Belgische vluchtelingen in Laren tijdens de Eerste Wereldoorlog 1914-1918
Dit jaar is het honderd jaar geleden dat de Eerste Wereldoorlog uitbrak. Duitsland was België binnen gevallen en de Belgen gaven zich niet zomaar over. Alles wat weerbaar was, greep een wapen ter verdediging van zijn of haar geboortegrond. Echter, de overmacht was te groot. Op 9 oktober 1914 gaf de stad Antwerpen zich over terwijl op dat moment het Belgische veldleger nog achter de rivier de IJzer lag en vocht als een leeuw. Wie niet in staat was te vechten, moest vluchten.
Hoofdfoto: v.l.n.r: Maria van Winckel, Josefien van Tongerlo, Berta van Tongerlo en Bertina van Winckel.
Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 130 [2014-4]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.
Bep (G.L.) De Boer
In grote drommen trokken de Belgen naar veiliger oorden, Engeland of Holland, maar voornamelijk Holland. Op die manier werden vele gezinnen gescheiden. De meeste mannen tussen 18 en 50 jaar bevonden zich aan het front en de vrouwen en kinderen waren op de vlucht. Overal liepen moeders hun kinderen te zoeken of andersom. Men deed moeite om de gezinnen zoveel mogelijk bij elkaar te houden. Op schuttingen, zoals onder andere in Roosendaal, schreven de vluchtelingen hun naam en het adres waar ze naar toe gingen, zodat kinderen of andere verwanten konden lezen waar ze moesten zoeken. Afgeladen treinen met vluchtelingen denderden onophoudelijk Roosendaal binnen. Meer dan 100.000 vluchtelingen kwamen ons land binnen en daarnaast nog eens 40.000 Belgische militairen. Overal waren in de haast comités in het leven geroepen om de vluchtelingen op te vangen en elders onder te brengen.
In 831 van de toen 1130 Nederlandse gemeenten werden Belgen geïnterneerd in kampen en bij particulieren ondergebracht. In 22 plaatsen in Nederland waren kampen ingericht voor burgers en militairen. Ook Laren herbergde een aantal vluchtelingen. Het comité dat hier werd opgericht “Tot hulpverschaffing van de verjaagde Belgen” schreef aan het hoofdcomité in Amsterdam dat “Laren liefderijk een vijftigtal vluchtelingen zou willen opnemen”. Uiteindelijk zijn het er tussen 1914 en 1918 tweehonderdachtentachtig geworden.
Op vrijdag 9 oktober 1914, de dag dat Antwerpen viel, zouden de eerste vluchtelingen met de trein van half vier in Hilversum arriveren. Het ontvangstcomité dat op het Hilversumse perron stond te wachten, bestond uit de burgemeester Jhr. H.L.M. van Nispen van Sevenaer, de heren De Graaf, Harkema en Landré en de wijkzuster. Even over half vier raasde de trein uit Amsterdam het station Hilversum binnen. Doodmoe stapten de vluchtelingen uit met hun schamele bezittingen. Het was een triest gezicht, al die moeders met hun kinderen van wie er velen huilden. Ook oude mannen en vrouwen waren in het gezelschap aanwezig en ook zij hadden slechts een bundeltje kleding bij zich. De groep bestond uit negen mannen, zestien vrouwen, tien meisjes en 21 jongens. Totaal 56 personen. De vluchtelingen kwamen allemaal uit de omgeving van Lier Mechelen en ze waren al acht dagen onderweg. Enkele zieke kinderen en 2 oude vrouwen gingen in de auto van de heer Harkema in gezelschap van de wijkverpleegster, terwijl de rest van de groep per Gooische stoomtram naar Laren volgde.
Op het stationsplein in Hilversum was ondertussen een grote mensenmenigte op de been. Ze verdrongen elkaar om de vluchtende Belgen te kunnen zien. Bij aankomst van de Gooische tram stond op het perron van het Larense tramstation een grote menigte Laarders de Belgen op te wachten. Met de burgemeester voorop wandelde de hele groep over de Brink naar de nieuwe openbare school die door het Larense vluchtelingen comité voor ontvangst in gereedheid was gebracht. Wat waren de vluchtelingen blij dat ze eindelijk rust en onderdak hadden.
Hotel Hamdorff op de Brink bood de vluchtelingen een heerlijke maaltijd aan. Trouwens, de Belgen waren nog maar net in Laren of van alle kanten kwamen de Laarders al met versnaperingen voor de kinderen bij de openbare school. Het comité Laren/Blaricum tot ondersteuning der Belgische vluchtelingen deed ook een beroep op de bevolking en vroeg om zo spoedig mogelijk giften in geld en natura. Nodig waren o.a. dekens, matrassen, kleding en kooktoestellen. Eén en ander kon men afgeven bij mevrouw Henriëtte Roland Holst- van der Schalk aan de Drift.
