Vroegmiddeleeuwse vondsten uit Laren
In 2013 deed detectorzoeker Mark Eybers uit Bussum twee zeldzame vondsten. Op de akker tussen de snelweg A1 en de Engweg vond hij een Merovingische fibula (mantelspeld) van het type ‘Domburg’ uit de periode 550-625. De tweede vondst, van dezelfde akker, betreft een Karolingische sleutel uit circa 800-1000. Beide vondsten zijn niet eerder gedaan in het Gooi. Hieronder wordt nader ingegaan op deze twee bijzondere vondsten en de betekenis voor Laren.
Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 127 [2014-1]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.
Anton Cruysheer en Luit van der Tuuk
Domburg-fibula
In het tweede kwart van de 6de eeuw ontwikkelden ambachtslieden uit verschillende typen fibulae (mantelspelden) van omliggende gebieden een eigen variant met een opvallende niervormige kopplaat. Die niervorm was ontstaan uit twee gestileerde vogelkoppen met opgerolde snavels. Dit type mantelspelden wordt vanwege het relatief frequente voorkomen op het strand bij Domburg – afkomstig van een verdronken vroegmiddeleeuwse nederzetting voor de kust – Domburg-fibulae genoemd. Deze in brons gegoten mantelspelden zijn bekend van de hele Nederlandse kust en een deel van het Midden-Nederlandse rivierengebied dat in de vroege middeleeuwen als Fries gold. Daarom worden Domburg-fibulae, die tot in de vroege 7de eeuw voorkomen, gewoonlijk als Fries aangeduid. Op basis van andere vondstcontexten wordt ervan uitgegaan dat dit type mantelspeld door vrouwen werd gedragen in combinatie met een ander type mantelspeld, verdeeld over jurk en mantel. Een andere veronderstelling luidt dat dit en andere soorten mantelspelden werden gebruikt om een doodshemd dicht te spelden.
Wijk bij Duurstede is een belangrijke vindplaats van Domburg-fibulae. Vooral in de noordelijke uitbreidingswijk De Geer, waar vanaf de late Bronstijd tot in de Karolingische periode bewoning was, zijn er nogal wat aangetroffen, zoals het afgebeelde exemplaar uit Museum Dorestad. In het museum is ook een gedeelte van een gietmal van een Domburg-fibula te vinden die van De Geer afkomstig is. Deze gietmal van natuursteen maakt het zeer waarschijnlijk dat dit type mantelspelden plaatselijk geproduceerd werd.
Sleutel
Aanvankelijk duurde het even voordat de Frankische, bronzen sleutel (lengte = 6,3 cm) als zodanig gedetermineerd kon worden. Dit kwam mede doordat de baard, waaraan vermoedelijk twee tanden zaten, ontbrak en dit type sleutel maar weinig bij ons voorkomt. Zo zijn er in de bodem van Wijk bij Duurstede vele tientallen sleutels gevonden, maar voor zover wij kunnen nagaan is er maar één exemplaar aangetroffen dat enigszins vergelijkbaar is. Op de afbeelding hiernaast is een compleet exemplaar te zien, afkomstig uit Husvegg (Noorwegen), waarop is te zien dat de sleutel werd gehangen aan een grote ronde gesp die op een riem om de heup werd gedragen. Over de ouderdom is weinig te zeggen, daar dit type vanaf de late Romeinse tijd een lange periode in gebruik is geweest. Deze sleutels kwamen gedurende de gehele vroege middeleeuwen voor en behoorden bij een eenvoudig type schuifslot van een kist.
Meer oude vondsten
De vindplaats van de fibula en sleutel is zeer interessant, omdat volgens geruchten uit de jaren 1980 in de nabijheid al eens een of enkele vroegmiddeleeuwse zwaarden zouden zijn gevonden. Daarnaast zijn op dezelfde akker ook andere vondsten gedaan. In 1980 en 1981 werd door de archeologische leden van AWN Naerdincklant gewerkt aan het zogeheten Landesaufnahme-project ‘LaarderEngh’. De groep bestond uit Kitty Ruys, Erik Peters, Loes de Gooyer, Antoinette van Duyn, Ronald van Zweden, Patrick Janse en Jannes Koster. Op meerdere dagen voerden zij archeologische verkenningen uit, bestaand uit het systematisch aflopen van de akkerlanden voor het vaksgewijs verzamelen van aardewerkvondsten en het waarnemen van overige bijzonderheden. Op 21 februari 1981 werden ten westen van de Engweg circa 30 aardewerkscherven gevonden vanaf circa 750. En op 14 maart 1981 werd op bouwland ten oosten van de Engweg een reliëf van oude akkersporen aangetroffen uit mogelijk de Karolingische tijd (ca. 800). Deze opgemerkte ‘Ridge and Furrow’ restanten betreffen lange smalle aardruggen die parallel tegenover elkaar liggen en veelal in ruime rechthoekige blokken zijn geordend, oplopend naar het centrum toe, en gescheiden door depressies of voren.
Iets eerder, op 27 november 1980, werden door dezelfde groep vrijwilligers ten noordwesten van het Schuilkerkpad – niet ver van de andere vindplaatsen – ook twee aardewerkscherven gevonden, die werden gedetermineerd als ‘inheems-Romeins’.
