Het opmerkelijke leven van August Le Gras – Deel 2

Het opmerkelijke leven van August Le Gras – Deel 2

Hoe zou dat zijn gegaan, toen August Le Gras zich meldde aan de poort van de Rijksakademie voor Beeldende Kunsten In Amsterdam? Ik stel me voor dat hij niet al te schuchter of nerveus binnentrad. Als 15-jarige kostwinner en gewend aan zwaar werk in contact met veel volwassenen via de tapperij en likeurstokerij waarin hij enkele jaren had gewerkt, zal hij geen verlegen knul zijn geweest. 

Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 150 [2019-4]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.


De serie ‘Het opmerkelijke leven van August Le Gras’ bestaat uit 5 delen:
Deel 1 | Deel 2 | Deel 3 | Deel 4 | Deel 5


Vrienden voor het leven 

© Peter C.L. van der Ploeg

De Rijksakademie van Beeldende Kunsten; Stadhouderskade 86, gebouwd in 1875 naar een ontwerp van stadsarchitect Bastiaan de Greef. De huizen ter linkerzijde van het gebouw zijn nog niet gebouwd.
Bron: Stadsarchief Amsterdam.

Een wens gaat in vervulling
Van teken- of schilderlessen ter voorbereiding op zijn studie hebben we geen kennis. Voor de eerste helft van zijn leven zijn we voornamelijk aangewezen op één bron 1) en daarin wordt van enige voorbereiding op zijn toelatingsexamen niet gesproken. Echter alleen al het feit dat hij zich aanmeldt voor het zich bekwamen in de teken- en schilderkunst, mag een duidelijke aanwijzing zijn, dat hij er klaar voor is. Hij zal zich gesteund weten door zijn familie, die zijn passie voor de kunst niet ontgaan zal zijn. August zal al veel hebben getekend en geschilderd en de waardering van zijn ouders, zijn zussen en broer zal hem hebben gestimuleerd zich te bekwamen in de tekenkunst. We leerden immers uit het eerste artikel, dat dankzij een kleine erfenis 2) die zijn moeder ten deel viel, August in staat wordt gesteld de opleiding te volgen. Op en via de akademie leert August veel mensen kennen en dat leidt tot nieuwe contacten en vriendschappen. Velen daarvan gaan zijn leven lang mee.

Rijksakademie voor Beeldende Kunsten Amsterdam
Voor zijn toelatingsexamen op 1 oktober 1879 heeft August blijkbaar aan de administratie doorgegeven dat hij is geboren op 21 februari 1863. Die dag meldt zich ook Georgina Schwartze (1854-1935) de later succesvolle beeldhouwster en zus van de bekende Thérèse Schwartze (1851-1918) de schilderes. Zij is geboren in 1854 en een tiental jaren ouder dan Le Gras. Maar August’s geboortejaar was niet 1863, maar, 1864. Hij zal een goede reden hebben gehad hier een jaar te smokkelen. Mogelijk was de minimumleeftijd bij inschrijving 16 jaar. In 1979 woont het gezin Le Gras nog op de hoek van de Spuistraat en de Wijdesteeg en vandaar naar de Rijksakademie aan de Stadshouderskade is niet meer dan een wandeling van een kwartier om de 2 km af te leggen. 3)

Dierstudie van August Allebé; twee Orang-oetans; ca. 1875 RKD.

August wordt, evenals Georgina en een aantal anderen toegelaten en hij begint de studie in de: “Teeken en boetseerkl.:, Perspectief en Ornam”. Hij maakt een goede start en zijn beoordeling luidt: “Aanleg en ijver goed.” 4) Vanaf zijn derde studiejaar 1881/82 neemt hij plaats in het zg. Schilderklasje. Hij zal daar naar hebben uitgekeken. De docenten vinden zijn aanleg voldoende en zijn inzet : “uitmuntend!” Al wordt direct daarna opgemerkt dat hij de lessen: “Aesthetica weinig (heeft) bijgewoond.” 5)

Studenten Rijks­academie, Amsterdam. V.l.n.r. Van der Sande Lacoste, Frankfort, Smith, Muller, Dankmeyer, Le Gras, Veth en Prins (1882).

