Gus van Wielingen, een man met een geheim

Gus van Wielingen, een man met een geheim

De societyrubriek van De Telegraaf van 8 juli 1992 doet verslag van een spectaculair Holland Promotion Dinner dat door het Nederlands consulaat in Toronto is georganiseerd.1 Staatssecretaris Yvonne van Rooy vertegenwoordigt de Nederlandse regering. Nederland laat zich van zijn beste kant zien. Tien modellen tonen de zomercollectie van couturier Frans Molenaar. Onder de gasten is de Honorair Consul van Nederland in ­Calgary, Gus van Wielingen. 

Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 156 [2021-2]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen dit kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.

In het voorjaar van 2019 bezocht een Canadees echtpaar, Mac en Sue van Wielingen, Laren. Ze werden er rondgeleid door Ineke Hilhorst en Teun Koetsier. De vader van Mac, Gus van Wielingen, is in 2013 overleden en na zijn dood is gebleken dat hij in het laatste oorlogsjaar in Laren in het verzet had gezeten. Gus had daarover weinig verteld en evenmin over zijn jeugd. Mac wilde er nu echter alles over weten.
Ineke en Teun leidden het echtpaar rond, beginnend bij het Monument voor de Joodse Kinderen, om na uitgebreid het centrum van Laren te hebben bezocht te eindigen bij het huis op Bijenstand 1 waar Gus van Wielingen in 1944/45 regelmatig zou hebben verkeerd. 
Het bezoek was een succes en het verschijnen van het boek Het dorp, de oorlog, de mensen een jaar later werd mede mogelijk gemaakt door een gulle donatie aan de HKL van een dankbare Mac van Wielingen.
Geleidelijk werd het Ineke en Teun duidelijk dat het verhaal van Gus van Wielingen en de Tweede Wereldoorlog heel bijzonder is. Het door hen geschreven verhaal is inmiddels ook in het Engels vertaald. Het Kwartaalbericht van de HKL heeft de primeur.

Tekst: Ineke Hilhorst en Teun Koetsier

Van Wielingen vertelt de krant dat hij op jonge leeftijd vanuit het Gooi naar Canada is vertrokken, daar als manusje-van-alles in de olie-industrie is begonnen en vervolgens is opgeklommen. 

Met een verwijzing naar een boek van Peter Foster uit 19792 wordt Van Wielingen in de krant een tycoon genoemd en één van de invloedrijke ‘blauwogige sjeiks’ van de ­Canadese olie- en gasindustrie. Foster ­beschrijft Van Wielingen zo: “A stocky, handsome man with penetrating brown ­eyes, Van Wielingen has the air and the self-confidence of a European merchant banker. Where it is sometimes impossible to differentiate between oil millionaires and their staffs, Van Wielingen’s impeccably cut suits and velvet waistcoats tell you straight away that this man is the boss.”3

Gus André van Wielingen, geboren op 18 november 1920 in Stockholm in Zweden, is honorair consul van augustus 1985 tot januari 1997.4 Hij is een succesvol zakenman die zich niet beperkt tot geld verdienen, maar ook een maatschappelijke bijdrage wil leveren. In april 1996 wordt hij op grond van zijn verdiensten voor Nederland door ­koningin Beatrix benoemd tot ridder in de Orde van Oranje Nassau. Mogelijk speelt bij de toekenning van de ridderorde ook een rol dat Van Wielingen tijdens de bezetting actief is in het verzet en dat hij na de oorlog in Nederlands-Indië (nu Indonesië) dienst doet in het Nederlandse leger in het Regiment Stoottroepen. 

Toch is Van Wielingen niet helemaal wie hij zegt te zijn. In het paspoort dat hij na de bevrijding heeft aangevraagd, omdat zijn papieren tijdens de oorlog verloren zijn gegaan, staat als geboortedatum 18 november 1920. Maar op die dag is er in Stockholm niemand geboren met de naam Van Wielingen. Sterker nog, de naam Van Wielingen is al in de 19e eeuw in Nederland uitgestorven. De Canadese staatsburger Gus André van Wielingen draagt zijn leven lang een geheim me zich mee. Zelfs zijn vrouw en kinderen zijn niet op de hoogte van zijn ­ware identiteit.

Van Wielingen in het verzet
Op vrijdag 7 juli 1944 arriveert Theo Dobbe met de trein uit Arnhem op het station Nijmegen. Dobbe is sinds juli 1943 de leider van een Nijmeegse knokploeg die de Duitsers op vele manieren tegenwerkt. Hij wordt die dag vergezeld door zijn medewerkster, de koerierster Petertje van den Hengel. Al gauw merken ze dat ze gevolgd worden door de twee mannen in burger, die hen eerder in de trein hebben gecontroleerd. Dobbe, die in Nijmegen vaak ‘Hans’ wordt genoemd, is een ervaren verzetsman. Hij realiseert zich dat de twee Petertje herkend moeten hebben. Ze schudden de mannen behendig af en slagen erin om de rollen om te draaien. De mannen zijn hen kwijt en worden nu door Dobbe en Petertje gevolgd. Het zijn Nederlanders die voor de Duitse Sicherheitsdienst (SD) werken en op weg zijn naar het Wehrmachtsheim op de Oranjesingel 42, de plek waar Duitse soldaten zich in Nijmegen kunnen ontspannen. In het Wehrmachtsheim voegt een derde SD-agent zich bij hen.

Al sinds september 1943 bestaat er een landelijk overlegorgaan van de knokploegen, de TOP. De strijd tussen het verzet en de Duitsers wordt steeds harder en de TOP heeft bepaald dat alle SD-agenten vogelvrij zijn en geliquideerd kunnen worden. Twee van de drie mannen in het Wehrmachtsheim weten te veel en Dobbe besluit dat ze uitgeschakeld moeten worden. In grote haast worden nog enkele andere leden van de knokploeg opgeroepen, waaronder Guus van Wielingen, Piet Verheggen en Huib.5 

Als een van de mannen het Wehrmachtsheim verlaat en de Arksteestraat inloopt, wordt hij op de fiets gevolgd door Guus en Huib. Guus fietst langs hem, maar vraagt zich af of het wel de goede man is en schiet niet. De SD-agent gaat vervolgens een kapperszaak binnen in de Van Welderenstraat. Petertje volgt hem, maar de man ziet haar en trekt zijn pistool waarop Petertje snel de zaak verlaat. 

