De doodwegen naar het Sint Janskerkhof

De doodwegen naar het Sint Janskerkhof

Venster 5 van de Historische Canon tussen Vecht en Eem was voor mij als lid van de TVE-werkgroep Oude Wegen in 2009 aanleiding om me in de geschetste doodwegen te verdiepen.1

Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 120 [2012-2]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.

Jaap Groeneveld

De tot toen gangbare opvatting over de doodwegen in het Gooi is dat, er zeven kaarsrechte doodwegen op het Sint Janskerkhof op het Laarder Hoogt toelopen die al uit de Middeleeuwen zouden stammen. Ze zouden volgens voorschriften van Karel de Grote recht moeten lopen, want de kortste weg naar het kerkhof is de rechte weg. Volgens anderen – wichelroedelopers – zouden deze rechte wegen langs rechte leylijnen of energiebanen lopen. Vanouds zouden alle gelovigen van het Gooi op het Sint-Janskerkhof, waar volgens sommigen de oudste kerk van het Gooi gestaan zou hebben, begraven zijn. Een mondeling overgeleverde variant suggereert dat na de Reformatie de Gooise katholieken genoodzaakt waren hun doden daar te begraven omdat hun oude kerken hervormd waren. 

Al gauw zette ik vraagtekens bij de ouderdom van een aantal als doodweg aangewezen paden en wegen, zoals de zuidelijke en rechte Oude Postweg, de weg van ‘s-Graveland / Kortenhoef en de Bussumse doodweg. Ik heb daarom op grond van literatuur- en bronnen-onderzoek de feiten eens op een rij gezet.

Belangrijk aspect in het onderzoek is de kerkgeschiedenis van het Gooi.
Mijn compagnon in de werkgroep Oude Wegen tussen Vecht en Eem, Harry van der Voort, heeft zich gestort op de oudste geschiedenis van de Gooise kerken. Andermaal is bevestigd dat de kerk op het Sint-Janskerkhof – overigens een kerk gewijd aan Sint Vitus! – niet ouder is dan midden 13e eeuw. Voor oudere kerken is geen enkel bewijs gevonden. Deze kerk was de parochiekerk van het oude Laren, dat oorspronkelijk bij de kerk op het Hoogt lag, en van Blaricum, Hilversum en Oud- of Hoog-Bussum.2 

De zeven rechte ‘doodwegen’ (1 t/m 7) die gewoonlijk in de lokale en regionale geschiedschrijving bedoeld worden: 1. Stationsweg/Hilversumseweg vanaf de Johanneskerk, 2. Schuilkerkpad vanuit het Zevenend, 3. Oude Postweg (zuid), 4. Larenseweg/Hilversumseweg vanuit Hilversum, 5. Doodweg in Hilversum, van ‘s-Graveland en Kortenhoef, 6. Rechtweg, 7. Doodweg van Bussum. Vijf andere behandelde paden of wegen: A. pad vanuit de brink van Sint-Janstraat en Molenstraat te Laren, B. Hoge Larenseweg te Hilversum, C. Oude Postweg (noord; verbinding vanuit Hoog-Bussum), D. ‘De weg naar het Laarder Kerkhof’ volgens kadastrale kaart van Bussum uit 1824, E. onderbroken voetpad gericht op het kerkhof, aansluitend op de Doode Weg of mogelijk ooit op het Laarder paadje te Bussum. Basiskaart: Topografische Militaire Kaart van 1849 (coll. Nationaal Archief).

Laren zakte gaandeweg van de heuvel af, dichter bij het gezakte grondwater, waardoor het een langgerekt dorp werd dat reikte van de omgeving van de Brink tot aan het Zevenend. Vanuit de buurtschappen liepen verschillende kerkpaden naar de Vitus-kerk op het Laarder Hoogt. Deze rechte kerkpaden en -wegen werden ook gebruikt om de doden naar het kerkhof te brengen. Dat betekende nog niet dat het doodwegen pur sang waren. Vermoedelijk werden ze ook gebruikt voor ander doeleinden dan kerk- en kerkhofbezoek. Rond 1400 waren de drie dorpen buiten Laren als parochies verzelfstandigd, terwijl Hoog-Bussum al in 1350 bij Huizen was ingedeeld. Hiermee verviel de functie van kerkweg, dan wel doodweg voor deze dorpen, want de doden werden voortaan in en bij de eigen parochiekerk begraven. 