Medestudenten
August Allebé (1838-1927), is docent en vanaf 1890-1906 directeur Rijksacademie voor Beeldende Kunsten. Allebé had een sterke band met Artis 6). Het kan dan ook niet verwonderlijk zijn dat hij August en ook andere studenten in Artis introduceerde. Misschien was die voor August niet nodig omdat hij al van jongs af een grote interesse toonde voor flora en fauna en de dierentuin regelmatig bezocht. Mogelijkerwijs heeft de warme belangstelling voor Artis ook een goede connectie opgeleverd tussen Allebé en Le Gras.

Een andere docent van Le Gras, professor Barend Wijnveld (1820-1902), had ook een sterke connectie met Artis. Hij kwam daar regelmatig en schilderde in 1880 een portret van Artisdirecteur Gerard Westerman. 7)

Ook professor Rudolf Stang (1831-1927), hoogleraar aan de Rijksakademie van 1884 tot aan 1901, gaf les aan August 8). Deze docent heeft zeer waarschijnlijk August de kunst van het etsen aangeleerd. Hoewel August daar aanleg voor toonde, heeft hij slechts weinig etsen gemaakt. Toch was zijn leraar wel tevreden met zijn maaksels, zo leid ik af uit de bijdrage van August aan een tentoonstelling bij Galerie Gurlitt 9) in Berlijn in 1892 10). Hier wordt werk getoond van Professor Stang en een 25-tal van zijn leerlingen van de Rijksakademie. Het gaat onder meer om August Le Gras, Heinrich Krabbé, Thérèse Schwartze, Derk Schaap, Jan Veth en Willem Witsen, die later heel bekend is geworden met zijn etsen. Het zou interessant zijn of alsnog te achterhalen valt wat August hier heeft laten zien.

Tijdens zijn studie aan de Rijksakademie wordt August in 1884 opgeroepen voor de keuring voor militaire dienst. Hij wordt gekarakteriseerd met bruine ogen en bruin haar, een gewone neus en mond, en ronde kin en een lengte van 1810 millimeters. Doch August wordt niet goedgekeurd en vrijgesteld van militaire dienst vanwege lichaamsgebreken 11). Wat deze lichaamsgebreken inhouden, is niet duidelijk. Als zodanig sluit het gegeven wel aan bij de opmerking van Everts. Jr. die in zijn artikel over Le Gras 12) melding maakt van “lichaamszwakte” bij de puber August, die daardoor zijn baan bij de slijterij verliest. Met zijn lengte van 181 cm is hij aanzienlijk langer dan de gemiddelde dienstplichtige 13).

Vanaf het cursusjaar 1884-1885 volgt August ook lessen in het etsen. Zijn docenten achten zijn aanleg nog steeds goed, maar vinden wel dat hij te veel verzuimt en te ruw werkt 14).

Gedurende zijn laatste twee jaren (1885-1886 en 1886-1887) aan de akademie volgt hij de avondklasjes. Zijn ijver en aanleg worden met “goed” gewaardeerd met een compliment voor zijn grote aanleg in etswerk 15).