Vermoedelijk belt de man vanuit de kapperszaak de twee anderen in het Wehrmachtsheim op. Ze komen ook aanlopen en gaan via het Keizer Karelplein naar het station. Op de brede Van Schaeck Mathonsingel, waar meerdere Duitse instanties zijn gevestigd, is het gevaarlijk om tot actie over te gaan. Maar Guus van Wielingen is jong, snel en doortastend. Als een van de drie zich enigszins verwijdert van de andere twee, richt Guus zijn pistool en raakt hem. De man beantwoordt het vuur en ook de twee andere SD-agenten schieten op Guus en Verheggen. De verzetsmannen schieten terug. Uit de gebouwen komen gewapende Duitsers naar buiten die de anderen schietend te hulp komen. In de chaos die ontstaat kunnen alle leden van de knokploeg ontkomen. 

De aangeschoten SD-agent overlijdt later in het ziekenhuis aan zijn verwondingen.6 Als er de volgende dag ook een Duitse soldaat in een park in Nijmegen wordt doodgeschoten slaan de Duitsers terug. Als represaillemaatregel pakken ze gijzelaars op. Tijdens razzia’s worden jonge mannen opgepakt en naar Duitsland gestuurd om daar te werken. De leider van de SD in Nederland, Hanns Albin Rauter, laat elf Nijmeegse verzetsmensen, die zich in gevangenschap bevinden, executeren.

In een naoorlogse verklaring uit het archief van de Binnenlandse Strijdkrachten lezen we over Van Wielingen dat hij sinds 1942 in het verzet zit. In de verklaring wordt Van Wielingen een ‘specialist in het liquideren’ genoemd.7

Na de oorlog
Guus André van Wielingen is een interessante man. Na de oorlog ontmoet hij in Nederlands-Indië in een vliegtuig zijn vrouw, de stewardess Elisabeth den Hamer. Ze trouwen op 6 oktober 1949 in Singapore. In 1951 emigreren ze naar Canada. Van Wielingen wordt daar al gauw Gus genoemd omdat Guus teveel op ‘goose’ lijkt. Gus van Wielingen en zijn vrouw Betsy krijgen drie kinderen. Een meisje en twee jongens: Margaret, Mac en Bob. 

Betsy, die in een Japans kamp heeft gezeten, vertelt haar kinderen veel over haar kampervaringen. De verhalen zijn gruwelijk maar Betsy moet ze vertellen. Het is haar manier om het te verwerken. Over haar beste vriendin, die had geweigerd om voor de Japanners te buigen, tot bloedens toe werd geslagen en in de brandende zon aan een paal gebonden. Over haar jongere broer Frans, die als twaalfjarige in het kamp soms wel 14 uur lang bij de slachterij van het kamp vlees en karkassen moest sjouwen. Frans is na de oorlog getrouwd en heeft een dochtertje gekregen, maar hij heeft zich op 22-jarige leeftijd van het leven beroofd. Betsy vertelt er over zonder veel emotie te tonen. Daar houdt ze niet van in het openbaar.

In tegenstelling tot Betsy, vertelt Gus erg weinig over zijn jeugd en de oorlog. Hij beschrijft zijn vader, Marcellus van Wielingen, als een grote blonde man met blauwe ogen die als marineofficier ergens voor de kust van Afrika is omgekomen toen Gus nog klein was. Vaak vertelt hij onwaarschijnlijke verhalen, bijvoorbeeld dat hij als piloot bij de Amerikaanse marine deel zou hebben genomen aan de oorlog in Korea. Zijn zoon Mac gelooft daar in ieder geval niets van. Toch is Gus geen grappenmaker, verre daarvan. Hij is een sterke persoonlijkheid met wie niet te spotten valt en een strenge afstandelijke vader waar de hele familie behoedzaam mee omgaat. Net als Betsy toont hij weinig emotie. Een vijftal littekens op zijn lichaam suggereren dat hij meerdere malen gewond is geweest. Pas op latere leeftijd laat hij daarover wel eens iets over los. Het litteken op zijn rechterarm liep hij op bij de liquidatie van een verrader. De man schoot Gus in zijn arm waarna Gus hem doodschoot.8

Het bedrijf van Max Goldschmidt in het adresboek van Wuppertal uit 1933.

Het geheim
De kinderen zijn geïnteresseerd in het verleden van hun vader. Als Mac 16 jaar oud is ontdekt hij toevallig in het bureau van zijn vader een document van een verzekeringsmaatschappij waarin sprake is van een zus van zijn vader, Doris. Dat verbaast hem want zijn vader heeft altijd gezegd dat hij enig kind was. Gus geeft het toe. Hij zegt: “Het klopt. Ik had een zus die Doris heette. Ze is gedood in de oorlog.” Het is in het bijzonder de oudste van de drie kinderen, Margaret, die in de jaren negentig meer wil weten. De kinderen herinneren zich dat hun moeder ooit vertelde dat iemand in Nederlands-Indië, toen ze Gus nog maar net kende, had gezegd dat Gus een Jood is. Daar had ze om moeten lachen. In de jaren negentig is het enige Joodse aan de familie Van Wielingen de tweede man van Greta, de moeder van Gus, Edwin Schmeitzner. Maar Greta is in 1972 in Florida overleden en met Edwin is er geen contact meer geweest.

De gedachte dat Gus een Jood zou zijn is onwaarschijnlijk. Zijn vader was een blonde marineofficier en de naam Van Wielingen is verre van Joods. Ook is Gus lid van de besloten Ranchman’s Club in Calgary, de plek waar in de tijd dat hij zijn glorietijd beleeft in de oliebusiness, alle olie-deals worden gesloten. Tot 1978 kunnen Joden geen lid worden van die club. Toch zet het idee dat haar vader een Jood is, zich vast in het hoofd van Margaret. Ze voelt intuïtief dat het klopt. 

Op een dag waarop een vriend van de familie wordt begraven, onderwerpt Margaret haar oude vader aan een kruisverhoor. Hij ontkent ook maar enig geheim te hebben. Tegen Mac zegt hij, als die de deur van de kapel voor hem open doet, “I have nothing to hide.” Mac weet nog niet goed waarom, maar hij zegt “What about you as a Jew?” Daarop zegt zijn vader, overmand wordt door een heftige emotie, “That doesn’t make me worse than anyone else.” 

Een bar mitswa in 1936 in de synagoge in de Zerrennerstraße in Pforzheim.11

Günther Goldschmidt
Woensdag 22 augustus 1923 is een vreugdevolle dag voor Max Goldschmidt en Greta Goldschmidt-Röttgen in het Duitse Elberfeld.9 Op 27 september 1922 zijn ze getrouwd en nu is hun eerste kind geboren, Günther. Het is een zoon. Acht dagen later wordt hij besneden. Drie jaar na Günther wordt op 7 december 1926 een meisje geboren, Doris. 

