Hebben of niet hebben

Hebben of niet hebben

De vele verhalen en artikelen die over Laren zijn verschenen bejubelen de schoonheid van het dorp, de koren- boekweit- haver- en heidevelden, de beroemde schilders en het luxe woon- en winkelklimaat. Er verschenen vele mooie fotoboeken van de hand van een aantal dorpsgenoten en een mooie oude boerderij werd een verzamelplaats waar zelfs het oude Laarder dialect werd bewaard, o.a. in de prachtige dorpsstukjes van Bart Krijnen. Geweldig dat dit allemaal gebeurde en nog steeds vervolgd wordt, het dorp van onze voorouders is dit waard. Maar dit stukje heeft een heel ander karakter…

Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 118 [2011-4]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.

Jan – van Jaap – van Giel – Schaapherder

Ik ben in 1930 geboren en woonde tot mijn huwelijk in 1957 op de Boekweitskorrel. Veel, heel veel veranderde in de loop der tijd en inmiddels is ook houthandel van Dijk weer een stukje historie geworden. Mijn kalenderleeftijd is derhalve 81 jaar maar lijkt qua belevingswereld wel op een 2 eeuwen terug afgespeelde periode. Laren was in die jaren een dorp met twee totaal verschillende werelden, namelijk de “hebbers” en de “niet hebbers”. In de wieg werd weggelegd tot welke groep je behoorde, daar viel geen ontkomen aan. Alle functies in openbare orde en Kerkelijke macht waren hieraan geconfirmeerd en een ieder kende (of hoorde dit te kennen) zijn plek. Zo was er in het Katholieke onderwijs een heel grote school (op de Eemnesserweg) maar die bestond uit 2 aparte divisies, namelijk school A en school B. Vele jaren geleid door Broeder Amantius (School A = het arme deel) en Broeder Venantius (School B = het bevoorrechte deel). 

De grenzen van Laren waren toen nog heel bescheiden, centrum met uitlopers naar verschillende villawijken, zo richting Wagenpad en dan ging dat wat verder op, geruisloos over in het “Zeveneinde”. Er waren een paar wegen welke daar naar toe gingen, nl de Smeekweg, de IJsbaanweg en de Heideveldweg. Alle, maar dan ook werkelijk alle uitbreiding (b.v. ook het derde deel van de Heideveldweg – waar ik nog vele jaren heb gewoond – en de Gooiergracht met alle nieuwbouw daar omheen) dateren van naoorlogse datum. Wel was er een zigeunerkamp op de Eemnesserweg, hoek Gooiergracht. Daar woonden ook heel grote gezinnen, maar die waren nogal “trekkerig”, stonden een poos in Laren en gingen dan weer op pad. De kinderen daarvan waren ook leerplichtig en werden als vaste gewoonte op de A-school geplaatst. Die constante wisselingen in de klas waren uiteraard niet bevorderlijk voor het niveau van dat schooldeel. In die jaren was er nog niets (althans niet in het Katholieke Laarderdeel) op het gebied van bijzonder onderwijs. Ook leerlingen die dat wel nodig zouden hebben gehad werden dan in het A-deel erbij gezet, zonder enige extra begeleiding. Zo bleef bijvoorbeeld Joop Tak (een heel bekend dorpsfiguur in die jaren) wel 8 jaar in de eerste klas zitten. Er was gewoon niets anders waardoor het niveau van de schoolverlaters dermate laag was dat ongetwijfeld heel goede koppen van verder onderwijs in die jaren verstoten bleven. In de nog voor mij liggende jaren was dat kennelijk geen probleem waar weverijen en andere kleine industrieën en zaken de aangewezen plekken voor deze groep waren. In de veertiger jaren kwam hier echter een kentering in, met name door toedoen van Pastoor Brouwer en Broeder Amantius. Zelf hoorde ik tot het hele kleine groepje waarvoor vervolgonderwijs in Hilversum door hun toedoen een optie werd. Een klasvriendje ging naar het seminarie. Ook op het gebied van jeugdverenigingen liep die rode draad, b.v. de Kajotters en de KJMV (katholieke middenstandsvereniging). De scherpe scheidslijnen waren nog heel lang doorwerkend; als je als product van de A-school was afgeleverd, dan bleef dat je verdere jeugdleven eigenlijk je lot. 