Tijdens zijn studiejaren maakt hij kennis met veel schilders. Een aantal van hen zal tussen het jaar 1903 tot 1918 deel uitmaken van de door August opgerichtte eerste Gooise Schildersvereniging ‘Club De Tien’ zoals Derk Schaap (1862-193) en Heinrich Krabbé (1868-1931). En ook anderen van zijn opleiding zal hij later weer ontmoeten bij de vereniging van Kunstenaars Sint Lucas. Een van hen wil ik speciaal nog noemen, omdat we hem ook later nog zullen tegenkomen. Hij heet Johan Godfried Carel Gebhard (1865-1927) 16) in januari 1883 toegelaten op de Rijksakademie. Enige volharding kan hem niet worden ontzegd, want zijn beoordelingen zijn niet best. Zijn aanleg is tamelijk gering, evenals zijn ijver 17). Toch blijft hij de lessen volgen tot en met cursusjaar 1887/1888 en zal hij zich ontwikkelen tot een goed (boek-)illustrator. Misschien niet heel vreemd, daar zijn familie een uitgeverij bestiert: Joh. Gebhard & Co. En vinden we August een lange vent, Gebhard torent in lengte overal bovenuit. Hij is een reus met zijn 1897 millimeters 18).

Elia op den Karmel, Jac Van Looy, 1884; Instituut Collectie Nederland.

Prix de Rome
August zal in zijn laatste levensjaren nog corresponderen met Jac van Looy (1855-1930). Van Looy studeerde van 1877 tot aan 1883 ook aan de Rijksakademie, maar heeft misschien geen klassen met August gedeeld. Van Looy was gezien de commentaren van zijn docenten een opvallend goede student. Jaarlijks noteren zij “aanleg en ijver uitmuntend!” 19). Hem viel dan ook de Prix de Rome ten deel, die door August Allebé weer werd ingesteld na jarenlang buiten werking te zijn geweest. De prijs stelde Van Looy in staat te reizen. Het doel is de winnaar de kans te bieden zich verder te ontwikkelen. De winnaar ontving namelijk naast de gouden medaille vanaf 1884 jaarlijks een stipendium van twaalfhonderd gulden 20). “De schilder/tekenaar/schrijver Jacobus van Looy (1855-1930) won de Prix de Rome in 1884 in de categorie Schilderkunst . Hij moest de prijs delen met Jan Dunselman die ook een eerste prijs kreeg, omdat de jury niet één winnaar kon aanwijzen.” 21)

Gerard Westerman Buste in de Statenpassage in het Tweede Kamergebouw. Afgebeeld: nl: Gerardus Frederik Westerman Auteur: Louis F.J. Dupuis, 1888. Door Effeietsanders – Eigen werk, CC BY-SA 4.0

Natura Artis Magistra
Gerard Westerman (1807-1890), uitgever en boekhandelaar, geldt als initiatiefnemer en een van de drie oprichters van het zoölogisch genootschap Natura Artis Magistra in 1838. Hij werd ook de eerste directeur van Artis en bleef dat tot aan zijn dood in 1890. 

De Latijnse naam laat zich ongeveer als volgt vertalen: “de natuur is de leermeesteres van de kunst”.

Mijn vermoeden is dat er een goede band heeft bestaan tussen Westerman en August Le Gras. Dat leid ik af uit wat (gezochte) verbindingen tussen hen te duiden. Via Artis en Westerman lijken er wel allerlei connecties te ontstaan die zich verweven in het leven en werk van August Le Gras. Westermans familie is afkomstig uit Duitsland. Zijn vader was uitgever en boekhandelaar. De moeder van August kan half Duits worden genoemd. Van vaderskant is August van Franse afkomst en gerelateerd aan de boekhandel van de grootouders, die in de periode 1830 en verder werd gedreven door de oudste zoon, broer van de vader van August. Terwijl ook de vader van August in het bevolkingsregister als boekhandelaar is geregistreerd. 

Westerman is een buitengewoon actief mens. We kunnen hem wel een innovator noemen. Hij is ook mede-oprichter van de Sociëteit Arti et Amicitae in Amsterdam in 1839 evenals van de Panorama-maatschappij. In zijn levensgeschiedenis komen we August tegen zowel in Artis, Arti en in het Panorama-gebouw. 

