Schildersclub ‘De Tien’ (1)

Schildersclub ‘De Tien’ (1)

Inleiding: een nieuwe bijdrage aan de Larense kunstgeschiedenis. Tot aan mijn recente onderzoek tot en met maart 2017 was er niet veel bekend over de in Laren gevestigde eerste Gooise Schildersclub ‘De Tien’. De geschiedenis van dit gezelschap kan nu ruim worden aangevuld. ‘De Tien’ heeft 15 jaar bestaan van 1903 tot en met 1918 en kent vele successen. Over de hele periode hebben in totaal 35 leden – de samenstelling veranderde nogal eens – deelgenomen aan meer dan 70 tentoonstellingen door het hele land. Het zal blijken dat ‘De Tien’ de voorloper is van de in 1921 opgerichte en nog steeds actieve Vereniging van Beeldende Kunstenaars Laren–Blaricum.

Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 140 [2017-2]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.

Peter C.L. van der Ploeg

Deel 1: Schilders slechte kooplui, losbollen en drinkebroers? Niet bij Club De Tien!

Door mijn speurwerk naar leven en werk van schilder Tony Offermans 1) (1854-1911) kwam ik op het spoor van het bestaan van de eerste Gooise Schildersclub ‘De Tien’. De mooie website 2) over de schilder Henk de Court Onderwater (1877-1905) gaf me de indruk dat Tony Offermans ook deel uitmaakte van ‘De Tien’. In een Telegraafartikel uit 1956 wordt zijn naam vermeld als een van de vrienden van Onderwater die op een lentedag in 1901 met elkaar genieten van de zon en een drankje op het terras voor de herberg op het dorpsplein in Laren. Op basis van mijn onderzoek weet ik inmiddels dat Offermans niet bij ‘De Tien’ is geweest en berust zijn aanvankelijke vermelding op een misverstand. Over zijn aanwezigheid op het terras bij de herberg heb ik geen twijfel. Offermans maakt daar graag zijn opwachting aan het eind van zijn werkdag en is een gewaardeerd lid van de Larense schildersbent.

Het blijkt dat er niet zo heel veel bekend is over de Club ‘De Tien’. Het RKD, het rijksinstituut voor kunsthistorische documentatie in Den Haag, vermeldt abusievelijk op zijn website dat August Legras het gezelschap in 1905 heeft opgericht in plaats van 1903. 3) Slechts in een enkele publicatie worden weinig woorden besteed aan dit schildersgezelschap. De karige vermeldingen geven beslist een onvolledig beeld. In het midden van de jaren tachtig van de vorige eeuw werd voor het laatst over ‘De Tien’ geschreven. De afgelopen dertig jaar was het stil. Er valt echter meer te melden over dit bijzondere genootschap. In de komende afleveringen presenteer ik mijn verhaal over hoe ‘Club De Tien’ het land veroverde.

Wat er al bekend was van De Tien
In zijn boek ‘Laren en zijn Schilders’ 4) wijdt Jan P. Koenraads enkele alinea’s aan de eerste Larense schildersvereniging die volgens hem in 1905 begon en naar het hem scheen slechts enkele jaren heeft bestan. In mijn artikelen over ‘Club De Tien’ zal ik deze geschiedenis herschrijven. Sedert 1985, het jaar waarin Koenraads’ boek werd gepubliceerd, is meer documentatie tevoorschijn gekomen en vooral de digitale ontsluiting van archieven levert informatie die voor Koenraads nog niet gemakkelijk toegankelijk was.

In november 1984 publiceerde Joke van der Pol een uitstekend en uitgebreid artikel in Tableau, een tijdschrift voor beeldende kunst. Van der Pol schetst een beeld van de ontwikkeling van Laren als dorp van of voor kunstenaars. Zij geeft hier een korte introductie over het bestaan van ‘De Tien’ en noemt zelfs de winkel die deze club opende. Echter de informatie blijft beperkt. Op de winkel van ‘De Tien’ kom ik nog terug.
In het boek “… Op Laren an!…” 5), het door A.D. Wumkens opgetekende levensverhaal van Toon de Jong, wordt in een enkele alinea (blz. 14 bovenaan) De ‘Club De Tien’ en een aantal leden genoemd. Toch heeft Toon niet veel meer aan zijn biograaf verteld over zijn 13-jarig lidmaatschap dan het exposeren op vele plaatsen in het land en de mededeling dat “Het kon gebeuren dat na een tentoonstelling alle werken verkocht waren.” Of het hier de leegverkoop van alle leden betreft of Toons inbreng voor de tentoonstelling wordt niet gespecificeerd.
Ook de beknopte informatie die Wiet de Boer 6) in 2010 opsomt over de ‘Club De Tien’ kan worden bijgesteld. Hij komt niet met nieuwe gegevens. De Boer noemt de jaren 1905 tot 1910 als actieve periode voor ‘De Tien’. Hij noemt de namen van een tiental schilders waarvan de meesten in 1906 al geen lid meer zijn van de club.

