Mijn Opa: Fok Calis

Mijn Opa: Fok Calis

Fok Calis met Folkert en Gerard Morsink

Als je het over je opa hebt zullen niet veel mensen kunnen zeggen dat zij in hun jeugd decennia lang met hem hebben samengeleefd. In mijn geval heb ik mijn opa Fok Calis zo’n twintig jaar thuis van nabij meegemaakt. Mijn moeder was de laatste van zijn kinderen die trouwde en bleef blijkbaar in de boerderij om ‘voor vader’ te zorgen. In feite kwam mijn vader erbij inwonen. Uiteindelijk waren mijn ouders in al die jaren de spil van het huishoudelijk gebeuren. Zowel ik als mijn broer maar ook onze opa Fok waren in het gezin degenen voor wie gezorgd werd en daardoor bestond tussen ons drie toch iets gemeenschappelijks.

Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 153 [2020-3]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.

Gerard Morsink vertelt over zijn bekende opa

Er waren momenten dat onze boerderij aan de Kerklaan weer het huis van opa was en dat was op Nieuwjaarsdag, op zijn verjaardag en natuurlijk met St. Jan, want dan kwamen zijn andere kinderen met aanhang langs. 

Als ik het over mijn opa Fok heb dan kan dat in twee perioden worden verdeeld: een voor mijn tijd (ik ben geboren in december 1951) en de tweede periode die de twintig jaar beslaat dat ik hem intensief heb meegemaakt, tot opa’s overlijden in 1972. 

Groot contrast

Opa Fok werd geboren op 7 juni 1882 op het Zevenend. Mijn opa moet in zijn leven het dorp Laren enorm hebben zien veranderen. In zijn jeugd bestond Laren voornamelijk nog alleen maar uit boerderijen, weverswoningen en akkers. Vlak voor zijn geboorte begon de Gooise tram te rijden en kwamen de eerste ‘vreemdelingen’ in het dorp wonen. In die tijd was het armoe troef, een armoe die kunstenaars aantrok om naar Laren te komen vanwege haar ‘puurheid en eenvoud’. Een heel groot contrast met het Laren van nu. Ik heb mijn opa eens op zijn tachtigste horen zeggen: “Laat die goede oude tijd maar wegblijven” En dat zegt genoeg. 

Klaas en Bet op het Zevenend.

Bekende Laarder

Mijn opa Fok was een bekende Laarder. Iedereen kende hem wel. “Ha die Fok” was toentertijd de spontane begroeting als men hem tegenkwam, waarbij je altijd getrakteerd werd op een goedlachse blik. Dat “Ha die Fok” begon hij na verloop van tijd wellicht als grapje uit zichzelf al te roepen als hij iemand tegenkwam. Mijn opa was een opgeruimd man die het leven en zijn omgeving altijd toelachte. Zo heb ik hem ook wel gekend thuis. Maar bovenal was mijn opa op allerlei gebied actief in het dorp. Daardoor is hij in Laren wellicht een van de meest bekende dorpsgenoten geworden. 

Opa is geboren in een tot woning verbouwde schuur op het Zevenend. Waar die verbouwde schuur van Klaas Bakker gestaan heeft, is niet bekend. Het boerderijtje dat nu Zevenend 63/65 is, werd uiteindelijk zijn ouderlijk huis en staat op de hoek van het Zevenend/Heideveldweg.

Hij was een zoon van Klaas Calis en Bet Schouten. Beiden zijn mijn overgrootouders maar ook de overgrootouders van onze huidige wethouder Peter Calis. Overgrootvader Klaas Calis heeft ook in de politiek gezeten want hij is volgens zeggen ongeveer zes jaar raadslid in Laren geweest. Daarnaast was mijn overgrootvader decennia lang voorzitter van de onderlinge brandverzekeringsmaatschappij ‘Cum Deo’. Opa Fok heeft hier een staartje van meegekregen, maar heeft op een heel andere manier het nodige voor Laren betekend.

Mijn opa was trots op zijn afkomst. Bij nieuwe ontmoetingen kon hij het geregeld niet laten zijn afstamming te noemen beginnend met de volgende woorden: Ik ben Fok van Klaas van Jacob enz. (zie kader) Of hij helemaal tot onderin de lijst van stamvaders kwam is even de vraag, maar hij kwam in ieder geval een heel eind.

Melkboer 

Laat mijn opa eerst maar over het begin van zijn werkzame leven vertellen. In 1952 vlak voor zijn 70ste verjaardag stond het volgende in de krant Gooi en Ommeland.