Maar het gaat nog verder. Westerman is een vrijmetselaar, een broeder van de Loge Concordia Vincit Animos in Amsterdam en hij kende Gerard Heineken. In opdracht van Heineken schildert August diverse paardenportretten. Later financiert Heineken de eerste reis van August naar Noord-Afrika. De Amsterdamse vrijmetselaars waren diepgaand betrokken bij de maatschappelijke ontwikkelingen in de stad en bij de totstandkoming van diverse voorzieningen 22).

In 1882 werd Artis uitgebreid met een aquarium. Hier maakte August Le Gras in 1888 een schitterend schilderij genaamd “Onderwaterwereld”. Hij loopt daarmee vooruit op het werk waar Gerrit Willem Dysselhof (1866-1924) grote bekendheid mee zal verwerven. In een interview in 1907 rekent August o.a. zijn “Zwemmende vissen” en zijn “Zeebewoners:” tot zijn beste werken tot dan toe 23).

Onderwaterwereld; August Le Gras; Artis 1888

August werkte veel in Artis
“Dit schilderij hangt boven de grote trap in het Aquarium en is gemaakt door August Le Gras in 1888. Van 1882 tot 1888 was Le Gras zelf werkzaam in ARTIS, waar hij tekeningen van dieren maakte en deze vervolgens verkocht. De directeur destijds, Westerman, vond de tekeningen zo bijzonder dat hij hem een klein atelier aanbood in het park. Bijzonder aan dit schilderij is dat het maar enkele jaren na de opening van het Aquarium is gemaakt. Een onderwaterwereld schilderen is namelijk niet zo makkelijk. Die wereld is immers doorzichtig en nat, en heeft zijn eigen sfeer van donker en licht. De vissen zijn snel en beweeglijk, de kreeft gaat een stuk langzamer. Allemaal hebben ze hun eigen uitdrukkingen, de huid van de vissen is zilverig en glimmend, het pantser van de kreeft is hard met kleine lichtpuntjes, het koraal op de voorgrond is veelkleurig. De planten op de achtergrond lijken zachtjes te bewegen. Als schilder moet je dus wel heel goed kijken en het dan ook nog kunnen schilderen.” 24)

Karpers; G.W. Dysselhof; Singer Museum, Laren (Noord-Holland) , inv./cat.nr 56-1-208.

Bos van Blaauw
Artisdirecteur Gerard Westerman bood al vanaf de opening van de dierentuin (1838) kunstenaars de kans in de tuin inspiratie op te doen en te werken. Augusts docenten aan de akademie, Stang en Wijnveld, maakten ook gebruik van die uitnodiging. August zelf was van jongs af aan geïnteresseerd in dieren en de natuur in het algemeen. Tijdens zijn jaren op de akademie is hij vrijwel elke zaterdag aan het werk in Artis en veelal ook op andere dagen. Maar er was nog iemand die vanaf zijn vroege jeugd grote interesse toonde voor de dierenwereld. Het is de in 1860 geboren zoon uit een oud Amsterdams koopmansgeslacht Frans Blaauw. “Als 17 -jarige jongen werd Blaauw assistent van de (eerste) directeur van Artis, G.F. Westerman. Zijn slechte gezondheid noopte hem echter al spoedig ontslag te nemen. Op doktersadvies werd hij naar Zuid-Frankrijk en Zwitserland gestuurd. Niet alleen deed hij daar weer een uitstekende gezondheid op, ook maakte hij kennis met verschillende mensen die dezelfde belangstelling hadden als hij. Zijn liefde voor dieren maakte dat hij bezwaren had tegen het houden van wilde dieren in kleine hokken zoals dat in die tijd in dierentuinen gebruikelijk was. Een oplossing was de dieren te houden in een landschappelijke omgeving op grote omheinde terreinen. Na zijn terugkomst in Nederland begon Blaauw in 1886 op kleine schaal dieren te houden op het ’s Gravelandse buiten Westerveld, dat zijn ouders en later hijzelf huurde als zomerresidentie.” 25)

Witstaartgnoe op het landgoed van Frans Blaauw geschilderd door August Le Gras.