Het getal van zeven spreekt tot de verbeelding, maar afhankelijk van kaarten en auteurs kan men verschillende combinaties van zeven wegen bespeuren. De Oude Postweg naar het zuiden is door de obsessie van sommigen met de noodzakelijk geachte rechtheid van doodwegen verward met de door Addink-Samplonius bedoelde niet rechte weg vanuit (Oud-)Naarden via Oud-Bussem. Uit de literatuur blijkt dat doodwegen in het algemeen helemaal niet zo recht zijn. De zuidelijke Oude Postweg heeft geen enkele relatie met dood- of kerkwegen, want hij dateert pas van eind 18e eeuw en er is geen relatie met een Gooise kern.

Het verloop van de Hoge (B) en Lage Laarderweg (4) volgens de kadastrale kaarten van Hilversum en Laren uit omstreeks 1825. Over het oudste minuutplan Hilversum sectie C, blad 2, uit ca. 1825 is de versie van omstreeks 1847 met de rechtgetrokken Lage Laarderweg geprojecteerd (bewerking auteur; coll. Noord-Hollands Archief, Haarlem).

De obsessie met de rechtheid is gebaseerd op de misinterpretatie van de term ‘gerechten weg’ in oude teksten, wat ‘juiste weg’ betekent en niet ‘rechte weg’. Verder is er het idee dat de kortste weg wel de rechte weg zou moeten zijn, wat niet per se zo is als men moet kiezen uit bestaande niet noodzakelijkerwijs rechte wegen. Het Gooi heeft niettemin een intrigerend aantal rechte wegen naar het kerkhof toe. Dit komt eenvoudig doordat het vanuit de buurtschappen gemakkelijk was om rechte paden en wegen te banen over de nog kale heidevelden naar het kerkhof of welk ander punt dan ook. Ze waren gemakkelijk te volgen en namen de minste tijd. Meer zit er niet achter. 

Na de afscheiding van de dorpen en buurtschappen van de parochie van Laren bleef de functie van kerkpad alleen over voor de paden vanuit het lager gelegen nieuwe Laren. Dit zijn de paden die liepen op de plek van de Stationsweg/Hilversumseweg, het Schuilkerkpad en een pad over de velden vanuit het brinkje op de splitsing van Sint-Janstraat en Molenweg

Het Sint-Janskerkhof omstreeks 1795, met aan de horizon de Tafelberg (links) en het dorp Laren in het midden, uit een serie van vier tekeningen van de Tafelberg door Jacob Cats (coll. Rijksmuseum Amsterdam). Op één uitzondering na worden de graven gemarkeerd met zwerfkeien.

In 1521 kreeg Laren voor de dagelijkse erediensten en dopen een kapel, de huidige Johanneskerk, die was gewijd aan Sint Jan de Doper. Gaandeweg raakte de Sint-Vituskerk op het Hoogt in verval, waarna hij in 1586 werd afgebroken. Omdat er bij de kapel in het dorp niet voldoende ruimte was om de doden te begraven bleef het oude kerkhof in gebruik. De praktijk werd dat de weinige Larense hervormden in de kerk in het dorp begroeven en de katholieken op het Hoogt. Vanuit het dorp waren er in de praktijk twee doodwegen, maar het huidige Schuilkerkpad is sinds 1613 de belangrijkste omdat de katholieken toen in de buurt het Zevenend een noodkerk inrichtten. Deze wegen in Laren hebben gedurende bepaalde periodes met recht officieel de naam Doodweg als straatnaam gedragen, totdat aanwonenden bezwaar maakten.

Na de Reformatie zijn de bewoners van omliggende dorpen hun doden blijven begraven in en bij hun oude dorpskerken, die feitelijk en vanouds de algemene begraafplaatsen waren. Zelfs pastoors werden begraven in hervormde kerken. De bevolking van Hoog-Bussum was inmiddels afgezakt naar het huidige (Laag-)Bussum dat bij Naarden hoorde. Zij hadden sinds 1520 een kapel, maar zij gingen naar de mis in hun schuilkerk te Naarden en begroeven in en bij de Grote Kerk te Naarden. Die situatie bleef ongewijzigd tot er na 1700 blijkbaar een geleidelijke verandering optrad.