En de Laarders lieten zich niet kennen, waar om gevraagd werd dat kwam ook binnen, zowel geld als goederen. Nadat op vrijdag 9 oktober de Belgische vluchtelingen waren opgenomen, kwamen er nog 42 bij, terwijl pater Van den Brink, tot voor enkele weken in Vlaanderen zijn bediening uitoefende, zondagavond nog eens 15 vluchtelingen uit Zwolle meebracht die meteen bij particulieren werden ondergebracht. Ook in de Bergstichting, het tehuis voor Joodse kinderen, toen aan de Doodweg, nu de Langsakker, waar nu de school “Laar & Berg” staat, werd een flink aantal vluchtelingen ondergebracht.
De eerst aangekomenen werden overgebracht naar “De Beuken” op de Brink, door de heer Hamdorff welwillend ter beschikking gesteld. De 42 vluchtelingen van maandag kwamen in het leegstaande huis van de heer Van Deth. De heer Harkema nam de zorgen voor deze mensen op zich. De groep vluchtelingen groeide en in de loop van de tijd werden vele vluchtelingen bij particulieren opgenomen, onder andere bij Grietje Smit aan de Klaaskampen, die een weduwe met haar dochter in huis nam. En Piet Jan van den Brink kreeg een gezin van vier personen in huis. De familie Ufkes kreeg uitbreiding met zes personen en verder ook families Brom, Truitje van Peter Vos, de gezusters Van den Brink, Elbert Smit, Hilhorst aan de Naarderstraat, Goossen de Wit en bij nog veel meer Laarders vonden de gevluchte Belgen een veilig onderkomen.
Uit de stad Lier, de geboorteplaats van de Vlaamse schrijver en dichter, Felix Timmermans, kwam het gezin Van Winckel. Charles (Carolus) van Winckel en zijn vrouw Levien hadden vier kinderen: Ludovic, Maria, Bertina en de kleine Sjefke. Het huis aan de Molenweg, Huize “Molenzicht”, nu Molenweg nrs. 23 en 25, stond leeg en werd door de gemeente Laren ter beschikking gesteld voor de Belgische vluchtelingen. De Belgen wilden wel zo veel mogelijk aan de kost zien te komen door snel werk te zoeken. Zo kwam zoon Ludovic aan het werk bij Rietdekkersbedrijf Gebr. de Boer. Zijn zuster Bertina vond in Blaricum aan de Torenlaan werk bij “Gemelli” een tehuis voor zenuwpatiënten. Dat tehuis stond op de plek waar nu het zorgcentrum “Torenhof” staat. Hun zuster Maria ging in Bussum in betrekking. De kleine Sjefke was nog te klein om de kost te kunnen verdienen. Het gezin Van Winckel voelde zich erg thuis in Laren. Ze gingen b.v. na de kerkgang op zondag koffiedrinken bij de familie Van Dort en in de middag gingen ze op theevisite bij de gezusters Banis. Bij een bevolking van 3803 inwoners in 1914 groeide Laren tot 1918 met 288 vluchtelingen. En Laren deed het goed. Er waren geen strubbelingen zoals elders in de lande werd gemeld, nee, men leefde naast en met elkaar op een vreedzame wijze, zowel in de kom van het dorp als in de villawijken. De kosten voor voeding en onderdak werden door particulieren, de gemeente, het rijk en door het “Nederlandsch Comité tot steun van Belgische en andere slachtoffers” gedragen.
Op 11 november 1918 ondertekende maarschalk Foch namens de geallieerde mogendheden het document van de Duitse overgave. Na deze datum vertrokken de meeste Belgen weer naar eigen huis en haard, voor wat er nog van over was. Hier en daar zijn er nog Belgen in Nederland gebleven die hier met een Hollandse jongen of meisje trouwden. Ook de familie Van Winckel ging weer naar Lier terug om op te gaan bouwen wat er in de oorlog verloren was gegaan. Maar na een jaar kwam dochter Bertina weer terug naar Blaricum en ging weer naar haar oude baas terug. Directeur-zenuwarts Dr. P. Visser, wilde haar graag terug hebben. Bertina woonde bij “Gemeli” intern. In Blaricum leerde ze haar man Leo Kortekaas kennen. Op 6 februari 1917 (?) trouwden ze. Hun dochter Levien trouwde met Gert de Bree uit Laren. Ook zij gingen in Blaricum wonen. Tussen de Laarders en de Belgen bleef nog heel lang contact zoals we o.a. kunnen zien op onderstaande foto. Flooran Rompuy kwam in die oorlog met zijn ouders en zusjes Emma en Melany naar Laren. Ze waren afkomstig uit Duffel, een plaats bij Antwerpen. Ze woonden lange tijd bij Fock Calis aan de Kerklaan. Ze hebben het ontzettend naar hun zin gehad in Laren. Flooran en zijn zusjes kwamen nog jaren achtereen met vakantie naar Laren.
Bronnen: De Gooi- en Eemlander, 1914, 1915, 1918; Laarder Courant De Bel, 1939; Info en foto’s mevr. Kroon-Bon in 1996; Gemeentearchief Laren; Foto affiche auteur.