“Mijn vader was ploegbaas bij de spoorwegen en later bij wever bij P.C. v. d. Brink. Hij verdiende zeven harde guldens in de week. Op mijn zeventiende verdiende ik al een gulden meer in de week. Ik liep daarvoor elke dag heen en weer naar Hilversum of Bussum voor mijn werk als tuinman bij Mattee. Maar ik heb daarna ook nog twee jaar bij de weverij van P.C. v.d. Brink gewerkt totdat ik mijn levenswerk vond: Melkboer!” 

In dat interview vertelde opa dat zijn start als melkboer moeilijk was. “Want toen ik begon waren er in Laren 57 boeren die melk verkochten!” Om zijn jonge gezin het hoofd boven water te laten houden was Fok ook nog melker op de Meent, twee koeien van hemzelf en vijftien koeien van een ander. Hoewel het in Laren allemaal mannen waren die de koeien op de Meent tweemaal daags molken, werden zij ‘melksters’ genoemd. Melken gebeurde toen nog met de hand. Per koe werd 5 cent per dag verdiend. “Mijns de Leeuw (de nachtwaker) wekte mij altijd ’s nachts om halftwee, want ik moest vroeg klaar zijn om de melk te gaan slijten.” Toen er nog geen melkfabriek was, bewerkten de boeren zelf de melk. Overdag ventte Fok dan nog zo’n 80 liter uit met een opbrengst van 80 cent. Mijn opa stopte met zijn melkhandel in 1948 toen in het kader van de melksanering de coöperatie van Hilversumse en Larense melkslijters een feit werd. 

Elizabeth van der Schaal op 18-jarige leeftijd en Fok Calis in zijn jonge jaren.

Trouwen 

Opa Fok trouwde in 1910 met Elizabeth van der Schaal, mijn oma die ik helaas niet gekend heb. Zij kwam van de boerderij op de Lingenskamp hoek Torenlaan, maar woonde waarschijnlijk vlak voor haar huwelijk al een tijd in boerderij op Kerklaan 10 om Maria Zoon en haar nicht Hendrika Zwanikken en misschien ook de aanwezige neef Petrus de Leeuw, de toenmalige hoofdbewoners, te verzorgen. Volgens zeggen allen ongetrouwd. Dat is wellicht ook de reden geweest dat het nieuwe echtpaar eerst op Kerklaan 12 en later na het overlijden van Maria, Hendrika en Petrus op Kerklaan 10 is gaan wonen.

De huisnummering was trouwens in die tijd in Laren geheel anders dan nu. De boerderij op de Kerklaan had in 1910 alleen het huisnummer 224. Een straatnaam was er nog niet. In 1916 werd dat vernummerd in 1032. Tussen 1916 en 1926 kreeg Laren straatnamen en kreeg de straat de naam Pijlsteeg. Het adres van de boerderij werd van 1032 in Pijlsteeg 2 veranderd maar dat was maar van een korte duur want in 1926 woonde mijn opa volgens het bevolkingsregister op Kerklaan 2A. Uiteindelijk werd het in 1960 Kerklaan 10 en dat is het nog steeds. Al 60 jaar niet meer veranderd.

Op de wereldtentoonstelling in Brussel 1935, Fok Calis samen met de familie Rompuy en broer Jaap, de opa van de huidige wethouder Peter Calis.

Al snel kwamen de eerste kinderen, maar brak ook de Eerste Wereldoorlog uit met veel Belgische vluchtelingen als gevolg. Het jonge echtpaar gaf in die periode onderdak aan het gezin Rompuy uit het plaatsje Duffel vlak bij Antwerpen. Hoe lang de Rompuys zijn gebleven is niet duidelijk, maar het contact met de Belgische familie is tot in de jaren 70 gebleven. Persoonlijk heb ik een zoon van deze familie ooit eens ontmoet. Ook heeft deze Belgische familie tot in lengte van dagen een belangrijke stempel gedrukt op het actief doorbrengen van vele feestavonden. Zij introduceerde nl. het kaartspel Wiesten (Whist in het Engels), dat uiteindelijk het populaire kaartspel van de familie maar ook van de directe buren werd. 

Mijn opa en oma kregen na verloop van tijd 8 dochters en een zoon (inmiddels allemaal overleden). Fok had dus vele dochters maar slechts een zoon. En ook zoon Kees had slechts een zoon en meerdere dochters.