Het ligt voor de hand dat Westerman de natuurliefhebbers Blaauw en Le Gras aan elkaar heeft voorgesteld. Aan het eind van zijn akademiejaren werkte August vaak aan opdrachten om geld te verdienen bijvoorbeeld door het maken van portretten. Het gaat daarbij naast het tekenen en schilderen van mensen ook om dierportretten zoals honden en paarden. Frans Blaauw was ook een paardenliefhebber. Wanneer Frans als jonge assistent van Westerman in Artis begint omstreeks 1877, is August nog niet met zijn tekenstudie aan de Rijksakademie begonnen. Zij zullen elkaar later hebben ontmoet. P. en E. van Mensch schrijven in hun artikel dat “hun gemeenschappelijk dierenliefde een langdurige vriendschap deed ontstaan.” 26)

In zijn gedegen boek “Het bos van Blaauw” haalt schrijver Ton Coops de relatie van Frans Blaauw met August Le Gras aan, die volgens hem “in de jaren 1887-1894”…”heel intensief was”. 27)

Ik maak wel enig voorbehoud aangaande deze vriendschap en heel intensieve relatie. Frans Blaauw was een heer van stand en August een juist afstuderende kunstschilder die inkomen moest vergaren. Frans Blaauw had diverse schilderijen en tekeningen van August in zijn collectie. Kreeg hij die of betaalde hij daarvoor? Frans Blaauw trouwt in 1890 met zijn buurmeisje van het landgoed Hilverbeek, Louisa Six. Zij erft in 1895 het nabijgelegen landgoed Gooilust, waar het paar zich vestigt. Het dierenpark verhuist mee en door de enorme omvang van de gronden bij Gooilust kan Frans zijn menagerie flink uitbreiden.

Studeerkamer Frans Blaauw

Op een foto van de werkkamer van Frans Blaauw zien we een aantal dierenportretten. Het zou niet verbazen als in dit vertrek ook werk van August op de muur was te vinden. Maar ook daarna (zeker na 1900) hebben zij contact onderhouden.

Sint Lucas
In zijn interessante publicatie schrijft Paul Gorter dat de weigering van een ingezonden schilderij van August Le Gras mede aanleiding geeft tot het houden van openbare tentoonstellingen door Sint Lucas. : “Legras was het ook die er het meest op aandrong om serieuze eigen St. Lucas tentoonstellingen te organiseren. Van hem was op de Rotterdamsche driejaarlijksche Tentoonstelling van Levende Meesters een schilderij geweigerd, omdat het geen goudkleurige lijst had. Gouden lijsten waren blijkbaar een verplichting die tot doel had deze grote tentoonstellingen overzichtelijk te houden.” 28)

Lidmaatschapsbewijs August Le Gras van Sint Lucas; Familiearchief Le Gras. Op dit prachtige document zien we de namen van de vroege bestuurders van de vereniging: Jac. Van Looy (1855-1930), President; Gerard Muller (1861-1921), Vice-President; Jan Veth(1864-1925), Secretaris, Carel Eliza van de Sande Lacoste (1860-1894), 2e secretaris; Johan Frederik Nachtweh (1857-1941), Penningmeester; Benjamin Prins(1860-1934), Archivaris.

Aanvankelijk was Sint Lucas een vereniging van de leerlingen van de Rijksakademie, die tot stand kwam op advies van directeur August Allebé en Barend Wijnveld, hoofd van de schildersklas. Paul Gorter suggereert dat “leraar kunstgeschiedenis en aesthetica J.A. Alberdinck Thijm (…), ongetwijfeld de naam Sint Lucas aandroeg.” 29) Sint Lucas is de schutspatroon van de schilders. Voor August Le Gras heeft Sint Lucas als vereniging en als schutspatroon een grote plaats in zijn leven gekregen. Het wapenschild 30) dat nog immer op zijn (voormalige) woonhuis in Laren pronkt, is daarvan wel het in steen gehakte bewijs.