De bakermat van Laren
Omdat de akker in latere tijden weinig bemest is geweest– met kans op vermenging van vondstmateriaal afkomstig uit de bemesting die van elders kan zijn aangevoerd – is het vrijwel zeker dat zowel de fibula als de sleutel opgeploegd zijn uit de ondergrond. Deze veronderstelling wordt ondersteund door de eerder gevonden aardewerkscherven, de mogelijke zwaarden en de akkersporen. Een relatie van de diverse vondsten met (bewonings)activiteiten lijkt zeer aannemelijk en is daarmee ook voor het eerst een tastbare aanwijzing voor een vroegmiddeleeuwse oorsprong van Laren – in de Merovingische en Karolingische tijd.
De fibula in combinatie met de mogelijk opgegraven zwaarden duiden op een vermoedelijk grafveld dat bij de vroegmiddeleeuwse nederzetting gelegen moet hebben. Dit grafveld zal tegelijk met het grafveld uit Hilversum (Liebergerweg) bestaan hebben. Het is zonder meer interessant dat de fibula als een gidsartefact gezien moet worden van een Friese oorsprong. In tegenstelling tot veel andere mantelspelden van dit type – die veelal aan de kust en langs de rivieren zijn gevonden – is de fibula meer in het binnenland gevonden, op de zandgrond van het Gooi. Vermoedelijk stonden de vroegmiddeleeuwse inwoners uit Laer en Hildifridishaim (Hilversum) in nauw contact met die aan de Gooise kust en via hen weer in een wijder verband.
Het ontstaan van de nederzetting Laren werd op basis van etymologische gronden al eerder in de vroege middeleeuwen geplaatst. De oorspronkelijke naam is waarschijnlijk ‘Laer’, wat open plek kan betekenen. Het bouwland De Eng ten oosten van het Sint Janskerkhof werd al als bakermat gezien. Dat is ook de plek die op een destijds gunstige hoogte ligt van circa 5 m +NAP. Laer lag op zowel de overgang van stuwwal naar de middelhoge dekzanden als de overgang van bouwland naar intensief benut weide- (heide-)gebied. Naar hoe de eerste bewoning er precies uit heeft gezien is het gissen, maar vermoedelijk ontstond Laer als een cluster van hoeven. De vondstlocaties overziend, wordt het vroegmiddeleeuwse Laer begrensd door het Sint Janskerkhof, Vredelaan, Hilversumseweg, Sint Janstraat en Slangenweg. Het is vanuit archeologisch oogpunt heel spijtig dat de snelweg A1 hier dwars doorheen gaat, maar aan de andere kant is het bijzonder dat er nog veel delen relatief open liggen, wat kansen biedt voor toekomstig onderzoek. Om meer kennis over het ontstaan van het dorp Laren te verkrijgen zal in de toekomst zorgvuldig met dit gebied moeten worden omgegaan, vooral bij bodemingrepen en bodembewerking.
De kwaliteit van de bronsvondsten, vooral de fibula, laat te wensen over. Door bewerking van de grond door landbouwwerktuigen in combinatie met oxidatieprocessen, verdwijnt dit soort vondsten in hoog tempo. Het is dan ook bijzonder te noemen dat deze objecten middels metaaldetectie van de ondergang zijn gered.
Tot slot
Voor de regionale archeologie zijn de vondsten uit Laren heel belangrijke stukjes informatie voor de schaarse kennis over de vroege middeleeuwen van het Gooi. De auteurs bereiden momenteel een overzichtsartikel voor over de vroege middeleeuwen van het Gooi, in navolging van een artikel over de vroege middeleeuwen van de Utrechtse Vechtstreek. Geïnteresseerden in de vroege middeleeuwen kunnen terecht in Museum Dorestad te Wijk bij Duurstede: www.museumdorestad.nl en www.dorestadonthuld.nl. Voor geïnteresseerden in de regionale archeologie, zie: www.awn-archeologie.nl/13 en
www.geologischmuseumhofland.nl.
Bronnen
- Bakker, J.A. & J. Ypey, 1963-1964: Vroeg-middeleeuwse vondsten uit het Gooi (6e-10e eeuw). Mededelingen van het Museum voor het Gooi en Omstreken, Nr. VIII, 40-60.
- Cruysheer, A.T.E. 2013: Nieuwe grafvondst Liebergerweg. Eigen Perk, Tijdschrift van de Hilversumse Historische Kring ‘Albertus Perk’, Jrg. 33, Nr. 1, 19-23.
- Dijkstra, M.F.P. 2011: Rondom de mondingen van Rijn & Maas: landschap en bewoning tussen de 3e en 9e eeuw in Zuid-Holland, in het bijzonder de Oude Rijnstreek (Leiden).
- Groot, N.C.F. & A.W.E. Wilbers (red. S. Moerman) 2010: Archeologiebeleid BEL combinatie: De gemeenten Blaricum, Eemnes en Laren. Archeologische beleidskaart en standaardregels voor bestemmingsplannen. B&G rapport 946 (11).
- Kristoffersen, S. 2006:
- Kvinnedrakten fra Rogaland i folkevandringstid. DRAKTUTSTYR. AmS-Varia 45, Museum of Archaeology, Stavanger. National research centre for paleostudies and conservation (Stavanger).
- Lange, P.W de (red. J. Lamme & E. van Mensch), 1990:
Grepen uit Hilversums historie van 900-1800.
Uitgave van de Hilversumse Historische Kring ‘Albertus Perk’ (Hilversum), 12-18. - Oliemans, N. 1982: Veldverkenningen. Jaarverslag Naerdincklant 1981 (13-16).
- Tuuk, L. van der, 2013: De Friezen. De vroegste geschiedenis van het Nederlandse kustgebied (Utrecht).