Mijn oude buurt – Cornelis Bakkerlaan (Toon)
Ieder kind heeft wel een voorstelling van God. Zelf ben ik geboren in 1942 en school gegaan bij de zuster Dominicanessen aan de Brink en de broeders van Saint Louis aan de Eemnesserweg. Zij gaven mij een beeld van God, dat het midden hield tussen een oude, goede man, aangekleed als sinterklaas die alles weet en alles ziet.
Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 101 [2007-3]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.
Jan(neman) Willard.
Echter als kind kon ik nog niet omgaan met zulke abstracties. Ik zag God als een groot mens, een goed mens en natuurlijk een man. In die hoedanigheid herinner ik mij de heer Toon van Rijswijk uit de Cornelis Bakkerlaan, mijn geboortestraat. Toon werkte op de lijmerij annex stokerij van de tapijtfabriek van mijn vader, Stef Willard. Die lijmafdeling was gevestigd in een enorme hal, vergelijkbaar met de Basiliek. Het was er altijd warm en heel stil. Toon stond aan een grote machine, waar het jute onder het tapijt werd gelijmd. Hij was er meestal alleen. Soms werd hij geassisteerd door de heer Jack de Leeuw, een jongeman, die in die tijd verkering had met mevrouw Lies Bon. Onlangs was hij vijftig jaar met haar getrouwd.
Die enorme ruimte, de stilte, de warmte en de eenzame aanwezigheid van Toon deden mij aan de God denken, waarover ik op school had gehoord. Zoals Toon was, zo moest God zijn in mijn verbeelding. Hij noemde mij Janneman en hij sprak op een norse en tegelijk milde toon. Dat gaf een veilige vertrouwdheid tussen ons. In die periode van mijn kinderleventje noemde ik elke man – o.a. pastoor Brouwer en dokter Holtmann – Toon. Zo denk ik nu, dat ik door mijn omgang met Toon nooit bang geweest ben voor de ‘echte’ God.
Maar Toon deed meer voor ons dan lijmen en stoken. Iedere zaterdagmiddag, als hij om één uur was gestopt met zijn werk in de fabriek, kwam hij de tuin schoffelen en harken. Eerst deed hij dat bij mijn oma en tantes op nummer tien en daarna deed hij onze tuin. Daarnaast verzorgde hij in zijn eigen achtertuin enkele konijnen van mijn vader. Die aten wij met kerstmis op, onwetend dat het ons konijn was. Toon van Rijswijk had een grote plichtsbetrachting en hij had, zo mocht ik later vernemen, veel waardering voor mijn vader, zijn baas. Diens plotselinge dood in februari 1950 maakte diepe indruk op hem en zijn gezin. Enkele weken later zag ik hem naar de kerk lopen in de jas van mijn vader en met diens hoed op. Maar hoe gaat het in een mensenleven met de Godsvoorstelling. Eerst moet sinterklaas het ontgelden en daarna veranderen geloof, kerk en de voorstelling van God. Zo bleek op gegeven moment de heer Toon van Rijswijk geen God, maar een feilbaar mens, als iedereen. Met mijn oom Gerard Willard, zijn andere baas mocht hij graag een borreltje drinken bij voorkeur in café Wilhelmina aan de Pijlsteeg in Laren. Een keer in zijn leven liet hij het afweten wat zijn werk betrof en dat haalde direct de Laarder Courant De Bel. In augustus 1955 was de stoomfluit van de fabriek in de nacht plotseling gaan loeien. Normaal kwam de heer Toon van Rijswijk, die tegenover de fabriek woonde, dan zijn bed uit om het euvel te verhelpen. Echter het was kermis in Blaricum en het was erg laat geworden. De plichtsbetrachting van Toon heeft de krant nooit gehaald, wel deze ene misser.
Zo mild Toon voor mij was, zo streng was hij voor zijn gezin. Maar alle vaders waren in die tijd streng en voelden het als hun opdracht hun kinderen grenzen te stellen en geen tegenspraak te dulden. De belangrijkste God in die tijd was immers God de Vader. Bovendien leefden we in een naoorlogse tijd, we hadden vijanden en we dienden op het ergste voorbereid te zijn. Dat bepaalde onze kijk op leven en wereld. In 1954 verliet ik Laren en in 1956 verhuisde ons gezin naar de St. Janstraat. Toon zag ik soms nog, als ik naar mijn tante Map ging, die naast hem woonde. Toon zal altijd in de stoel tussen de tuindeuren van de kamer, waar hij de hele Brink kon overzien. We zwaaiden naar elkaar en soms gebaarde hij, dat ik weer kon gaan, omdat tante niet thuis was. Zo heb ik hem de laatste keer gezien. Hij stierf op 22 november 1975 op 72 jarige leeftijd. Ik zal hem nooit vergeten.
Foto: J. Willard. Toon van Rijswijk in 1943. Op zijn arm zoon Joop (overleden), zijn vrouw Truus van Rijswijk-Kluck. Op haar arm dochter Ria en oudste zoon Gerard op het hobbelpaard.