelfs internationale hondententoonstellingen organiseerden. Tot de vele categorieën waarin deelnemers konden inzenden en mededingen behoorde ook Klasse 573, Schilderijen en Aquarellen. Het gaat dan om werken waarop honden zijn afgebeeld. Het verbaast dan ook niet dat August een van de inzenders is en met zijn schilderij de 1e prijs wint. Misschien heeft zijn kennismaking met de hondententoonstelling zijn hoop gewekt om met de Arabische jachtwindhond de show te stelen. De introductie van de sloughi baart direct veel opzien en brengt instant succes. August sleept bekroningen in de wacht ondermeer in Amsterdam en Spa (België) respectievelijk in april en juli 1899. Samen overigens, met J.E. van Someren Brand, die in november dat jaar een van getuigen is bij het huwelijk van Frederique en August. August wint niet alleen prijzen, hij stelt deze ook beschikbaar. Bijvoorbeeld voor de Grote internationale Hondententoonstelling van 3-5 Augustus 1901 in het nieuwe abattoir te Maastricht biedt hij als prijs aan een door hem te maken schilderij van de beste terriër. 

Twee waakzame honden bij de deur; schilderij van August Le Gras; olieverf op doek; 65 x 90 cm, gesigneerd rechtsonder en gedateerd 1892.

Uit de artikelen die over de jaren verschijnen in het vakblad “Nederlandsche Sport, etc.” blijkt dat August zich ontwikkelt tot een geliefde en gewaardeerde kennelhouder, sloughi fokker, keurmeester, jurylid bij tentoonstellingen en publicist. Hij krijgt ook internationale erkenning: “Along with achieving recognition for the Sloughi in Holland, Gras maintained his Beit es Sleq breeding program for 20 years.”

Op 20 juli 1901 bezoekt een verslaggever van het vakblad de kennel ‘Beit es Sleq’. Hij wordt hartelijk verwelkomd door de schilder en zijn ‘gade’. Alvorens de kennel binnen te stappen, kijkt hij het atelier in. Daar ziet hij: “de portretten ‘van den langharigen St. Bernard reu Tom van Biel en van den Griffon Dempo.” Diep onder de indruk door de ‘frappante gelijkenis’ van Tom van Biel, roemt hij het penseel van een meester in de schilderkunst: “De heer Aug. Le Gras gaat geheel op in de kunst, en paarden, honden, kortom dieren schilderen is zijn fort, en ’t zal ons niet verwonderen als wij spoedig vernemen dat hem de opdracht is gedaan, om het portret van een of ander onzer beste ren- of harddraverspaarden op het doek weer te geven.” Dan volgt een bezoek aan de kennel waar August aan de verslaggever vertelt over de eigenaardigheden van de sloughi’s zoals de kleurverschillen die de verslaggever observeert in de vacht van de tenthonden. Het begrip ‘tenthonden’ licht August toe. “De Arabieren verwaarloozen over ’t algemeen hun honden, ja, zelfs minachten zij die, doch voor de windhond zijn zij alles.” Het komt er op neer dat de sloughi’s in de tent bij de mensen ‘wonen’ en worden verzorgd, terwijl andere honden worden afgebeuld en van zwerfafval in leven moeten zien te blijven. 

Pointer, schilderij August Le Gras, olieverf op doek; 56 x 39 cm; gesigneerd rechtsonder; circa 1890.

Natuurlijk worden ook de nesten van de fokdieren en hun “welpen” bezocht. Het zijn er maar liefst achttien waaronder de negen jongen van Muska, de raszuivere sloughi, het geschenk van Mohammed Belkassem aan August. De pups worden als ze zes weken oud zijn, aangeboden in de verkoop voor 25 gulden per stuk. Een billijke prijs volgens de verslaggever, die nog vermeldt dat de dieren door hun raszuiverheid sterk zijn en vrijwel niet vatbaar voor hondenziekte. 