Max Goldschmidt is in 1885 in Elberfeld geboren. Na de middelbare school volgt hij in Engeland een opleiding in de textielbranche. In 1915 krijgt hij een oproep voor militaire dienst. In 1916 wordt hij gevangen genomen door de Fransen en na vier jaar krijgsgevangenschap in 1920 vrijgelaten. Hij handelt in textiel. Zo is hij enige tijd algemeen vertegenwoordiger voor een ‘Strick­warenfabrik’ in Appolda, Thüringen. 

In 1933 woont de familie op het adres Schlieper­strasse 17 in Elberfeld en is Max eigenaar van een groothandel in ‘Fantasie- und Wollwaren’. Dat is het jaar waarin Hitler aan de macht komt en vervolgens de Joden op alle mogelijke manieren worden gediscrimineerd. Alles verandert voor de familie Goldschmidt. Greta Goldschmidt verklaart na de oorlog dat in 1934 Doris als achtjarig meisje in Elberfeld naar de lagere school vlakbij gaat en huilend naar huis komt omdat een lid van de Hitlerjugend haar in een hoek had gedrukt en had gedreigd om ‘haar Joodse neus af te snijden’. Greta beklaagt zich bij het hoofd der school, maar die wordt weldra ontslagen. De onderwijzer van Doris zegt niets te kunnen doen en adviseert Doris van school te halen. Dat gebeurt en Doris gaat naar een andere school. 

Op 29 augustus 1936 is Günther volgens de Joodse kalender 13 jaar oud en hij is daarmee bar mitswa en dus voor God en de Joodse gemeenschap volwassen. Zoals het ritueel voorschrijft leest hij in de synagoge een stukje uit de Thora voor.10

De februaristaking sloeg ook over op de textielindustrie. Stakers voor het postkantoor in Laren op 25 en 26 februari.

De familie Goldschmidt probeert er het beste van te maken, maar de situatie wordt steeds onaangenamer. Uiteindelijk besluiten Max en Greta dat ze niet in Duitsland willen blijven. Rond de jaarwisseling van 1937-‘38 emigreert de familie Goldschmidt naar Amsterdam op uitnodiging van Hermann van Pels, die getrouwd is met Auguste, een zus van Greta. Zwager Hermann van Pels is Nederlander, maar hij heeft tot 1937 een handel in vleesproducten en worstkruiden in Osnabrück in Duitsland. Als hij gedwongen wordt die te verkopen verhuist hij naar Amsterdam. Op 6 januari 1938 wordt de hele familie Goldschmidt in Amsterdam ingeschreven op het adres Argonautenstraat 4 II.12 Twee jaar later, op 9 januari 1940, verhuizen ze naar Parnassusweg 23 II. Doris wordt in 1938 naar een Joodse privéschool gestuurd om zo snel mogelijk Nederlands te leren. Günther is 14 als hij in Amsterdam aankomt. Later zal hij claimen dat hij de MTS heeft bezocht.13 Hij leert in ieder geval snel Nederlands.

Max Goldschmidt begint in 1938 in Amsterdam met Hermann van Pels een handel in textiel die Moderna heet. Een jaar later wordt het bedrijf geliquideerd en Hermann treedt in dienst bij Pectacon, een groothandel in kruiden en specerijen die in 1938 is opgericht door Otto Frank, de vader van Anne Frank. Van Pels weet veel van kruiden en zijn expertise is welkom bij Pectaton. 

Al snel na het begin van de bezetting beginnen de Duitsers met het nemen van maatregelen die erop zijn gericht de Joden in Nederland te isoleren. De agressie tegen de Joden neemt ook toe. In de winter van 1940-41 vallen NSB’ers Joden in de Amsterdamse Jodenbuurt steeds vaker lastig. De Joden verzetten zich en vormen knokploegen. In februari 1941 neemt de onrust toe en de Duitsers reageren met een heel drastische maatregel. Op 22 en 23 februari worden grote razzia’s gehouden in de Jodenbuurt. Zonder enige waarschuwing worden 427 jonge Joodse mannen opgepakt en gedeporteerd. Slechts twee van hen overleven de oorlog. De Nederlandse communisten, die al veel eerder in actie willen komen, roepen op tot staking. Op 25 en 26 februari vindt dan de Februaristaking plaats. In Amsterdam, maar ook in enkele plaatsen daarbuiten, leggen de arbeiders het werk neer. Met geweld slaan de Duitsers de staking neer. 

De inschrijving van Guus van Wielingen in Bakel-Milheeze op 29 november 1941.

De familie Goldschmidt woont niet in de ­Jodenbuurt, maar in Amsterdam Zuid. Ook daar voelen ze het naderend onheil. In 1941 voeren de Duitsers het persoonsbewijs in. Dat is een erg moeilijk te vervalsen identiteitskaart. Op 22 oktober 1941 neemt Günther zijn persoonsbewijs in ontvangst in de Apollohal in Amsterdam. Er is in die sporthal een speciale afdeling voor Joden die daar persoonsbewijzen met een grote J erin uitgereikt krijgen. Günther Goldschmidt is 18 jaar oud en de gang van zaken bevalt hem in het geheel niet. Hij heeft het in Duitsland gezien en nu ziet hij het in Nederland. De Joden ondergaan de ene na de andere vernedering en het einde is niet in zicht. Op 26 november 1941 verliezen alle in het buitenland wonende Duitse Joden hun nationaliteit en zijn daarmee stateloos geworden.14 Günther neemt het lot in eigen hand. 

Guus van Wielingen
Op donderdag 27 november 1941 reist Günther Goldschmidt van Amsterdam naar het dorpje Bakel-Milheeze. Dat ligt in het oostelijk deel van de provincie Brabant. Zijn persoonsbewijs met daarop twee maal de hoofdletter J heeft hij thuis gelaten. In zijn zak zit een ander persoonsbewijs, zonder J, op naam van een Guus André van ­Wielingen, die bijna drie jaar ouder is dan Günther.
Als geboortedatum staat 18 november 1920 vermeld. Er is goed over die datum nagedacht. Het is nodig dat Van Wielingen meerderjarig is zonder dat de geboortedatum in strijd is met zijn jeugdige uiterlijk. Om zich in Bakel-Milheeze te kunnen vestigen moet hij meerderjarig zijn. Een minderjarige kan zonder toestemming van zijn ouders niet verhuizen. Bij zijn inschrijving overlegt hij ook een stamkaart op naam van Van Wielingen. Die heeft hij nodig om producten die op de bon zijn, te kunnen kopen. Alles wijst op een goede voorbereiding. Guus van Wielingen weet precies waar hij naartoe gaat en wat hij daar gaat doen.