Voor de oorlog trouwde de oudste dochter als eerste van de kinderen. Daarna ging het snel en in 1944 trouwen er zelfs 3 dochters. De laatste van het stel was mijn moeder die in 1949 trouwde. De meeste kleinkinderen zijn in die tijd al geboren. Naast deze mooie momenten zijn er ook twee verdrietige gebeurtenissen in het gezin. In 1941 overlijdt de jongste dochter Lamberta, Bebbie genoemd, op 14-jarige leeftijd binnen drie dagen na de eerste ziekteverschijnselen van een onbekende ziekte. En in 1947 overlijdt Foks vrouw en mijn oma Bet (van der Schaal) op 63-jarige leeftijd aan de complicaties van haar suikerziekte. 

In die tussentijd was opa Fok actief in allerlei verenigingen. Zo was hij actief lid in de Melkboerenbond, de Boerenbond en de ABTB. Vanaf zijn 40-ste heeft hij decennia in het bestuur van de onderlinge brandassurantie ‘Cum Deo’ gezeten. 

Het volledige gezin in 1928. Staand vlnr: Nelie, Sien, Bep, Kees en Greet. Zittend vlnr: oma Elizabeth, de jongste dochter Lamberta – Bebbie genoemd – en opa Fok. Vooraan vlnr: Jo, Annie (mijn moeder) en Rie.

Brandweer

In 1906 of 1907 trad mijn opa op 24-jarige leeftijd al toe tot de plaatselijke vrijwillige brandweer. Bij de brandweer werd hij de hooibroeipeiler en gaf hij precies aan welke hooiberg gevaar liep en welke niet. Door regelmatige controle droeg hij volgens zeggen er zorg voor dat geen enkele hooiberg meer brandde. In 1947, na 40 jaar bij de brandweer, werd hem op zijn verzoek eervol ontslag verleend. Na zijn afscheid bleef hij betrokken bij de brandweer. Volgens mij gingen zijn hooibroeipeilingen nog gewoon door en volgde hij alle vernieuwingen, veranderingen en jaarvergaderingen bij de brandweer.

Fok Calis in stoere brandweerkleren.

De Klepperman

Hij was niet de oprichter van de Klepperman maar wel vanaf het begin erbij en tevens ‘hofleverancier’ van een behoorlijk aantal leden. In 1934 is bijgaande foto gemaakt bij de boerderij van Jan en Anna de Jong op Nieuwlarenweg 20. Hoewel ik hem nooit heb zien dansen was hij er bij bijzondere evenementen van de Klepperman tot in de jaren 50 altijd wel bij. 

Zoals bij een van de eerste televisie-uitzendingen in Nederland. Met de Klepperman speelde mijn opa een rol in het televisiespel ‘De bruiloft van Kloris en Roosje’ in 1951, gedeeltelijk gefilmd in Laren en gedeeltelijk in de studio waar een deel van het Bonte Paard was nagebouwd. Het geheel was onder leiding van de bekende regisseur Willy van Hemert. De uitzending vond drie maanden na de allereerste televisie uitzending Nederland plaats op de VARA-avond op nieuwjaarsdag 1 januari 1952. Saillant detail is dat de opa van onze voorzitter van de HKL, Johnny Holshuijsen (John Woodhouse), ook aanwezig was. Op bijgaande foto met het interieur van het Bonte Paard is hij links in de hoek te zien. 

Ook de Kleppermanreis naar Bari in 1953 in Zuid-Italië en aansluitend naar Rome is een belangrijk hoogtepunt geweest. Voor het eerst bergen gezien en voor het eerst zover weg geweest en dan ook nog op audiëntie bij paus Pius XII. Toen had hij de smaak te pakken want een paar jaar later is hij nog twee keer met zijn kinderen in Rome geweest. En dat allemaal in zijn Larense boerenpak ondanks de hitte. Hij verloochende zijn afkomst niet. In zijn zwarte pak trok Fok in Italië meer de aandacht van de wandelaars dan een mannequin in een modern voorjaarsjurkje, schreef de Drost, een tijdschrift dat in de jaren zestig enige tijd verscheen in Laren. 

Ophalen van de bruid op de boerderij van Nieuwlarenweg 20.
Boerenbruiloft in een in de studio nagebouwde ‘Bonte Paard’.

