Waschen, stomen en reinigen

Waschen, stomen en reinigen

Al meer dan 70 jaar worden pantalons, overhemden en gordijnen in Laren gereinigd bij de chemische wasserij van familiebedrijf Kok. Het huidige bedrijf aan de Melkweg wordt geleid door de vierde generatie: Erwin Kok, zoon van René Kok die ook nog veelvuldig in het bedrijf te vinden is. Thuis bij René, in Eemnes, laten we ons voorlichten over het Larense deel van de familiegeschiedenis en leren we wat er nou eigenlijk ‘chemisch’ is aan een wasserij.

Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 130 [2014-4]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.

Gerda Meulenkamp & Hans Schaapherder

René vertelt in omgekeerde volgorde over zijn vader Johan Kok die in 1937 begon en vervolgens over zijn grootvader B.C. Kok die al rond 1901 vanuit Loosdrecht naar Laren verhuisde. Met die verhuizing begint de chronologische volgorde van ons verhaal, maar waarom zijn er eigenlijk relatief zo veel wasserijen in Loosdrecht en ‘s Graveland? Heeft het iets te maken met de kwaliteit van het water van de Loosdrechtse plassen of de Vecht? René legt uit dat het waarschijnlijk een andere oorzaak had. In de 19e en begin twintigste eeuw, voeren er namelijk schepen met schoon water naar Amsterdam omdat de stad toen slecht en te weinig drinkwater had. Op de terugreis namen de anders lege schepen manden vol wasgoed mee terug naar de plaatsen langs de Vecht: s’ Graveland, Loosdrecht, Kortenhoef, Ankeveen en Nederhorst den Berg. Later volgde ook wasgoed uit andere grote steden zoals Den Haag en Utrecht en vanuit de rijkere regio’s zoals het Gooi en Rondom Haarlem. Het kristalheldere en zachte water van de Vechtstreek waste namelijk schoner dan elders. 

Eerst ging het wasgoed in een grote houten kuip of wastobbe, waarin het met schoon water werd geweekt. Daarna werd het na toevoeging van zeep gestampt. Na de wasbeurt haalden de wassers het wasgoed uit de kuipen en keken het na op vuile vlekken, om die met borstels weg te boenen of op het wasbord te schrobben. Dan werd het wasgoed gekookt in een grote ketel dampend water en vervolgens naar de bleek gebracht. Hierbij werd de was uitgespreid op een grasveld – het zogenaamde ‘bleekveld’. Het contact met het gras versterkte het blekende effect en door voortdurend water over de was te sprenkelen werd de blekende werking van de zonnestralen optimaal benut. Terug van het bleek volgde het spoelen: op de knieën en met koud water. Dat werk kwam vaak voor rekening van de vrouwelijke medewerkers en was vooral in de winter geen pretje. Als de was helemaal schoon was, persten de mannen het water eruit met de mangel. Afhankelijk van de wens van de klant moest er dan nog gestreken en gevouwen worden. ‘Kastklaar’ kon de was weer terug op transport.

De bedrijfstak groeide snel en gaandeweg werden de nieuwe technieken van de industriële revolutie omarmd. Met behulp van de moderne kolengestookte stoomketels en door een stoommachine aangedreven wasmachines, mangels en strijkbouten verliep het wasproces opeens veel sneller en efficiënter. Ook nieuwe reinigingsmiddelen maakten oude werkwijzen in korte tijd overbodig. Zo was chloor in zwang gekomen om vlekken te reinigen. Omdat het spul de was ook een beetje gelig kleurde, werd er vervolgens een zakje blauwsel aan het spoelwater toegevoegd. Gek genoeg maakte dit ‘blauw’ de was witter dan wit. De werking van de zon op het bleekveld werd overbodig, dankzij een paar simpele middeltjes… 

Door de snel groeiende industrialisatie vreesden de autoriteiten echter verontreiniging van het oppervlaktewater en stelden een Hinderwetvergunning in, mede doordat het hoogheemraadschap Amstel en Vecht een deel van de Loosdrechtse plassen beschikbaar stelde voor drinkwatervoorziening van de hoofdstad. Veel wasserijen vertrokken richting hun afzetmarkt en zo verhuisde B.C. Kok vanuit zijn huisje in Loosdrecht – tegenover de Knorr-fabriek – naar zijn cliëntèle in Laren die vooral bestond uit vele kunstschilders en rijke stadsmensen uit Amsterdam die hier waren neergestreken. Opa Kok, geboren op de Lange Keizer Dwarsstraat te Amsterdam, was lid van de odd-fellowclub, een soort voedselbank die zich inzette voor arme gezinnen. De op 03/08/1904 met Martha Tito getrouwde ‘wasindustrieel’ was van beroep oorspronkelijk spoorwegbeambte.