De naam Van Wielingen is uitgestorven, omdat de dragers van die naam rond 1800 uitsluitend vrouwelijke nakomelingen kregen. Als Günther Goldschmidt op 27 november naar Brabant reist, is hij de enige in heel Nederland die over een persoonsbewijs op naam van Van Wielingen beschikt. De bedenker van de naam heeft zich mogelijk laten inspireren door de Wielingenstraat in Amsterdam in de Rivierenbuurt. Op de Wielingenstraat 22 is een bekende Joodse drogisterij gevestigd, Het Kruidenhoekje. 

Als Van Wielingen zich in Bakel bij de burgerlijke stand op het gemeentehuis meldt, is het volgens zijn papieren negen dagen geleden dat hij 21 jaar is geworden. Hij geeft als vorig adres de Aalsmeerweg 79 in Amsterdam op. Het is denkbaar dat hij daar inderdaad korte tijd een kamer heeft gehuurd om zijn verhaal consistent te laten zijn. Verder meldt hij op het gemeentehuis dat hij zijn intrek neemt in het Hotel Van de Ven in De Rips.15 De Rips is een dorpje dat deel uitmaakt van de gemeente Bakel-Milheeze.16

Hij meldt op het gemeentehuis dat hij katholiek is. Daarmee valt hij niet op in het gelovige dorp waar vrijwel iedereen katholiek is. We weten niet welke verzetsgroep het persoonsbewijs heeft geleverd. We weten wel dat Günther alias Guus in de oorlog op een zeker moment in contact komt met Theo Dobbe. Op 14 mei 1941 wordt door een door Dobbe geleide groep in Amsterdam een villa opgeblazen aan de Bernhard Zweerskade, hoek Schubertstraat, die dient als mess voor Duitse officieren.17 De villa wordt zwaar beschadigd en er vallen gewonden. Dobbe zou ook omstreeks deze tijd in Leeuwarden blanco persoonsbewijzen hebben gestolen.18 Zolang de nummers van de gestolen papieren niet worden verspreid, zijn deze persoonsbewijzen niet van echt te onderscheiden, afgezien van de naam erop zijn ze namelijk echt. 

De Rips is een ontginningsdorp dat is ontstaan door het ontginnen van woeste heidegrond. Van Wielingen gaat er aan het werk bij de Nederlandsche Heidemaatschappij, ander werk is er niet. Die maatschappij is heel actief in Oost-Brabant. Ze brengt overal heidegrond in cultuur door die grond te egaliseren en te ploegen. Ook wordt drassig gebied ontwaterd. Al voor de oorlog trekt dit werk arbeiders uit andere delen van Nederland aan.19

Politie-rapport Amsterdam van 10 juli 1942. Om 15.00 uur meldt Max Goldschmidt dat zijn zoon Günther sinds 8 juli vermist is. De politie doet een opsporingsbericht per telegram de deur uit. 

Amsterdam 1942
Terwijl Guus in Brabant verblijft, gaan de Duitsers door met hun misdadige plannen. Met ingang van zondag 3 mei 1942 moeten alle Joden in Nederland de Jodenster dragen. Ook zijn ouders, Max en Greta, en zijn zus Doris ontkomen er niet aan. Guus heeft ongetwijfeld nooit de ster gedragen. 

Het is aannemelijk dat Van Wielingen zijn familie in Amsterdam een enkele keer bezoekt. Op een zeker moment realiseert men zich dat het voor hen veiliger is om officieel geen contact meer met Günther te hebben. Op 10 juli 1942 meldt Max zich bij de politie met de mededeling dat zijn zoon sinds 8 juli spoorloos is.

In het najaar van 1942 breekt de Jodenvervolging in volle hevigheid los. Bij een van zijn bezoeken aan Amsterdam maakt Van Wielingen iets mee dat hem zijn hele leven zal achtervolgen. Veel later vertelt hij: “I’m on a street near some apartments in the Jewish Quarter. I see a group of Nazis enter a building I’m familiar with. I feel a sense of dread because they are making arrests and I know people who live there. Suddenly, I hear a desperate mother’s wail from above. It’s a sound that will ring in my ears for the rest of my life. And I watch as a baby is thrown out the window, a Jewish baby. He lands on the pavement in front of me. His little head…”20

In april 1943 duikt vader Max onder. Hij overleeft de oorlog. Op 14 augustus 1943 worden moeder Greta en zus Doris opgepakt voor de deur van hun huis op de Par­nassusweg. Doris wordt gedeporteerd naar Majdanek en vervolgens naar Auschwitz. Op 3 september wordt ze daar vergast. Ze is 16 jaar oud geworden. Haar moeder Greta arriveert twee weken later in Auschwitz waar ze door dokter Josef Mengele wordt geselecteerd voor zijn experimenten. Mengele heeft een zwak voor haar en Greta overleeft de oorlog.

De zus van Greta, Auguste, is al eerder op 13 juli 1942 met haar man Hermann van Pels en hun zoon Peter, samen met de familie Frank, op Prinsengracht 263 in het achterhuis ondergedoken. Ze worden in 1944 verraden. De enige bewoner van het achterhuis die de oorlog overleeft is Otto Frank, de vader van Anne. 

Van Wielingen in 1942 en 1943
Er is een rapport van na de oorlog waarin staat vermeld dat Van Wielingen voor de Heidemij heeft gewerkt21 en daarna in Mariaheide ondergedoken heeft gezeten. Mariaheide ligt net als De Rips in Oost-Brabant. Een naoorlogse verklaring vermeldt verder als zijn beroep: assistent-opzichter landbouwbedrijf.22 

Een simpel scenario is dat hij in 1942 en in 1943 als assistent-opzichter bij de Heidemaatschappij werkt en daarna onderduikt in Mariaheide, op het moment dat de Duitsers de Arbeitseinsatz invoeren. 

Genoemd rapport vermeldt echter ook dat Van Wielingen vanaf 1942 in het verzet zit.23 We kunnen niet uitsluiten dat Van Wielingen al met een verzetsopdracht naar Brabant is gereisd. In het laatste jaar van de oorlog zijn twee zonen van de familie Van de Ven, die het hotel drijven waarin Guus zijn intrek neemt, Jas en Noud, de centrale figuren in het verzet in De Rips.24 Verder zijn de Duitsers al in 1941 tussen de boerderijen van De Rips in begonnen met de bouw van een luchtverdedigingscomplex uitgerust met schijnwerpers ter ondersteuning van elders gepositioneerd luchtafweergeschut.25 Het is dus mogelijk dat Guus in De Rips spionagewerk heeft verricht, maar dat is helemaal niet zeker. 