August maakt geen deel uit van de initiatiefnemers als de vereniging wordt opgericht in 1880 met als doel samenwerking en kunstbeschouwing. Het is zijn eerste jaar op de akademie. Hij sluit aan in 1883 evenals de meeste studenten op de foto in zijn schildersklas.

Het is niet uitgesloten dat Augusts geweigerde schilderij niet alleen de aanleiding was, mogelijk zelfs was hij ook als voorzitter de initiatiefnemer van de eerste openbare tentoonstelling van Sint Lucas. Uit het onderzoek van Paul Gorter komt namelijk naar voren dat hij: “in 1890 tot voorzitter (werd) gekozen of herkozen.” 31) In die rol kan August daar zeker de doorslag hebben gegeven.

Gebouw van de Bouwkunst Amsterdam,
Stadsarchief Amsterdam

In de recensie van Paul van der Kellen jr. komt August er goed vanaf. De tentoonstelling gehouden in het Gebouw van de Bouwkunst in Amsterdam als geheel krijgt er echter van langs. Ik wil u de oude, trage herentaal waarmee hij de inzending van August bespreekt niet onthouden.

“De hoofdrol speelt hier de Heer A. Le Gras, een jong, maar reeds niet onbekend artist, die, zoo voortgaande, zeker wel zijn weg zal maken en zich ook door zijne verdienstelijke etsen reeds gunstig heeft doen kennen, zooals b.v. zijne „kameelen”, zijne „visschen onder water” en andere. De Heer Le Gras beweegt zich uitsluitend op het terrein van het dierenrijk, zeker een der moeilijkste kunstvakken, vooral wanneer men het dier wil weergeven in zijne bewegingen en hartstochten. Treffend stelt Le Gras ons hier een stervenden aap voor, onder den titel van „het laatste visioen”. Evenals somtijds bij den mensch in zijne laatste oogenblikken de herinneringen aan zijn jeugd en aan verloren geluk zich verlevendigen, zoo ook vertoonen zich voor de brekende oogen van den stervenden aap de beelden uit zijn jeugd, toen hij het heerlijke vrije leven onder de koesterende stralen der zon en onder de palmboomen der tropen nog mocht genieten. Wellicht worden zijne laatste oogenblikken verzacht door de hoop, dat verloren geluk, die vrijheid weder deelachtig te worden, „‘t Is slechts een aap,” zal men zeggen; maar wie bewijst, dat ook hij niet zoo denken kan? Onze schilder, de dierenvriend, weet wellicht beter dan wij, wat er in het brein van zulk een dier omgaat. We koesteren sympathie voor den dichterleken, fijn gevoelenden kunstenaar en drukken hem in gedachte de hand. Maar behalve de poëzie van het onderwerp verdient ook de uitvoering allen lof. Alleen hebben wij er op aan te merken, dat het arme dier te weinig lichaam heeft; ‘t is waar, hij is half dood, uitgeteerd en vermagerd, toch zouden wij wel een weinig meer reliëf willen zien. In dit opzicht wint het drietal hondjes, fikjes, met hunne snuggere kopjes, vol leven, naast elkaar op een groenfluweelen fauteuil staande of gezeten. In deze schildering zou wel eenig meer licht gewenscht zijn. Verder zond dezelfde artist een studie van alligators, zeker een minder aangenaam onderwerp, maar met waarheid voorgesteld. Zijne studies van herten, met zwart krijt geteekend, zijn deugdelijk en ernstig.” 32)

Camelus dromedarius; de dromedarus of eenbultige kameel. August Le Gras
Stervende Orang Oetan “Het laatste visioen”, August Le Gras

In dit artikel zijn we verschillende personen tegengekomen die we ook later in het leven van August Le Gras weer zullen ontmoeten. Dat geldt voor Artisdirecteur Westerman, een aantal van zijn medestudenten aan de Rijksakademie en zeker ook David van der Kellen Jr., de recensent die het werk van Le Gras met zoveel waardering bespreekt.