Ook waren er diverse priesterstudenten in Laren, niet moeilijk te raden dat die van school B kwamen. Dit gold ook voor het misdienaren-college alhoewel dat later door Pastoor Brouwer en Broeder Amantius wel werd versoepeld. Misdienaar in die periode was best een hele klus, vooral in de oorlogsjaren als de kerk donker en koud was. Bijna iedere dag van het jaar waren er misvieringen, ook ‘s avonds nog lof en andere diensten zoals het dienen bij trouwen en rouwen. Nooit was er eens een uitstapje zoals dat in latere jaren ging ontstaan.

Een sterk bijgebleven herinnering aan die periode – Kerstmis 1945 – heb ik aan de jonge kapelaan Lampe die was aangewezen als coördinator van alles wat met het misdienaars-gebeuren te maken had. De geestelijkheid werd in de kerstperiode door ouders van seminaristen benaderd of hun zoontjes in de plechtige Nachtmis in de Basiliek zouden mogen dienen en hadden daar ‘ja’ op gezegd. Onder het mom dat deze jongetjes zoveel van huis waren vonden ouders en geestelijken blijkbaar dat ze daar wel een voorkeursbehandeling voor verdiend hadden. De kapelaan had daarom een alternatief voor zijn vaste team voorbereid. In het kamp Laren zat namelijk een grote groep NSB-ers opgesloten (bevrijdingsjaar) die natuurlijk net spijt van hun ontrouw hadden gekregen, hetgeen beloond ging worden met een Nachtmis. Voor alles zou gezorgd worden, ook dus voor de (trouwe) misdienaars die het hele jaar per slot van rekening al mochten dienen. Een dagje wat anders zou ook voor hen geen slecht idee zijn en kregen dus de aanzegging: “jij moet naar het kamp”. Als 15 jarige vond ik dat echter helemaal niet zo logisch en liet dat ook weten. De reactie daarop luidde: “dan ben jij bij deze niet meer welkom als misdienaar”. Echter, vroeg op Kerstavond (ik heb een heldere herinnering aan die avond) kwam de kapelaan – na urenlang biechthoren – bij ons aan de deur en zei dat het toch geen juiste actie was gebleken. Ik mocht alsnog de Nachtmis in de Basiliek gaan dienen, weliswaar op het zijaltaar want de regeling met de seminaristen kon niet meer veranderd worden. En dan mocht ik toch misdienaar blijven. Mijn verdere leven lang is deze daad van een kerkbedienaar me bij gebleven. Châpeau!

Kerstavond 1949 voor de Basiliek. v.l.n.r.: Jos Verver, Theo Grob, Jan Schaapherder, Ben Reesing en Theo Veenstra.

Wat me ook nog is bijgebleven is het apart houden van jongens en meisjes. Alleen op de bewaarschool was het gemengd, maar daarna werd het alom opgesplitst in jongens en meisjes, zelfs tot en met het MULO onderwijs in Hilversum. Alleen voor de HBS bestond toen een gemengde samenstelling. Deze separatie was ook standaard geworden bij jeugd- en ontspanningsverenigingen zoals de verkennerij (meisjes werden gids) en MCC (vooral mondorgelspel in die tijd). Nog niet zo lang geleden werd het besmette woord ‘apartheid’ alom bekritiseerd en uiteraard wel terecht. Maar vanuit die tijd kwamen toch vele jeugdherinneringen naar boven welke mij het gevoel gaven dat ook in dat mooie, veelgeprezen Laren apartheid beslist geen onbekende was. Nu dat er plannen worden ontwikkeld voor dat fraaie stukje Laren waar Houthandel van Dijk heeft gestaan hoop ik dat er anno 2012 geen ‘apartheid’ meer in Laren bestaat. En, mocht daar ooit een aanbod komen van een leuk senioren-appartement voor een verdwaalde Laarder, dan houd ik mijzelf van harte aanbevolen. Van daar uit zou de allerlaatste reis van deze erfgooier – van de wieg naar het graf van mijn ouders – nog een stukje verkort kunnen worden.