In Mariaheide coördineert Grard26 Heerkens, wiens boerderij in het deel van Mariaheide dat Driehuizen heet staat, het onderduiknetwerk. Hij zorgt voor 40 onderduikadressen in Mariaheide en omgeving.27 Op een bevolking van 700 mensen, en dus een paar honderd woningen, is dat aanzienlijk. 

Ook als Van Wielingen in Mariaheide verblijft, kan hij bij verzetsactiviteiten betrokken zijn geweest. Zijn vrouw Betsy vertelt de kinderen in Canada op een zeker moment dat Gus in de oorlog is gemarteld. En de kinderen kunnen zien dat de toppen van zijn beide duimen zijn verminkt. 

Nijmeegse knokploeg
In april 1944 bestaan er duidelijke contacten tussen het verzet in Mariaheide en dat in Den Bosch en Nijmegen. In april 1944 duikt de uit de Zaanstreek afkomstige Charles Kroesen onder in Mariaheide.28 In diezelfde maand gaat hij deel uitmaken van een door Theo Dobbe in Den Bosch opgerichte knokploeg, waarvan Willy Andriessen de leiding krijgt. De nieuwe knokploeg, die de naam ‘De Margriet’ draagt, werkt zo nu en dan samen met de Nijmeegse knokploeg van Dobbe, die hij al op 17 juli 194329 opgericht heeft. 

Volgens een betrouwbare notitie30 gaat Van Wielingen in mei 1944 deel uitmaken van de Nijmeegse ploeg. De ploeg is betrokken bij vele acties in heel Zuidoost-Nederland. Dobbe is de onbetwiste leider, maar beslissingen worden altijd in goed overleg genomen; men voert nooit alleen maar orders uit. 

In 1944 vormen de provocateurs een steeds groter probleem voor het verzet. Dat zijn mensen die zich aansluiten bij het verzet maar in feite voor de Duitsers werken. In het voorjaar van 1944 blijkt dat de jonge automonteur Willebrordus Albert de Kadt, die zich net bij het verzet in Nijmegen heeft aangesloten, contact heeft met de politieman opperluitenant M. Verstappen, die voor de Duitsers werkt. De Kadt is een verrader en men besluit hem te elimineren. Op 3 juli 1944 fietst Piet Verheggen van de Nijmeegse ploeg achter De Kadt aan op de Willemsweg en probeert hem in zijn nek te schieten. Het pistool ketst. De Kadt draait zich om en Piet schiet hem tussen zijn ogen. Piet ontkomt op de fiets.

In Den Bosch jaagt politieagent Piet van Bussel, bijgenaamd ‘De Kin’ op jonge mannen die de Arbeitseinsatz proberen te ontlopen. De TOP besluit om Van Bussel te liquideren. Omdat het De Margriet niet lukt om de man uit te schakelen, vraagt de groep in Den Bosch Dobbe om hulp. Als Dobbe, Piet Merlijn, die altijd Ley wordt genoemd, Verheggen en Eduard Zietse op 8 augustus met de Bossche groep praten in café-restaurant Royal in Den Bosch, zien ze De Kin voorbijlopen. Ley en Verheggen gaan achter hem aan en schieten hem in een vuurgevecht in de Kerkstraat dood.31

De dood van Dobbe
Bovenaan de lijst van namen van te liquideren mannen staat begin september 1944 de naam van Johnny de Droog, een van de beruchtste provocateurs uit de oorlog. De Droog neemt in 1912 vrijwillig dienst in het Nederlandse leger en dient zes jaar in Nederlands-Indië. Hij trouwt in 1920, maar keert naar Nederland terug zonder zijn vrouw daarvan op de hoogte te stellen. In 1926, zonder van zijn eerste vrouw te zijn gescheiden, trouwt De Droog opnieuw. De Droog is een opportunist voor wie loyaliteit niet bestaat. Tijdens de bezetting leidt hij aanvankelijk een verzetsgroep, maar na in maart 1942 opgepakt te zijn gaat hij voor de SD werken.32 Als hij in februari 1945 de dood vindt, heeft hij honderden mensen verraden. Een groot deel van hen overleeft de oorlog niet.

In augustus 1944 bevrijden de geallieerden België in hoog tempo en velen denken dat de bevrijding van Nederland niet lang op zich zal laten wachten. De oorlog is echter nog niet afgelopen en Dobbe weet waar hij Johnny de Droog kan vinden. Hij verblijft aan de rand van Arnhem in een tuinhuisje aan de Wekeromseweg, vlakbij hotel De Leeren Doedel (nu Roadhouse). 

Op 4 september 1944 gaat Dobbe naar Arnhem. Nol van den Bogaard, Mat van den Broek, Petertje van den Hengel, Piet (Ley) Merlijn, Piet van Oort, Piet van Puijl, Guus van Wielingen, Eduard Zietse en een nieuw lid, Wim, vergezellen hem. Als ze om 5 uur ’s middags arriveren blijkt De Droog afwezig. De groep houdt zich nog enige tijd op in de bossen en besluit dat ze de volgende dag een nieuwe poging zal doen. 

Mat en Petertje keren op de fiets terug naar Nijmegen om meer munitie halen. Dobbe, Guus, Ley en Wim overnachten in Arnhem. De rest van de groep zal in Velp in een verhuisauto slapen. De volgende ochtend zullen ze zich om 7 uur ’s ochtends verzamelen bij De Leeren Doedel. 

Als Dobbe de volgende ochtend bij De Leeren Doedel arriveert, zijn Guus, Ley en Wim er al. Wim draagt een politie-uniform. De verkeersweg van Arnhem naar Ede, die langs De Leeren Doedel loopt, is vol Duits verkeer. Dobbe gaat met Ley poolshoogte nemen bij het tuinhuisje, terwijl Wim wacht. Guus gaat naar De Leeren Doedel om te kijken of de anderen uit Velp er al zijn. Als Dobbe en Ley nog geen vijf minuten weg zijn, klinken er schoten uit het bos. Dobbe en Ley komen terug en vertellen Wim dat volgens de boswachter die aan het begin van de Wekeromseweg woont, De Droog thuis is. Ze denken dat hij degene is die aan het schieten is. Ook Ley wordt nu naar de Leeren Doedel gestuurd om te kijken waar de anderen blijven.