‘Club De Tien’: de eerste generatie van negen leden (1903-1905)
In krantenberichten uit de jaren 1903-1918 informeren de recensenten regelmatig over wisselingen in de samenstelling van ‘De Tien’. Opmerkelijk is dat in de eerste drie jaar van het bestaan (1903-1905/6) al acht van de oorspronkelijke leden uit 1903 de club hebben verlaten. Het is dan toch bijzonder dat de club ondanks de vele wisselingen 15 jaar heeft bestaan.

Geen der leden van ‘Club De Tien’ heeft deelgenomen aan alle tentoonstellingen. De samenstelling wisselt regelmatig. Soms neemt de dood een lid weg (Court Onderwater overleed in 1905), soms betreft het de verhuizing van een lid buiten het Gooi of een tijdelijke afwezigheid voor een verre reis. Oprichter August Legras (1864-1915) was er vanaf augustus 1903 tot en met december 1912 telkens bij. Toon de Jong (1879-1978) stapt wat later in vanaf juni 1905 en houdt vol tot het einde in april 1918.

Het gebouw der spijsuitdeeling. (Bron: Streekarchief Gooi en Vechtstreek Hilversum)

De eerste tentoonstelling vindt plaats in Hilversum. De naam van het gebouw aan de Melkweg klinkt niet als een voor de hand liggende keuze. Geen locatie waarvan je anno 2017 denkt dat de gegoede burgerij van omstreeks 1903 erop af zal komen om schilderijen te bekijken en te kopen. De tentoonstelling wordt van 2 tot en met 16 augustus gehouden in de grote zaal van ‘het gebouw der spijsuitdeeling’, ook wel aangeduid als de ‘soeploods’.
‘Club De Tien’ vergaart de nodige belangstelling in de kranten bij het aankondigen van haar eerste tentoonstelling. Van begin af aan voert de club succesvolle publiciteitscampagnes om aandacht te krijgen voor haar tentoonstellingen. Verschillende kranten zoals o.a. De Telegraaf, het Algemeen Handelsblad en Het Nieuws van den dag kondigen de tentoonstelling aan.
Recensent Giovanni, soms afgekort tot Gio, (pseudoniem van Jan Kalf 1873-1954) van het Algemeen Handelsblad schrijft: “Drie Hilversummers, de heeren Baggeraar, Bake en Haverkamp, hebben het goede idee gehad bezoekers van het Gooi en kunstenaars die in het Gooi werken, tot elkaar te brengen, en een tentoonstellinkje georganiseerd, dat gevormd wordt door werken van negen leden der club „De Tienen”. Wat gelegenheid tot exposeeren aangaat, hebben zij moeten roeien met de tamelijk gebrekkige riemen, die Hilversum op dit gebied heeft.
Maar goede wil en veel ijver hebben toch van de zaal der Spijskokerij op het Melkpad een wel wat laag, en niet overal goed verlicht, maar toch voldoende tentoonstellingszaaltje gemaakt, en zoo kon gistermiddag de expositie geopend worden, den eersten dag drukbezocht, en ook in zoover al dadelijk een succes, dat op dien eersten middag drie stukken werden verkocht.” 7)

De eerste generatie van Club De Tien. Schema samengesteld door auteur op basis van diverse bronnen.
Hendrik Theodorus de Court Onderwater (1877-1905), Melkschenkster, ca. 1902, olieverf op doek, 40 x 32,5 cm, Singer Laren, schenking Anna Singer-Brugh 1956.

In de Gooi- en Eemlander 8) schrijft Cornelis W.H. Verster (volledige naam: C.W.H. Verster van Wulverhorst 1862-1920, woonachtig in Hilversum van 1902 tot en met 1909), zelf lithograaf en tekenaar, een opgewekt stuk. De tentoonstelling krijgt zijn volle sympathie omdat met weinig middelen, veel moeite en toewijding, in een zaaltje met niet al te gunstig licht een mooie tentoonstelling is ingericht. Hij is onder de indruk van de bijdrage van Emanuel van Beever die -volgens hem- met zijn beide interieurs te Laren het beste werk op de tentoonstelling vertegenwoordigt. Ook het werk van de andere kunstenaars oogst bij hem waardering. Van een aantal van hen heeft hij eerder al werk gezien, maar niet eerder van Henk de Court Onderwater. Hij is enthousiast. “…maar het beste van de inzending van de Court Onderwater ontdekte ik eerst later bij een der vensters. Magnifiek van factuur* is o.a. „Melkschenken”; met bizonder rake toetsen zijn hier de beide figuurtjes, maar evenzeer de potten en pannen in de kast aangezet”.
*Factuur is de manier waarop het oppervlak van ruw materiaal is bewerkt, bijv. glad, bobbelig, zacht; zo’n eigenschap kun je vooral voelen; de structuur van het materiaal hoeft niet per se zichtbaar te zijn. Bron: Lexicon voor de kunstvakken.