Sloughi-brochure
Tijdens mijn onderzoek in 2018 kwam ik erachter dat in de bibliotheek van Artis een exemplaar bewaard zou zijn gebleven van de Sloughi­brochure die August in 1903 heeft samengesteld. Ik maakte een telefonische afspraak om de brochure in te zien in Amsterdam. Bij aankomst vraagt de bibliothecaris mij alvast plaats te nemen in de leeszaal. Het duurt een poosje voor hij terugkomt met het nieuws. “Het spijt me. In het kaartsysteem heb ik gezien dat ons enige exemplaar in 1988 voor het laatst is uitgeleend aan dhr. X. Het is helaas niet teruggebracht.” Meneer X als u, of uw familie dit leest, wilt u de brochure dan inleveren. U krijgt geen boete. Later vond ik gelukkig nog een (gedigitaliseerd) exemplaar in de bibliotheek van Universiteit Utrecht. Zie voor meer informatie over de brochure: www.sloughi.nl


Brochure Nederlandsche Slouqi Club

In een tiental bladzijden schrijft August op verzoek van een aantal liefhebbers over de geschiedenis van de sloughi. Hij vertelt waarom hij zo van deze dieren houdt: “Ik voel naast mijn bewondering voor de fijne kleur, den opgewekten geest, de lieve geaardheid, den prachtigen vormen van den sloeqie ook nog een vereering voor zijn oudheid.” De sloughi is geen schoothondje. “Want nooit zal de sloeqie tevreden of gezond zijn als hondje dat tweemaal daagsh aan een touwtje wordt uitgelaten. Rennen dat is zijn lust: het is mij een vreugde voor de oogen wanneer ik de heide optrek met drie of vier sloeqis en die dan krijgertje spelend, in prachtige golvende bewegingen voorbij stuiven, vliegen, zweven bijna.” 

August verkocht zijn sloughi’s door het hele land. Ze kwamen o.a. terecht in Groningen, Bergen op Zoom, Den Haag, Zutphen. Als enthousiast en goed verkoper wist hij ook Larense collega-schilders over te halen veel te wandelen met de dieren die zij afnamen uit zijn kennel. “Behalve Manus van der Ven nam Jaap in Laren als huisgenoot een hond, Asissa, een slougie, die hij had overgenomen van de kunstschilder August Le Gras. Zijn huisje aan de Zijtak was omringd door de Eng met daarachter de grote heidevelden. De Rijksweg of de A1 bestond nog niet, dus ruimte genoeg voor wandelingen met Asissa.” 

Het gezin Le Gras 

Tussen 1890 en 1900 maakt August Le Gras tenminste vijf langdurige reizen waarbij hij Algerije en Tunesië bezoekt. Na de huwelijksreis van eind 1899 tot aan juli 1900 blijven de koffers en de kisten op de plaats. Naast de artistieke activiteiten eist het werk in de kennel Beit es Sleq en het fokken met de sloughi’s veel aandacht. Al snel komt daar het ouderschap bij als Frederique in Hilversum bevalt van hun eerste kind, Louise Pauline, geboren op 1 oktober 1900. Nog maar een paar maanden later op, 19 september 1901, vertrekt het gezin Le Gras naar Blaricum waar het gaat wonen in – wat nu – het oude centrum wordt genoemd: De Meent. Op 13 maart 1902 wordt het tweede kind geboren, het is een meisje en zij heet Auguste Frederique. De aanname dat August voorlopig niet naar zijn geliefde Algerijnse woestijn zal reizen, omdat hij en zijn vrouw Frederique het met de menagerie van honden en twee jonge kinderen te druk hebben, gaat niet op. In april 1903 vertrekt hij al weer naar Tunis en reist door naar Algerije. Algiers was toen een druk bezochte toeristische bestemming. Thuis zorgt Frederique voor haar twee dochters en de sloughi’s.

Volgende keer: Tien bevlogen jaren.