Het plan is om het huis te omsingelen en dan De Droog uit zijn huis te lokken. Dobbe staat met zijn fiets op het bospad en Wim staat onopvallend 15 meter bij hem vandaan. Nog steeds zijn er volop Duitse voertuigen op de weg. Plotseling hoort Dobbe “Meneer, blijft u staan”. Hij laat zijn fiets vallen en doet twee stappen in de richting van Wim als De Droog, twee Duitsers en een dame uit het struikgewas tevoorschijn komen. Wim, die verdekt staat opgesteld, moet nu eigenlijk De Droog of een van de Duitsers uitschakelen. Dobbe had dan ook kunnen schieten, maar door gebrek aan ervaring schiet Wim niet. Als Ley of Guus er had gestaan was het misschien anders gelopen. Dobbe heeft nu geen kans en wordt ingerekend. De Droog en de Duitsers nemen hem mee naar De Leeren Doedel zonder dat Guus en Ley kunnen interveniëren. Ze springen op de fiets en rijden richting Arnhem, omdat de mannen die in Velp hebben overnacht, daarvandaan zullen komen. De mannen hebben zich verslapen, maar ze zijn inmiddels vlakbij, op een kilometer afstand, ter hoogte van het landgoed Lichtenbeek. De gehele ploeg verschanst zich vervolgens aan de rand van de weg niet ver van De Leeren Doedel. Dobbe komt naar buiten tussen twee Duitsers in, terwijl De Droog er achteraan fietst. De Duitsers houden een auto aan en nemen Dobbe mee. Er doet zich geen gelegenheid voor om hem te bevrijden.33

Het is precies 5 september, Dolle Dinsdag, de dag waarop voor veel Nederlanders de bevrijding nabij lijkt te zijn. Van de Duitsers en NSB’ers maakt zich een grote onrust meester. Ze hebben geen tijd voor Dobbe en besluiten hem te executeren. Nadat hij een korte afscheidsbrief aan zijn vrouw heeft geschreven probeert hij een op hem gericht pistool af te pakken. Dat mislukt en Dobbe wordt ter plekke doodgeschoten. 

Hondenkennel Doggy’s Home in Blaricum

In het Gooi
De leden van de groep horen pas na de oorlog dat Dobbe is doodgeschoten. Na de arrestatie van Dobbe gaan ze eerst naar Utrecht, omdat ze het idee hebben dat hij daar naartoe gebracht zou zijn en ze willen proberen om hem te bevrijden. Dobbe blijkt niet in Utrecht te zijn. Terwijl men zoekt naar de plek waar Dobbe gevangen wordt gehouden, krijgt de groep het verzoek om in het Gooi actief te worden, omdat daar op dat moment geen sabotagegroep bestaat.34 De ploeg bestaat uit Nol van den Bogaard, Mat van den Broek, Petertje van den Hengel, Piet (Ley) Merlijn, Piet van Oort, Piet van Puijl, Guus van Wielingen en Eduard Zietse.35 Ze gaan naar Blaricum en vinden eerst onderdak in de hondenkennel Doggy’s Home van Elsa Gertrude Plate. 

De kennelhoudster steunt het verzet al vroeg. Twee jaar eerder, op 12 januari 1943, is ze in Amsterdam aangehouden omdat ze Jacques Sylvain Morpurgo wilde helpen.36 Helaas lukt dat niet. Op 17 september 1943 wordt Morpurgo in Auschwitz vergast. De kennel van Elsa Plate biedt ook lange tijd onderdak aan de drukkerij van het illegale Trouw.

Ondertussen gaat de opmars van de geallieerden door. Market Garden is een ambitieuze militaire operatie die duurt van 17 tot 25 september 1944. Ze heeft tot doel bij Nijmegen en Arnhem de rivieren over te steken om de Duitse troepen in West-Nederland af te snijden en vanuit Noord-Nederland Duitsland binnen te dringen. Parachutisten landen achter het front om de bruggen veilig te stellen, waarna de grondtroepen over de bruggen naar het Noorden kunnen trekken, is het idee. Men slaagt er echter niet in om de brug bij Arnhem te nemen en Noord-Nederland moet nog ruim zeven maanden wachten tot het wordt bevrijd. 

Kort voordat Market Garden begint, gaan Mat en Petertje nog een keer naar Nijmegen om spullen op te halen.37 Vlak voordat Nijmegen wordt bevrijd keren ze terug. Ze slapen in Baarn en melden zich dan weer in het Gooi. Na Market Garden is de groep afgesneden van de overige Nijmeegse leden van de groep. 

In het Gooi gaat de Nijmeegse groep onder de naam ‘Hans’ opereren onder verantwoordelijkheid van Albert Schlösser. De groep wordt ook wel de ‘sabotageploeg Laren-Blaricum’ genoemd. 

De groep raakt al snel een lid kwijt. Piet van der Puijl is, voordat hij in het verzet gaat, klerk bij de politie in Dordrecht. Hij komt pas in augustus 1944 bij de Nijmeegse ploeg van Dobbe. Hij gaat in oktober 1944 naar Rotterdam waar hij op 24 oktober 1944 bij een gevecht tussen het verzet en de SD in een tunnel wordt doodgeschoten.38

Door leden van de Nijmeegse knokploeg in 1947 geschreven korte biografie van Guus van Wielingen.39

De Binnenlandse Strijdkrachten
In 1944 opereren in Nederland drie grote landelijke verzetsgroepen, de Ordedienst (OD), de Landelijke Knokploegen (LKP) en de Raad van Verzet (RVV). In de conservatieve OD speelt militair kader zoals reserveofficieren en studenten van de Koninklijke Militaire Academie een grote rol. De LKP is ontstaan uit de Landelijke Organisatie voor hulp aan Onderduikers. De LKP is een confessionele organisatie. Het geloof speelt een grote rol. De RVV is voortgekomen uit de OD, maar ze vaart een radicalere koers in het verzet dan de OD. 

In september 1944 besluit de regering in Londen dat de drie verzetsorganisaties verenigd worden in de Binnenlandse Strijdkrachten (BS), onder leiding van prins Bernhard. De regering in Londen wil meer greep krijgen op het gewapend verzet, zeker nu dat verzet in de laatste fase van de oorlog door middel van droppings van meer wapens zal worden voorzien. 