B.C. (Bernardus Cornelis) Kok (06/03/1882 – 04/04/1943)

Op de hoek van de Remiseweg en de Torenlaan – ongeveer waar nu een nieuw luxe appartementencomplex gebouwd zal gaan worden – vestigde René’s opa de “Eerste en eenigste Larensche Stoom- Wasch- en Strijk­inrichting B.C. Kok & Co”. Torenlaan 877, 878, 879, telefoon 329. “Een modelinrichting welke aan de strenste eischen voldoen kan: en zeker geheel en al den verlangens der zich gedurig uitbreidende cliëntèle beantwoorden zal. De watervoorziening is practisch: speciale pompen halen het water zoowat 40 meter diep uit den grond, pompen het nog 7 meter op (ongeveer 1000 liter per uur) en brengen het dan in flinke reservoirs, waar het door groote filters gereinigd wordt. Het spreekt vanzelf dat de heer Kok de modernste installaties liet opstellen: ‘n mangel met stoomverwarming, waschmachines voorzien van verschillende vakken (zoodat elke wasch afzonderlijk verzorgd kan worden), droogmachines die de wasch winddroog maken, ‘n stijfselmolen, enz; ‘n aparte afdeeling ook voor ‘t jaeger-goed en drie ruime droogzolders.”
Tekst en foto’s: H.L.: 27/06/1925.

In de stoomwasserij stond een heuse locomotief met stoomketel die de waterpompen, wasmachines, centrifuges en de stoommangel aandreven. Het strijken ging inmiddels met een gasstrijkbout. Het wasgoed werd eerst in grote houten tonnen geweekt met de juiste verhouding zeep en water. Daarna kwam het drogen. Dat ging met de mechanische, door stoom aangedreven persen en mangels een stuk sneller dan met de hand. Met de mangel werden grote stukken textiel goed droog geperst en gladgestreken. Dan volgde het opvouwen. Vele handen bleven nodig, ondanks de mechanisatie…

We leren hier dus dat het woord ‘stomerij’ is afgeleid van de grote stoommachines waarmee alle processen werden aangedreven. Dat er ook nu nog met ‘stoom’ wordt gestreken staat daar los van. René vertelt dat de distillatietanks regelmatig door de douane werden geïnspecteerd om te controleren of er geen illegale alcohol werd gestookt. Rond 1933 werd het pand aan de Torenlaan grotendeels door brand verwoest en werd veel van het materiaal gestolen. Vanaf 1937 gingen B.C. Kok en zijn echtgenote met pensioen in ‘Huize Welgelegen’ aan de Naarderstraat en zette zoon Philip Heinrich (Harry) de zaak voort.

Na het ‘stoom’ tijdperk werd er inmiddels ‘chemisch gereinigd’ met Perchloorethyleen – oftewel ‘Per’ – een organisch oplosmiddel, met een groot reinigend en ontvettend vermogen voor niet-wateroplosbaar vuil. Vet lost niet op in water, maar alleen in perchloorethyleen. Het reinigingsproces bestaat uit een voorbad, hoofdbad en droogproces, en duurt ongeveer 1 uur. De vloeistof uit het voorbad en hoofdbad komen in een z.g.n. “werktank” terecht waar het vrijgekomen vet en vuil wordt gedistilleerd, zodat er weer schone vloeistof ontstaat. De vloeistof wordt dus steeds hergebruikt, er komt niets in het riool en mag dus milieuvriendelijk worden genoemd. Het uitgedistilleerde vuil wordt gerecycled door derden. We leren hier dus dat ‘chemisch reinigen’ eigenlijk gewoon ‘wassen’ betekent middels een oplosmiddel met een groot reinigend en ontvettend vermogen in een gesloten systeem. 

Johan Kok (15/01/1912 – ?)

In 1937 begon zoon Johan zijn eigen bedrijf “J. Kok Stomerij” in de serre van de boerderij van Kees van den Berg aan de Heideveldweg 49. In 1942 verhuist hij naar Zevenend 29, in de voormalige winkel van Van der Gunst Confectie – van de Joodse familie die de oorlog niet overleeft heeft. Tegenwoordig zit daar dierenspeciaalzaak Van Dijk. De artistieke Johan was het liefst als kunstschilder (Haagse School) door het leven gegaan maar de armoedige periode rond en tijdens de oorlog noodzaakten tot arbeid in de wasserij en zelfs als chauffeur. Helaas resteert er van zijn kunst nog weinig maar wel laat René ons trots een landschap op een door zijn vader beschilderd porseleinen bord zien. 