Ook voor de andere kunstenaars veel lovende woorden. Interessant is het compliment dat Verster geeft aan de “ijverige voorzitter van de club, de heer Aug. Le Gras, (die) o. a. zich tevreden bleef stellen met een der ongunstigste hoeken.” Waardoor mede door loting “een harmonisch geheel is gevormd, juist omdat geen der leden zich ten koste der anderen op den voorgrond heeft willen stellen”. Verster besluit zijn betoog met de volgende oproep: “Ik eindig met den wensch, dat mijn plaatsgenooten deze tentoonstelling aandachtig en herhaaldelijk zullen gaan bezien. De artisten, die zich de moeite voor de inrichting getroost hebben, moeten door ons worden op prijs gesteld. Laat ons dan deze eerste poging naar onze beste krachten steunen, en hopen wij, dat onze Gooische kunstschilders niet alleen buiten Gooiland worden gewaardeerd, maar dat zij ook metterdaad ondervinden, dat in hunne onmiddellijke nabijheid er warme harten voor hen kloppen en gevulde beurzen worden geopend, opdat zij, in tegenstelling met de profeten, allereerst worden geëerd in eigen land.” Het zal blijken dat zijn wens in komende jaren in belangrijke mate wordt vervuld. ‘Club De Tien’ heeft toekomst.

Het artikel van Verster is een ingezonden brief gedateerd 3 augustus 1903 die volledig is overgenomen door de redactie van de krant. Ook de redactie van Het Nieuws van den dag neemt op 12-08-1903 een gedeelte van Versters’ brief op. Ik wijs hierop, omdat het getuigt van de goede organisatie van ‘Club De Tien’ om hun activiteiten door middel van de dagbladpers onder de aandacht van het publiek te brengen. Mijn vermoeden is wel dat de briefschrijver de krantenlezer een koekje van eigen deeg aanbiedt, een koekje dat blijft smaken, want publiciteit verkrijgen door middel van ingezonden brieven blijft een beproefd middel voor ‘De Tien’.

Koeien in de grupstal, beginnend van oud naar jong – August Legras.

Oprichter August Legras
De publiciteitsafdeling van ‘Club De Tien’ slaagt erin om in januari en februari 1905 een uitgebreid artikel in twee delen geplaatst te krijgen in het geïllustreerd maandschrift ‘Op de hoogte’. Het is een verklaring van het definitieve bestaan van schildersclub ‘De Tien’. De schrijver is veelzijdige Hendrik M. Krabbé (1868-1931), schilder, maar ook publicist die van 1907 tot en met 1918 zelf als lid deelneemt aan de verkooptentoonstellingen van ‘De Tien’. Krabbé beschrijft dat er niet zozeer sprake is van een ideologische grondslag voor het genootschap dan wel van een praktisch uitgangspunt. Hij schrijft: “De schilders zijn tegenwoordig niet meer onpractisch. Zij hebben lang den naam gehad van slechte kooplui en losbollen en drinkebroers (wat zij nooit geweest zijn); maar sinds zij evenals andere burgers aan hun maatschappelijke verplichtingen voldoen, kan ’t niemand verwonderen dat ook bij hen den lust tot verbetering hunner omstandigheden opkwam.”
De doelstelling van de club is het genereren van naamsbekendheid en het bevorderen van de verkoop van het werk van de leden. Het maximaal aantal leden wordt op tien gesteld en de enige verplichting betreft het woonachtig zijn in het Gooi. Eenmaal lid van het gezelschap is er geen sprake van ballotage of jurering en kan elk lid zoveel werk inzenden als het maar wil. De oprichter is August Johannes Legras, geboren in 1864 in Amsterdam als zoon van een Franse vader en een Duitse moeder. “In augustus 1903 aanschouwde de club het levenslicht”, schrijft Krabbé. Dat moet dan wel op de eerste augustus zijn geweest juist voorafgaand aan de eerste tentoonstelling in Hilversum die op 2 augustus opende voor het publiek. Het wekt op zijn minst de indruk dat de tentoonstelling en/of de oprichting van ‘Club De Tien’ hals over kop tot stand is gekomen. In die periode woonde Legras in Blaricum. In 1901 was hij vanuit Hilversum naar Blaricum verhuisd en in 1905 vestigt hij zich tot aan zijn dood in Laren.