Uit het geheel bewaard gebleven Register van de Impost op het Begraven van Laren (1695-1805) blijkt dat pas in 1707 de eerste Bussummers en Naarders – aannemelijk katholieken – in Laren werden begraven en daarna jaarlijks met enkele korte onderbrekingen. Dit hangt vermoedelijk samen met het inrichten van een noodkerk in Bussum in 1700. Zij vormden na de Laarders de grootste categorie die te Laren begroef: 9,5% van de 12% buitenstaanders. Daarna volgden de Hilversummers met 2% en de rest uit andere dorpen met 0,5%. De rooms-katholieke Hilversummers, die hun kerk kwijtraakten aan de oud-katholieken, begroeven jaarlijks regelmatig enkele, maar slechts in de periode 1750-1783, waarna ze weer een eigen statie kregen en het aantal inzakte. Omgerekend naar de bevolking van Hilversum heeft slechts een fractie te Laren begraven, geen reden om de Lage en Hoge Laarderweg als doodwegen aan te merken. Bovendien dateert de huidige rechte Laren­se­weg / Hilversumseweg van omstreeks 1845. 

Fragment van de kaart van Lucas Jansz Sinck uit 1619 (coll. Nationaal Archief, VTH 2582), waarop zo te zien het huidige Schuilkerkpad tussen het Zevenend en het kerkhof is aangegeven.

De Bussumse Doodweg moet wel als zodanig worden erkend, maar die dateert pas van eind 18e eeuw. Vermoedelijk hebben de Bussummers eerder een langere route gevolgd. Vanaf omstreeks 1760 treedt een stijging in van het aantal Bussumse begravingen te Laren, wat ook weer rijmt met het op de kaart van Ketelaar van 1769 verschijnen van deze weg. Deze weg is de nieuwste van hooguit drie die kunnen worden aangewezen als doodweg in de striktere zin: weg van de kerk naar een afgelegen kerkhof. 

De twee wegen die vanuit ‘s-Graveland komen vallen buiten elke categorie doodwegen. De noordelijkste dateert overigens van voor de aanleg van ‘s-Graveland en vormt een verbinding met de Stichtse Kade in Ankeveen. De andere, die de verbinding vormt met Kortenhoef via de Leeuwenlaan te ‘s-Graveland, dateert van na de aanleg van dit fraaie dorp. Het blijkt een misvatting te zijn dat deze weg aangelegd zou zijn als doodweg voor de ‘s-Gravelandse katholieken. Er woonden weinig katholieken en tussen 1695 en 1805 is er slechts één ‘s-Gravelander te Laren begraven (1784); geen overtuigend bewijs voor een rechtvaardiging als doodweg. De weg lijkt eerder aangelegd te zijn voor het vervoer van hooi en riet, mogelijk ook om een verbinding te vormen met de postkoetsen door Laren. In Hilversum heet de weg officieel Doodweg, de enige resterende met deze straatnaam.

De conclusie is dat een mengsel van hang naar romantische geschiedschrijving, versimpeling van een complexe geschiedenis, het magische getal zeven en een niet begrepen tot de verbeelding sprekende rechtheid van een aantal oude, nieuwe en vernieuwde wegen die deels middeleeuwse kerkwegen waren, geleid heeft tot mythevorming rond deze wegen naar het Sint-Janskerkhof. Het blijft niettemin een uniek fenomeen dat er een zevental rechte wegen op het Sint-Janskerkhof toelopen.

Noten: 

  1. Deze tekst is in 2010 geplaatst als discussiebijdrage bij Venster 5 van de Historische Canon tussen Vecht en Eem op www.tussenvechteneem.nl/canon. Het is een samenvatting van zijn artikel ‘De doodwegen naar het Sint-Janskerkhof te Laren – Mythes rond het begraven in het Gooi’, in Tussen Vecht en Eem, 28 (2010) nr. 1, p. 35-51.
  2. Zie: H. van der Voort, ‘De Sint-Vituskerk op het Sint-Janskerkhof te Laren’, in Tussen Vecht en Eem, 28 (2010), p. 20-32. [Toevoeging redactie: genoemd artikel mochten wij ook publiceren. Bij de voorbereiding van dit nummer bleek dat er nog een tweede onderzoek gaande is waarop de redactie besloten heeft die bevindingen vooralsnog ‘even’ af te wachten.]