Mijn Moeders Mien Marchant
Mijn moeder roept me terwijl ze de zoldertrap oprent. Ik ben tien jaar en lig op bed. Zojuist heeft ze telefonisch vernomen dat haar vader in het ziekenhuis is overleden. Ze staat in mijn kamer en vertelt me dat. Opa is dood. Hij leed aan een spierziekte. MS, Multiple sclerose. Opgeleid als metaalbewerker en smid heeft hij zijn vak niet lang kunnen volhouden. Oud is hij niet geworden. 63 jaar. Mij is verteld dat hij in de oorlog tijdens houtsprokkelen flink in elkaar is geslagen door Duitse soldaten. Dat kwam zijn ziekte niet ten goede. Ik heb hem niet anders gekend dan gedeeltelijk verlamd en bedlegerig. En toch een opgewekte, belangstellende man, altijd blij om je te zien. Niet lang na zijn overlijden, zo herinner ik mij, hangt het mooie pastelportret van mijn opa Jo de Gooijer in onze woonkamer (zie afbeelding 1). Mijn moeder hield zielsveel van haar vader. Zij vertelt me, dat het portret is gemaakt door een Larense kunstschilderes. Haar naam is Mien Marchant (1866-1952).
Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 148 [2019-2]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.
© Peter C.L. van der Ploeg
Door dat portret en wat me daarover is verteld en het weinige dat ik me herinner, kwam ik omstreeks 2012 op het idee onderzoek te doen naar leven en werk van Mien Marchant. Mijn moeder overleed in 1998, aan haar kon ik geen vragen meer stellen. In mei 2012 mocht ik in de Gooi- en Eembode een oproep doen op zoek naar mensen die haar hebben gekend of werk of misschien zelfs een foto van haar bezitten. Ik kon die foto maar niet vinden. Mede met de informatie uit de reacties schreef ik toen 3 artikelen over Mien voor het Kwartaalbericht van de Historische Kring Laren [nrs 122, 123 een 125].
Uit de oude doos
Uit mijn moeders nalatenschap had ik nog een stevige verhuisdoos met spullen, die ik bij zeven verhuizingen in de afgelopen 20 jaar telkens ongeopend meenam naar het nieuwe adres. Verleden jaar heb ik de doos geopend. Emoties. Ik ben een moederskind. Ik ben er even voor gaan zitten. Het oude kleine lederen koffertje bevatte een bundel brieven aan mijn moeder geschreven door de Canadese soldaat Sandy, die aan het eind van de oorlog mijn moeder vroeg naar Canada te komen. Spottend zei ze wel eens: “Je had ook een Canadeesje kunnen zijn.” Verder notities, brieven van haar beste vriendin die begin jaren vijftig naar Australië emigreerde, enkele kleine schilderijtjes (!), foto’s, notitieboekje, enkele sieraden, een schoolrapport, andere papieren en voorwerpen. Wat is dat? Een getuigschrift.
Het getuigschrift dat mevrouw Prof. Wolter voor haar schreef, greep mijn aandacht (zie afbeelding 2). Mijn moeder werkte tot februari 1952, kort voor haar trouwen, in de huishouding bij Prof. H.J. Wolter in Laren. Wolter (1873-1952) is de reislustige schilder en hoogleraar die van 1923 tot 1938 werkte aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten in Amsterdam. Hier heeft ze me nimmer over verteld en het voelt als een grote ontdekking. Door Marchant’s portret van mijn opa had ik een nieuwe liefhebberij opgepakt met mijn autodidactisch kunsthistorisch onderzoek naar schilder Tony Offermans, Kunsthandelaar Nico van Harpen van de ‘Larensche Kunsthandel’ en Schildersclub ‘De Tien’. Wolter woonde in de periode 1940-1952 dus niet (of niet alleen) in Amersfoort (zoals vermeld op de website van het RKD), maar in Laren aan de Oud Blaricummerweg 44 (nu Torenlaan?). En mijn moeder werkte daar. Mevrouw Wolter schrijft: “Ze verzorgde mijn zieke man en door haar zin voor humor wekte ze hem op.” Ongetwijfeld heeft ze een aantal schilderijen gezien in Wolters huis. Eigenlijk begin ik nu pas te begrijpen waarom mijn moeder geïnteresseerd raakte in de schilderkunst. De portretten van haar vader* en de kunstwerken in huize Wolter.
* Mien Marchant maakte tenminste 3 verschillende portretten van Jo de Gooijer (deze zijn in bezit van de familie), maar misschien zijn er meer gemaakt die bestemd waren voor de verkoop.