Oranje Comité

Mijn opa was in 1945 een van de oprichters van het Oranje Comité, dat op de ochtend van Koninginnedag de wedstrijden met paarden en boerenwagens organiseerde. Een belangrijk onderdeel was de hemdenrace, waarbij men op een eigen paard zonder zadel tijdens de stops in de rondjes op het Kermisterrein allerlei handelingen moest verrichten. Het rijden zonder zadel was al een lastige zaak maar het op- en afstijgen al helemaal. Het was een afvalrace. Iedere wedstrijd in de hemdenrace ging tussen 2 paarden en berijders. Uiteindelijk bleef er een winnaar over. Daarnaast had je ook de race met paard en boerenwagen. Dat ging allemaal tegelijk. Aan de Zevenendkant van het Kermisterrein moest de klaarliggende lading stro zo snel mogelijk op de boerenwagen geladen worden. Zodra alle stro op de wagen lag, ging men met de lading zo snel mogelijk naar de andere kant van het Kermisterrein. Wie zonder stro onderweg te verliezen als eerste aankwam had gewonnen. Voor iedere deelnemer was een borreltje na afloop voorhanden. De winnaars kregen aardige prijzen. Een keer ben ik samen met mijn opa met de trein naar Leiden geweest om bij de dekenfabriek Zaalberg mooie wollen dekens als prijs te kopen. Al met al stak Fok er best aardig wat tijd in.

Op internet is op You Tube een aardig filmpje de ‘Fokkerit’ te zien dat Tijmen van der Zwaan erop heeft gezet en waarin de sfeer van het gebeuren op het Kermisterrein goed wordt weergegeven. 

Hemdenrace op het kermisterrein op Koninginnedag.
Opa Fok prominent en goed herkenbaar op de diligence, een rijtuig met 8 paarden ervoor.

Van vele markten thuis

Opa Fok was lid van de Boerenwagenclub, een vereniging die bij zijn tienjarig bestaan een tentoonstelling van boerenrijtuigen organiseerde in Hamdorff. Maar vooral de optochten van boerenwagens brachten veel mensen op de been. Het waren trouwens niet alleen boerenwagens uit ’t Gooi, maar allerlei soorten rijtuigen zoals diligences, sjezen, tilburies en tentwagentjes die langs het toegestroomde publiek trokken. De deelnemers kwamen uit heel Nederland, uit Den Haag, Utrecht, Zaandijk, Doorn, Scheveningen om maar eens een paar plaatsen te noemen. Het was op zo’n dag een drukke boel in het dorp.

Mijn opa ging graag naar zijn stamkroeg t’ Bonte Paard. Hij lustte best wel een borreltje, maar het belangrijkste was toch de gezelligheid aan de stamtafel, waar menig bekende Laarder aanschoof. Ik had ook de indruk dat hij goed bevriend was met de waard en eigenaar Jan Roest. Naast de bar van t’ Bonte Paard hangt een foto aan de muur met o.a. mijn opa erop.

Opa Fok aan de stamtafel in t’ Bonte Paard.
Afscheid van buurmeisje Diel Majoor vlak voordat ze naar Nieuw Zeeland emigreert. Opa Fok, Diel en Leo Warmolts op hun best.

Mijn opa was geen verlegen man. Op feesten en bruiloften was mijn opa altijd bereid om voordrachten te houden tot groot genoegen van de omstanders. Een veel gehouden act was de ‘Pastoor van Schaerenbeek’ waarbij hij soms verkleed als pastoor met een grappige donderpreek de feestgangers de les las.

In de jaren zestig gingen wij met het gezin in Twente op vakantie. Wij vertrokken ‘s ochtends en opa en de poes bleven thuis. Binnen de familie was het zo geregeld dat een andere tante met kinderen diezelfde ochtend de boerderij binnenschoof om op opa en de poes te passen. Na 14 dagen kwamen wij weer terug van vakantie uit Twente. Bij thuiskomst was de tante met kinderen inmiddels al huiswaarts gekeerd, maar toen wij opa en de poes zagen, merkten wij dat zij beiden behoorlijk vermagerd waren. Dat lag niet aan mijn tante maar wij kwamen erachter dat zij beiden ons zo erg misten dat ze al die tijd weinig eetlust hadden.

Van mijn opa heb ik leren schaken en wij hebben ook veel potjes geschaakt. Maar op een bepaald moment kwam er toch een kentering. Op jonge leeftijd pak je alles toch relatief snel op dus ook schaken. Ik begon alsmaar te winnen van hem waardoor de lol er bij hem af ging. Ook wel begrijpelijk.