Vanaf begin 1945 opereert de Nijmeegse groep in het Gooi naast drie andere vanuit de Binnenlandse Strijdkrachten gecreëerde knokploegen, de KP1, KP2 en KP3.40 Leider van die drie groepen is Mauf Branse. Die drie groepen zijn gevormd, zodat ze de Duitsers in Laren en Blaricum in de rug kunnen aanvallen, als ze de uit het oosten oprukkende Canadezen proberen tegen te houden. 

De samenwerking tussen de verschillende verzetsorganisaties verloopt niet vlekkeloos. De Nijmeegse groep is gewend om vrijwel autonoom te opereren en orders alleen maar uit te voeren als men het ermee eens is. In het Gooi opereert de groep met haar specifieke expertise op het gebied van sabotage en liquidaties ook zo. Schlösser stuurt de groep aan. In het veld heeft meestal Eduard Zietse de leiding. 

Met als basis Bijenstand 1 in Laren levert de door Schlösser aangestuurde Nijmeegse groep talrijke bijdragen aan het verzet. 

Individuele leden van de groep nemen deel aan allerlei acties. Op 21 februari 1945 wordt Ley gearresteerd. Samen met zijn vader – zijn ouders zijn in Laren ondergedoken – verzorgt hij gewapend en gekleed in politie-uniform een voedseltransport in Hoorn. Zijn vader wordt snel vrijgelaten, maar Piet wordt in Amsterdam gevangen gezet. Op 12 maart wordt hij samen met 29 anderen gefusilleerd als represaille voor het doodschieten van een Duitser.41

In een verklaring van BS-commandant ­Dudok van Heel van na de oorlog lezen we over Guus van Wielingen dat hij als lid van de groep ‘Hans’ vier keer heeft meegewerkt aan een spoorwegaanslag, achttien keer aan een auto-aanslag en zeven maal heeft meegedaan aan het uit de weg ruimen van SD’ers of leden van de NSB landwacht. Hij is specialist in het liquideren, volgens de verklaring.42 Dit betreft de activiteiten van Van Wielingen in het Gooi.

Dropping 10 op 11 april 1945
De groepen hebben een gebrek aan wapens. Droppings van wapens moeten dat probleem oplossen. Dankzij een na de oorlog afgelegde verklaring van Mat van de Broek weten we dat de groep ‘Hans’ ook betrokken is bij de dropping van 15 met wapens en munitie gevulde containers en vier manden met voedsel en sigaretten in een weiland in Eemnes, vlak bij Laren. Het gaat gebeuren op dinsdag 10 april in de nacht om 23.30 uur. Om 19.45 uur meldt Radio Oranje uit Londen “De melk kookt over” en dat betekent voor Mauf Branse, die de leiding heeft, dat de dropping doorgaat en de ongeveer 40 erbij betrokken mensen van KP1, KP2 en KP3 zich kunnen klaarmaken. Rondom het droppingsveld bevinden zich vijf wachtposten. De Nijmeegse groep bezet één van die posten aan de Gooiergracht op de grens tussen Laren en Eemnes. Er is ook een ploeg die met grote lantaarns de plaats van de dropping aan zal geven voor de navigator in het vliegtuig en vervolgens de containers naar de katholieke Mariaschool in Eemnes zal brengen. De wapens zullen op de zolder van de school worden verborgen. De wachtposten hebben de volgende instructie gekregen: Als er Duitsers komen, moeten ze worden doodgeschoten. 

Guus van Wielingen, Nol van den Boogaard en Petertje van den Hengel. Bron: Mac van Wielingen

Precies op tijd verschijnt om half twaalf een Handley Page Halifax bommenwerper en laat parachutes met daaraan de containers en de manden vallen. Maar om middernacht, als al twee containers naar de school zijn gebracht, doet zich een incident voor. Klaarblijkelijk is men er niet van op de hoogte dat er elke nacht een bevoorradingswagen van de Duitsers vanuit Amersfoort via Eemnes voedsel brengt naar de Duitse soldaten in Laren. De route van de wagen loopt langs het terrein van de dropping. Plotseling ziet men bij de door Lammert Calis uit Blaricum geleide wachtpost op de Wakkerendijk de door twee paarden getrokken wagen met twee Duitsers op de bok opdoemen. Men sommeert de Duitsers om te stoppen. Die doen dat niet waarop men het vuur opent. De ene Duitser valt van de bok op straat terwijl de andere, die ook is gewond, door de op hol geslagen paarden wordt meegetrokken. De op straat liggende Duitser wordt met een nekschot gedood en daarna besluit Lammert Calis eigenmachtig om de wachtpost waarvoor hij verantwoordelijk is, op te heffen en naar huis te gaan.43 De tweede Duitser zal ­later dood worden gevonden. 

De Duitsers in Laren hebben gehoord dat er wordt geschoten en om half een arriveert luitenant Erdmann met een groot aantal soldaten uit Laren in Eemnes. De Duitsers passeren de wachtpost die door Mauf Branse wordt geleid. Branse verklaart later dat hij het gevecht uit de weg gaat en zich met zijn manschappen verstopt.44

Om half twee komt een ordonnans Branse melden dat alle wapens veilig zijn opgeborgen. Hij hoort ook dat de mensen van de wachtpost op de Wakkerendijk zouden zijn gevlucht. Hij besluit dat vrijwel iedereen naar huis kan, maar dat er wel poolshoogte moet worden genomen op de Wakkerendijk.45 Ook de ploeg ‘Hans’ kan zich terugtrekken. Het kost ze wel moeite want de Duitsers zijn inmiddels overal. De Nijmeegse ploeg is niet erg te spreken over de wijze waarop de operatie door Branse is geleid.46 Het lijkt erop dat ze er de voorkeur aan geven alleen te opereren in plaats van onderdeel te zijn van een groter geheel. 

Branse wordt vergezeld door Dick Buis, die wel bij verzetsactiviteiten betrokken is maar geen lid is van een knokploeg. Als Branse en Buis op de fiets de plaats van de wachtpost op de Wakkerendijk naderen, worden ze gesommeerd te stoppen. Dat doen ze niet en vervolgens wordt er op hen geschoten. Buis raakt gewond aan zijn linkerknie en rechterelleboog. Hij probeert te ontkomen maar het bloedsspoor dat hij achterlaat verraadt hem. Vlakbij woont Wies Vlasman. Vlasman, die met de operatie rond de dropping helemaal niets te maken heeft, wordt uit zijn woning gehaald en moet, omdat hij Duits spreekt, bij de ondervraging van Buis vertalen. 