Tekening markante kop van sloughi door August Le Gras.

  1. Mark Wallet; Algerije was bijna 130 jaar deel van Frankrijk; Reformatorisch Dagblad; 23-07-2012. 
  2. August Le Gras; Nederlandsche sport; jrg 19, 1900,
    no 939, 21-07-1900.
  3. Idem.
  4. Idem.
  5. Advertentie; Het Vaderland 14-09-1899; Idem: Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage 14-09-1899.
  6. Het is niet bekend wanneer Johan Gebhard is overleden. Hij werd op 28 september 1927 uit het bevolkingsregister van Abcoude afgevoerd wegens vertrek met onbekende bestemming (Scheen 1981); website RKD.
  7. Bals-Masqués; Algemeen Handelsblad 12-2-1899. 
  8. Familie-archief Le Gras. 
  9. Familiearchief Le Gras; stamboom familie Smits. 
  10. Bevolkingsregister; Gemeentearchief Rotterdam. 
  11. Beeldbank Haags Gemeentearchief. 
  12. Streekarchief Gooi & Vecht;
    bevolkingsregister Hilversum 1890-1920.
  13. Maurits Wagenvoort; De Vrijheidzoeker; Roman van het werkelijk leven; J.M. Meulenhoff, Amsterdam 1930.
  14. Idem; Blz. 256.
  15. Opmerking van Louise Pauline Westerling- Le Gras
    in haar openingstoespraak bij de herdenkingstentoonstelling 100e geboortedag August Le Gras in
    Hotel Hamdorff op 8 februari 1964.
  16. Bron: Nederlandsche sport; officiëel orgaan der Nederlandsche Harddraverij- en Renvereeniging, der Nederlandsche Jachtvereeniging “Nimrod”, der Koninklijke Nederlandsche Zeil- en Roeivereeniging, der Amsterdamsche IJsclub en der Amsterdamsche Skating-club, jrg 16, 1897, no 772, 08-05-1897.
  17. De actuele naam sloughi werd voorafgegaan door verschillende varianten: sloeqi, sloeqie, slouqi etc. 
  18. De Hondententoonstelling; Paleis voor Volksvlijt; Het nieuws van den dag : kleine courant; 17-04-1899.
  19. Wat een uitzonderlijke locatie voor een hondententoonstelling.
  20. Idem; jrg 20, 1901, no 986, 15-06-1901.
  21. Amy Fernandez; https://caninechronicle.com/current-articles/the-sloughi-an-ancient-hound-whose-dna-predates-christ-joins-the-ranks-of-akcs-blue-bloods.
  22. Gade; Uit 1357 daterende uitdrukking voor echtgenoot, echtgenote; https://nl.wiktionary.org/wiki/gade.
  23. Welp is de aanduiding voor het jong van meerdere dieren uit de orde van de roofdieren voor honden wordt gewoonlijk pup gebruikt. 
  24. Nederlandsche sport; officiëel orgaan der Nederlandsche Harddraverij- en Renvereeniging, der Nederlandsche Jachtvereeniging “Nimrod”, der Koninklijke Nederlandsche Zeil- en Roeivereeniging, der Amsterdamsche IJsclub en der Amsterdamsche Skating-club, jrg 20, 1901, no 992, 27-07-1901
  25. August Le Gras; De Slouqi; Arabische windhond; Uitgegeven door de Nederlandsche Slouqiclub; J.Reddingius; 1903..
  26. Idem.
  27. Emanuel van der Ven; schilder, tekenaar (1866-1944); Jaap Dooijewaard; schilder, tekenaar (1876-1969).
  28. Kokky Beumer; De Singers & De Dooyewaards; Waanders 2001; Blz.26.
  29. Streek archief Gooi en Vecht; Bevolkingsregister Hilversum.
  30. Het deel van Blaricum dat later de Meentweg is geworden. Met dank aan Historische Kring Blaricum.