Uit De Bel van 22 februari 1949

In de tijd voor de Tweede Wereldoorlog werden er vooral avondjurken, kostuums, overhemden en pantalons gereinigd maar tijdens de moeilijke oorlogsjaren kwam er veel minder werk voor de stomerij binnen. Na de oorlog ging het langzaam weer wat beter. Het vervoer van het stoomgoed ging eerst met de bakfiets. Later werd er een Ford Prefect Stationwagen aangeschaft, die door autocarrosserie Majoor – van de Burgemeester Nispen van Sevenaerstraat – uit 2 auto’s was samengesteld. 

In de vijftiger jaren – de tijd van de bestedingsbeperking – werd het weer sappelen voor het gezin dat boven de stomerij aan het Zevenend woonde maar in de volgende decennia kwam er toch weer groei in de economie en ook J. Kok Stomerij profiteerde hiervan ondanks veranderingen in consumentengedrag en ontwikkelingen. De elektrische wasmachine voor huishoudelijk gebruik was na een voorzichtige start in de jaren ‘50 aan een wervelende opmars bezig. Vooral jongere generaties gingen zelf wassen. Eerst nog met huurwasmachines, later schafte bijna elk gezin er zelf een aan. Rond 1950 besteedde 60 procent van de ‘welgestelden en hogere middenklasse’ de was uit. In 1966 was dat nog slechts 35 procent. Door het afkalven van een groot deel van deze particuliere markt richtte de expertise zich gelijdelijk meer op specialisatie in diverse producten zoals pantalons en gordijnen en op de zakelijke markt. Logischerwijs groeide zoon René mee in de nieuwe ontwikkeling van het bedrijf, ook al liep de overdracht na het overlijden van Johan niet geheel vlekkeloos. We concentreren ons nu alleen op de ‘schone was’.

Uit De Bel van 22 februari 1949

René Kok (geboren op 01/11/1941)

In 1993 nam René een rigoureuze beslissing en begon onder de naam ‘Chemi Kok’ een eigen bedrijf in de opslagruimte van de kledingwinkel ‘Rokkenster’ op de Melkweg. Toevalligerwijs in hetzelfde pand waar vele jaren vóór de Rokkenster al de ‘Larensche Stoomperserij’ had gezeten. De winkelpanden aan de Melkweg zijn rond 1933 gebouwd. Aan het eind van de twintigste eeuw waren er nog enkele andere wasserijen in Laren waaronder ‘Aktief’ en ‘Thom de Vries’, maar anno 2014 is er nog slechts één ander bedrijf: Stomerij Seidel aan de Torenlaan. René merkt dat de economische omstandigheden, zoals de huidige crisis, ook een grote invloed op het bedrijf hebben. Bovendien worden de milieu-eisen regelmatig aangescherpt hetgeen weer nieuwe investeringen vergt.

Naast avondkleding, overhemden en pantalons worden er tegenwoordig vooral ook veel gordijnen gestoomd. Nog steeds is het op woensdag ‘Gordijnendag’. Voor de Basiliek St. Jan wordt de speciale kerkkleding gestoomd. Voor het persen en strijken is er een speciale tafel met stoom van boven en beneden. Voor het persen van een plooi wordt de stoom aan de onderkant weggezogen. Dit alles wordt nog steeds handmatig gedaan.

René en zijn vrouw runden het bedrijf bijna twintig jaar samen en sinds 2010 staat de vierde generatie Kok, zoon Erwin, aan het roer. Toch kun je René nog bijna dagelijks in het pand aantreffen of in het dorp als hij met zijn bedrijfsbusje weer een schone was bezorgt. Inmiddels heeft ook de vijfde generatie Kok zich aangediend. Maar of die zal gaan waschen, stomen of reinigen? Dat zetten we nog even ‘in de week’…

Bron: Rene Kok; www.larensevoorouders.nl (met dank aan Yvonne Majoor & An v.d. Linden-de Wit); Laarder Courant De Bel; Gooi & Eemlander; Van bleekveld naar textielbeheer: Lamme 1834-2009; http://www.cleaninn.nl/watisstomen.html; Wikipedia