Mijn opa kon, zoals wellicht menige andere boer, het weer aardig voorspellen. Dat was deels ook wel belangrijk voor zijn werk. Indertijd heb ik gemerkt dat in zijn kennissenkring er genoeg waren die meer vertrouwen in zijn voorspellingen hadden dan in die van het KNMI.

Mijn opa kon goed opschieten met de welbekende goudsmid Leo Warmolts, die zijn werkplaats naast onze boerderij langs de oprit aan de achterzijde had. Hij ging er bijna iedere ochtend koffie drinken en een praatje maken, maar hielp hem ook door geregeld goud bij de firma Drijfhout in Amsterdam voor hem te halen. Dat was in beider voordeel, want dat scheelde Leo tijd en voor opa was dat een gratis ritje naar een van zijn twee dochters in Amsterdam. Ik kon ook goed met Leo opschieten. Op een bepaald moment zeiden vriendjes dat ik voor hem moest oppassen. Er ging een tijdje overheen voordat ik er achter kwam dat Leo homoseksueel geaard was en dat hij destijds een van de oprichters van het COC was. Voor mij en mijn opa was dat allemaal geen probleem.

Voor de foto gingen al zijn kinderen en hun echtgenoten in klederdracht zoals op bijgaande foto achter de boerderij te zien is. De enige dissonant dat ben ik en zo te zien alleen geïnteresseerd in pruimtabak. Achter mij zit mijn tante Sien die al zes maanden in verwachting is van mijn neef Cees. Ik was op die foto dus eigenlijk niet het enige kleinkind. Van alle kleinkinderen van opa Fok heeft Cees ‘t het verste geschopt en wellicht veel aan het leed in de wereld kunnen doen. Bij het Directoraat-generaal ECHO van de Europese Commissie de afdeling voor Europese Civiele Bescherming en Humanitaire Hulp, was Cees veertien jaar hoofd van een unit, eerst negen jaar van Afrika en de laatste vijf jaar van Azië, Zuid Amerika, de Pacific en Caraïben.

70 jaar 

Iedere verjaardag is bijzonder maar zijn 70ste verjaardag schiet eruit vooral omdat die uitgebreid de krant haalde. Uit het artikel blijkt dat veel prominenten uit met name Laren bij opa Fok langs zijn geweest om hem te feliciteren. Zowel burgemeester Naud van der Ven en zijn voorganger Van Nispen van Sevenaer als onder meer de Oranjecomités van Laren en Blaricum, de brandweer, de Larense PTT tot en met de stamtafelgasten van t’ Bonte Paard brachten op die zaterdag 7 juni 1952 een bezoek aan de boerderij op Kerklaan 10. En natuurlijk ook zijn ruime schare kinderen en andere familie.

Opa Fok aan het werk in de moestuin.

De moestuin en het ‘bruiloften’

De grootste hobby van mijn opa was de tuin. Daar kon hij uren in rond brengen en dat was ook wel nodig want het was een vrij grote moestuin. De tuin leverde in de zomer vrij veel groenten op. In eerste instantie natuurlijk bedoeld voor eigen gebruik, waarbij een deel voor later gebruik ‘ingeweckt’ werd. Desondanks bleef er nog genoeg over om aan de andere kinderen, buren en vrienden uit te delen. Veelal bracht hij deze groenten persoonlijk naar ze toe. Dat de tuin productief was ervaarde ik bijna ieder jaar aan het eind van de zomer. Dan gebeurde het geregeld dat bij ons veertien dagen lang als groente niets anders dan sperziebonen op het menu stond.

Vroeger hadden wij een ouderwetse poepdoos. Naar hedendaagse maatstaven niet echt uitnodigend, maar toen wisten wij niet beter. Zoals gebruikelijk in die tijd was de poepdoos aangesloten op een beerput die zo nu en dan geleegd moest worden. Dat deed mijn opa maar toen hij wat ouder werd, heb ik het een paar keer moeten doen. Hij riep dan dat het weer tijd werd om te ‘bruiloften’ waarmee hij bedoelde dat de beerput weer leeggemaakt moest worden. Met behulp van een ‘beer-emmer’ werd de ton op de kruiwagen gevuld, niet al te vol want het was een riskant klusje naar de tuin toe. Daar werd de inhoud van de ton netjes verspreid over de tuingrond. Dat kon natuurlijk alleen buiten het bloeiseizoen. Over recyclen gesproken: van die tuingrond aten wij later weer overheerlijke sperzieboontjes en boerenkool! 