August Legras

De club kent een bestuur. Legras is de president-secretaris. De Court Onderwater fungeert als penningmeester en Wolter als archivaris. Deze beide heren dienen maar een korte periode van 1903 tot in 1905. De Court Onderwater overlijdt op 5 augustus 1905. Aan de derde tentoonstelling in Hilversum in juni 1905 nam hij al geen deel meer evenals Wolter die de club omstreeks die tijd verliet, terwijl hij van 1904 tot en met 1908 wel in Laren woonde.
August Legras volgde zijn opleiding van 1879-1887 aan de Rijksacademie voor beeldende kunsten in Amsterdam waar hij leerling was van professor August Allebé. Er bestaat een duidelijke band tussen Legras en Artis, de in 1838 opgerichte Amsterdamse dierentuin. Vanaf omstreeks 1882 tot aan 1888 werkt Legras daar regelmatig, geholpen door directeur Westerman beschikt hij daar over een klein atelier. 9)
Ongetwijfeld heeft Legras in Artis zijn eerste (levende) kameel gezien. Een dier dat hij later vele malen heeft afgebeeld in zijn oosterse schilderijen. Hij reisde voornamelijk tussen 1890 en 1900 verschillende malen naar Afrika (Egypte, Tunesië) en verbleef langere perioden in Algerije. Van zijn avonturen schreef hij reisverhalen die o.a. zijn verschenen in het Algemeen Handelsblad.

August Legras: Tunesische straat in Kairouan; olie op doek, 45 x 61 cm.

Voor de eerste tentoonstelling van ‘Club De Tien’ zendt Legras zeven schilderijen in. Verster vindt zijn ‘Heide’, “een teer schilderijtje” zijn beste werk. Minder lovend is Verster over: ‘Woestijnstad’, een schilderij, dat mij nog liever zou zijn geweest wanneer de stoffage, – kameel en Arabieren – weggelaten ware, en dat tevens voor mij zou – winnen indien…. ik Bauer’s scheppingen niet kende. Een paar van zijn koestallen zijn mij wat te somber, te droog, te doodgewerkt, – het zijn ook geen belangrijke gevallen, terwijl de schildering op zich zelf wat dor is.” 10)

De eerste tentoonstelling van schildersclub ‘De Tien’ in Hilversum is niettemin een groot succes ondanks de kritische beoordeling van het werk van oprichter Legras. Krabbé hemelt het Hilversumse publiek op, omdat niet minder dan 8 werken in het “kunstzinnig Hilversum” worden verkocht van de 54 aanwezig op de expositie. Er volgen aansluitend in 1903 tentoonstellingen in Groningen, Apeldoorn, Zutphen en Deventer. ‘Club De Tien’ maakt een gloedvolle start.

Oriëntalisme
De schilder Marius Bauer (1864-1932) maakte talrijke etsen, maar ook aquarellen en olie­verfschilderijen van Oosterse steden, kamelen, oli­fanten, Arabieren en moskeeën. Zijn stijl kan omschreven worden als impressionistisch. Hij werd sterk beïnvloed door de Haagse School in zowel techniek als lichtgebruik. Marius Bauer was een van de weinige Nederlandse kunstenaars uit de 19e eeuw die zich uitsluitend op het Oriëntalisme toelegde. 11)

Volgende keer: deel 2 De reizende verkoopmachine van August Legras

Bronnen: RKD; Rijksinstituut voor Kunsthistorische Documentatie te Den haag; Delpher is een website met fulltext gedigitaliseerde historische Nederlandse kranten, boeken, tijdschriften en radiobulletins uit bibliotheken, musea en andere erfgoedinstellingen; Wikipedia is een internetencyclopedie, die wereldwijd door een groot aantal auteurs op vrijwillige basis wordt geschreven.
Met dank Anne van Lienden, Singermuseum, voor gebruik afbeelding Melkschenkster.

1) Zie mijn artikelen over Tony Offermans in Kwartaal­berichten 131, 132, 133 en 134 van de HKL.
2) https://henkdecourtonderwater.nl.
3) RKD, Legras, August; https://rkd.nl/nl/explore/artists/88916.
4) Jan P. Koenraads, Laren en zijn schilders,
Boekhandel Judi Kluvers, Laren, 1985; Blz. 83 en 84.
5) “…Op Laren an!…”, Het levensverhaal van onze Larense schilder-tekenaar-etser Toon de Jong, A.D. Wumkes. Uitgave: Comite Feestweek laren, 1979.
6) A.H.F. (Wiet) De Boer, Laren in vervlogen tijden,
Uitgeverij van Wijland, 2010.
7) Algemeen Handelsblad; 2-08-1903.
8) De Gooi en Eemlander; 5-08-1903.
9) RKD: Legras.
10) De Gooi en Eemlander; 5-08-1903.
11) Wikipedia nl.wikipedia.org/wiki/Marius_Bauer.