In de doos tref ik ook een schilderijtje van 24 x 18 cm op schildersboard aan (zie afbeelding 3). In mijn kinderjaren heb ik het eerder gezien. Het is een kopie van een bekend schilderij van Vincent van Gogh (zie afbeelding 4). Het origineel wordt genoemd in het boek ‘Van Gogh en zijn weg’ van auteur Jan Hulsker*: “De hut bij avond moet wel zijn het bekende vaak gereproduceerde schilderij 777, dat de hut onder een zeer donkere avondhemel toont met groenige en oranjegele lichtstrepen en een rossig lampje schijnend door het middelste raam. Het is inderdaad vrij groot: 64 x 78 cm. Eind mei zou hij het aan Theo verzenden onder de titel La Chaumière. In de brief waarin hij de zending aankondigde (brief 410) vermeldde hij ook een aquarel naar dit onderwerp, maar deze is verloren gegaan.” Mijn moeder was als velen, een liefhebber van Vincent van Gogh. Het kleine olieverfschilderijtje draagt linksonder een monogram (zie afbeelding 4). Als ik er goed naar kijk, kom ik tot de slotsom: dit is een monogram voor Carolien de Gooier!! Het schilderijtje is knap gemaakt. Heeft zij dit geschilderd? Nee, dat acht ik onmogelijk. Ik heb mijn moeder nooit zien tekenen of schilderen. In mij rijst het vermoeden dat dit misschien door Wolter als een geschenk, een ‘dankjewel’ voor haar is gemaakt, al kan ik dat niet aantonen. Het blijft een bijzondere gedachte.
* Van Gogh en zijn weg. Het complete werk, Jan Hulsker, 6e bijgewerkte en uitgebreide druk 1989, Meulenhoff / Landshoff.
Hemels geschenk
Het doorvlooien van de doos leidt tot nog een bijzondere vondst. Een aquarel van een blond kinderkopje. Ook dit ken ik uit mijn jeugd. Dit werkje hing op de slaapkamer van mijn ouders. Ik had echter geen idee dat het een oeuvre van Mien Marchant betrof. Het voelt als een geschenk uit de hemel (zie afbeelding 6). Wat is het fantastisch 20 jaar na mijn moeders overlijden zo’n kadootje uit haar levensgeschiedenis te ontvangen. Zij heeft de aquarel beslist overhandigd gekregen door Mien Marchant en nu geeft ze het door aan mij. Het voelt als een spirituele verwijzing, een duwtje in kunstlievende richting.
Daar is ze dan: Mien Marchant
De oproep: “Op zoek naar Mej. Marchant” zoals in mei 2012 was te lezen in de Gooi- en Eembode, is nog steeds te vinden op het wereldwijde internetweb. Nog steeds levert dat nu en dan een reactie op. In 2018 werd ik verrast door een bericht van iemand die vertelde dat diens partners familie Mej. Marchant persoonlijk heeft gekend. Het gaat om de familie Van Huurne die de landhuizen Groot en Klein Noordijk in Twello tot 1985 bewoonden. Mien zal menigmaal op het landgoed hebben gelogeerd. Uitgenodigd voor een bezoek aan mijn informant reisde ik af. De familie bleek een map met tekeningen en een schilderij van Mien in bezit te hebben. Uit een houtskooltekening kan ik opmaken dat zij daar ook na 1923 verbleef, want in dat jaar werd een verdieping op de veranda geplaatst en die is zichtbaar op haar tekening (zie afbeelding 7). Er waren ook diverse fotoboeken van de familie, maar dat was nog niet uitgezocht. Opgewonden informeerde ik of men bereid was daar in te duiken om een foto te vinden waarop Mien is afgebeeld. Met al mijn eerdere speurwerk is dat nog niet gelukt. Enige tijd hoor ik niets en dan plots ontvang ik een sms-je. Er is een portret van Mien aangetroffen in de albums. Al snel krijg ik het toegezonden. Op de achterzijde van de foto is geschreven: “Mien (1910?)”. Naar mijn inschatting is de foto gemaakt omstreeks 1900 en zal Mien ongeveer 35 jaar zijn. Een schitterend fotoportret. Daar is mijn heldin, de Larense kunstschilderes Mien Marchant. Ze kijkt geconcentreerd naar de fotograaf en via hem naar mij. Het duurde in die tijd even voor de foto op glasplaat is vastgelegd. Mijn moeder heeft haar persoonlijk gekend en nu word ik aan haar voorgesteld. En nu stel ik haar voor aan U. Hier is Mien Marchant*.
* Met hartelijke dank aan de familie Suyderhoud- van Huurne.