Het is niet smakelijk maar nog wel aardig om het volgende te vertellen. Van zijn EU-werk kwam mijn eerdergenoemde neef Cees met veel hooggeplaatsten, zoals ministers, in contact, maar ging hij ook geregeld op werkbezoek in gebieden waar van alles aan de hand was, ook gevaar en waar de voorzieningen soms ook zeer beperkt waren. Zo kwam hij in Darfur op een zelf gemaakt toilet terecht qua constructie vergelijkbaar met de ouderwetse poepdoos. Eenmaal daar zittend rook hij tot zijn verbazing daar dezelfde weeïge lucht die hij vroeger ook bij ons op de Kerklaan had geroken. Blijkbaar is dat in de hele wereld hetzelfde! 

Mijn broer Folkert samen met opa Fok en een gebruikte bos brandnetels op de grond.

Gezondheid

Dat opa Fok altijd gezond bezig was kan niet gezegd worden. Hij rookte graag sigaren en pijp en lustte ook graag een borreltje. Deze slechte gewoonten werden een klein beetje gecompenseerd met verse groenten uit eigen tuin. Om daarnaast toch nog iets gezonds binnen te krijgen moest ik van mijn opa altijd ‘kneusjes’ bij de eierboeren Bep en Jan de Leeuw aan het Mauvezand halen. Bijna iedere dag werd aan het eind van de middag een rauwe eierdooier in een glaasje vieux gedaan en na wat roeren in een teug opgedronken, omdat dat ‘harstikke gezond’ was. Het valt te betwijfelen maar hij is ondanks dat toch wel oud geworden.

In de zomer gebeurde het geregeld dat ik door opa Fok erop uit gestuurd werd om een bos lange brandnetels te plukken. Aangekomen thuis ging hij in de tuin zitten, stroopte zijn broekspijpen omhoog en legde zijn benen op een andere stoel. Vervolgens pakte hij de bos brandnetels en begon daarmee uitgebreid op zijn benen te slaan. Toen ik dat voor de eerste keer meemaakte vroeg ik aan hem waar dat goed voor was. Zijn antwoord was: “dat is goed voor mijn reuma”. Ik had hem nog nooit iets over reuma horen zeggen, maar zoiets doe je natuurlijk niet voor niets. Het is een vrij pijnlijke methode. Na een kwartiertje slaan waren zijn melkwitte benen rood geworden en stopte hij daarmee. Bijgaande foto geeft zo’n situatie weer. Mijn broer Folkert met een dik oog van een of andere insect naast opa en de brandnetelbos op de grond. Zo’n 10 jaar geleden liep ik tegen een bijzonder bericht in de krant aan. Onderzoekers hadden een stof in brandnetels ontdekt die goed tegen reuma gebruikt zou kunnen worden. Gezien de ervaringen met mijn opa had ik ze dat 40 jaar geleden ook al kunnen vertellen!

Fok is vrij oud geworden (89 jaar) en als je zo oud wordt is de kans groot dat er naast kleinkinderen ook achterkleinkinderen komen. Overgrootvader Fok had er bijna een schoolklas vol. Op 23 februari 1972 overleed hij aan de gevolgen van een longontsteking, ruim drie maanden voor zijn 90ste. 

Landing op de maan

Wat kan een mens in zijn leven aan veranderingen in zijn omgeving zoal meemaken? In het geboortejaar van mijn opa in 1882 waren er nog geen auto’s. De tram in Laren begon net te rijden en Laren bestond toen voornamelijk nog uit kale akkers en weinig bebouwing, zoals ik aan het begin van dit verhaal vertelde. De eerste auto’s kwamen en begin twintigste eeuw ook de eerste vliegtuigen, en met de twee wereldoorlogen in de vorige eeuw kreeg de techniek een behoorlijke versnelling. Uiteindelijk resulteerde het een en ander in veel en betere voertuigen, in straalvliegtuigen waarmee je eenvoudig en snel de wereld over kon en hoe vervelend ook in een atoombom. Tussen al de vernieuwingen in de techniek en de veranderingen in Laren was de meest bijzondere gebeurtenis voor mijn opa bijna aan het eind van zijn 89-jarige leven toch wel de landing op de maan in 1969. Voor hem was die gebeurtenis onbegrijpelijk en moeilijk te bevatten.