Voetnoten

  1. Boon’s Geïllustreerd magazijn; Land van Mauve; Laren en zijn schilders; Aug. Legras; door J. Everts.jr; 1906.
  2. Zie artikel 1. Wie is August Le Gras; Kwartaalbericht 149; augustus 2019, Historische Kring Laren.
  3. ANWB routeplanner voetgangers. 
  4. Noord-Hollands Archief; Rijksacademie, Studentendossiers.
  5. Idem. 
  6. RKD
  7. RKD
  8. RKD
  9. De Fritz Gurlitt Galerie was een toonaangevende kunsthandel die ook zeer heeft bijgedragen aan de carrière van een schilder die o.a. in Laren actief was: Max Liebermann (1847-1935).
  10. Haarlems Dagblad 22 december 1892 Blz. 2. 
  11. Militieregister Stadsarchief Amsterdam; Uitspraak Militieraad 11 maart 1884.
  12. Boon’s Geïllustreerd magazijn; Land van Mauve; Laren en zijn schilders; Aug. Legras; door J. Everts.jr; 1906.
  13. CBS: In 1900 is de gemiddelde lengte 169 cm en in 1990 bijna 100 jaar na de meting van August heeft het gemiddelde 181,1 cm bereikt.
  14. Noord-Hollands Archief; Rijksacademie, Studentendossiers.
  15. Noord-Hollands Archief; Rijksacademie, Studentendossiers.
  16. Het RKD geeft 1927 als het jaar van zijn overlijden. Volgens het Stadsarchief Amsterdam is hij met onbekende bestemming vertrokken en heeft hij zich niet meer gemeld.  
  17. Noord-Hollands Archief; Rijksacademie, Studentendossiers.
  18. Militieregister Stadsarchief Amsterdam; Uitspraak Militieraad 11 maart 1885.
  19. Noord-Hollands Archief; Rijksacademie, Studentendossiers.
  20. Prix de Rome
  21. Prix de Rome > 1884
  22. Wereldburgers, Vrijmetselaren en de stad Amsterdam 1848-1906.
  23. Hilversumsche Courant; Donderdag 14 november 1907, Beeldende kunstenaars in het Gooi en omgeving; Agust Le Gras; Deel 1.
  24. Website Artis; 17-8-2018.
  25. Tussen Vecht en Eem nummer 3 1978; P.J.A. en E.E. van Mensch; Frans Ernst Blaauw en Gooilust.
  26. idem.
  27. Ton Coops werkte 10 jaar aan het rijk geïllustreerde boek, het is dan ook een publicatie vol met feiten en wetenswaardigheden. Hij heeft er helaas voor gekozen niet met een notenapparaat te werken waardoor zijn precieze bronnen niet (altijd) zijn te achterhalen. Op mijn verzoek om nadere informatie, vernam ik dat hij enige jaren geleden is overleden. 
  28. Paul Gorter; Kunstenaarsvereniging Sint Lucas; De Onbekende jaren 1885-1908; baxbooks, 2017. Paul Gorter, zelf kunstschilder, is de kleinzoon van de schilder A.M. Gorter (1866-1933). Hij schreef ook ‘A.M. Gorter, schilder van het oost-Nederlands Landschap’; Walburg Pers, 2011.  
  29. Paul Gorter; Kunstenaarsvereniging Sint Lucas; De Onbekende jaren 1885-1908; baxbooks, 2017.
  30. Zie Kwartaalbericht 149; Het opmerkelijke leven van August le Gras.
  31. Paul Gorter; Kunstenaarsvereniging Sint Lucas; De Onbekende jaren 1885-1908; baxbooks, 2017.
  32. David van der Kellen jr. ‘Een en ander over de Tentoonstelling van de St. Lucas-Vereeniging, in het gebouw der Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst.’ Het nieuws van den dag: kleine courant 22-04-1889.