De Duitsers vinden in de tuin van Vlasman een mogelijk door Branse weggegooide stengun. Buis en Vlasman worden vervolgens naar Villa Westereng op Drift 25 te Laren gebracht. Daar is de afdeling bunkerbouw van de Wehrmacht gevestigd, die onder leiding staat van Hauptmann Brockmann. Luitenant Erdmann deelt Brockmann mede dat bij een overval op het voedseltransport tien militairen zijn gedood. Dat is niet juist. Brockman ziet de gewonde Buis en belt de Ortskommandant in Hilversum op met de mededeling dat twee van de terroristen zijn gearresteerd. Ook dit is niet juist, maar het maakt de positie van Buis en Vlasman heel precair. Ze zouden terroristen zijn die de dood van 10 Duitse militairen op hun geweten hebben. De volgende dag worden Buis en Vlasman in de tuin van de villa door de SD’er Heinrich Runge doodgeschoten.47

Els Bartels. Bron: Mac van Wielingen.

Bijenstand 1
Op de Bijenstand 1, waar Els Bartels woont, zijn leden van de groep altijd welkom. Op de zolder van het huis is een wapenopslag van de ploeg. 

Met de komst van de Nijmeegse ploeg, begint een nieuw hoofdstuk in het verhaal van het verzet op dat adres. De vader van Els, Jan Bartels, is al vroeg in de oorlog binnen de OD een actieve verzetsman. Hij wordt op 26 september 1941 gearresteerd. Hij komt om in Dachau op 24 april 1945. Na zijn arrestatie zet zijn vrouw, Annie Bartels, de activiteiten voort. 

Eind 1943 heeft Annie als Joodse onderduikers: het echtpaar Kurt en Ella Schöndorff-Meijer, Edgar Weinberg en Walter en ­Sophia Kattenburg-Polak. De familie ­Kattenburg is Joods, maar komt uit Nederlands-Indië en zo zien ze er ook uit. Ze verbergen zich dan ook niet. De anderen verstoppen zich in een verborgen ruimte onder het dak als er gevaar dreigt. Daar slapen ze ook. Bij de voordeur is een verborgen knop. Daarmee kan mevrouw Bartels de onderduikers waarschuwen als zich ongewenst bezoek aan de deur meldt. 

Op 16 februari 1944 om 10.00 uur wordt er gebeld. Annie Bartels denkt dat zoals altijd Mia Hamstra, die ze vertrouwt, op dat tijdstip de vuile was komt ophalen. Ze doet open en voordat ze op de verborgen bel kan drukken, stapt een man van de SD binnen. Iedereen wordt meegenomen, behalve Ella. Veel later zal duidelijk worden dat Mia Hamstra verliefd is geworden op een agent van de SD en alle onderduikadressen die ze kende heeft verraden. 

Op het moment van de inval staat Ella in de keuken de afwas te doen. Als de politieagent die bij de achterdeur staat wordt weggeroepen, verlaat ze langzaam het pand. Onderweg groet ze een man die met een fiets aan de hand staat te kijken. Hij groet met een Duits accent terug. Na de oorlog realiseert ze zich dat het Albert Schlösser was.48 Ella overleeft de oorlog in de onderduik. Van de anderen overleeft alleen Edgar Weinberg. Na de oorlog trouwt hij met Ella. 

Wapenarsenaal op zolder van Bijenstand 1 in Laren.

Na de bevrijding
Het lijkt erop dat Guus van Wielingen tijdens de bezetting niemand vertelt dat hij in werkelijkheid Günther Goldschmidt heet. Het zou alleen maar extra risico hebben opgeleverd. Als Nederland na 5 mei 1945 is bevrijd, ligt dat anders. Toch kiest hij ervoor om Guus van Wielingen te blijven. Hij is op dat moment al drie-en-een-half jaar Guus van Wielingen en hij voelt er zich wel bij. Tegelijk is de naam Günther Goldschmidt geassocieerd met jaren van vernedering en frustratie, eerst in Duitsland en daarna in Nederland. Veel van de mensen die hij heeft gekend in Elberfeld en in de vier jaar dat hij in Amsterdam woonde, zijn gedeporteerd. Bovendien bestaat zijn vriendenkring nu uit mensen die hem allemaal kennen als Guus van Wielingen. Hij is Guus van Wielingen geworden. 

In 1942 wordt Günther Goldschmidt in Amsterdam door zijn vader als vermist opgegeven. Op 9 juli 1945 is Günther op papier terug in Amsterdam. Hij staat dan bij de burgerlijke stand ingeschreven als wonende bij zijn ouders op Singel 500. Op 13 augustus 1945 verhuist de familie naar Bos en Lommerweg 17-1. Op 14 augustus 1946 vertrekt Günther Goldschmidt volgens de burgerlijke stand naar Nederlands-Indië en verdwijnt daarmee officieel uit beeld. Zijn ouders emigreren op 22 februari 1947 naar de Verenigde Staten. Met hen onderhoudt Guus van Wielingen contact en voor hen zal hij altijd Günther zijn gebleven. Max Goldschmidt overlijdt in Cincinnati, Ohio op 21 september 1957. Na zijn overlijden trouwt Greta opnieuw en verhuist naar ­Florida. Ze overlijdt in 1972. 

Guus van Wielingen begint op 16 augustus 1945 aan een opleiding bij de militaire politie van de Stoottroepen in Nistelrode. Op 1 oktober 1945 wordt hij naar Nederlands-Indië gestuurd. Hij doet dienst met de rang van korporaal onder luitenant Voortman in sectie 2 van het 2e bataljon van het Regiment Stoottroepen. 

Onmiddellijk na de oorlog geeft Guus van Wielingen als adres in Nederland de Bijenstand 1 in Laren op. Zijn verhouding met Els Bartels moet uitstekend zijn geweest, want hij houdt dat adres nog aan tot zeker 1953. 

Het regiment Stoottroepen wordt in september 1944 in Zuid-Nederland geformeerd in opdracht van prins Bernhard. Het is onderdeel van de Binnenlandse Strijdkrachten en bestaat uit personen die actief betrokken zijn geweest bij het gewapend verzet. Na de bevrijding van Nederland worden de Stoottroepen weldra ingezet in Nederlands-Indië, waar de onafhankelijkheidsbeweging een steeds groter probleem voor Nederland vormt. 

In Nederlands-Indië denkt Van Wielingen na over zijn toekomst. Hij overweegt naar de Verenigde Staten te emigreren. Hij dient een verzoek in om hem een Nederlands paspoort te verstrekken. Dat gebeurt en daarmee is de op 18 november 1920 in Stockholm geboren Guus André van Wielingen officieel Nederlander geworden en kan hij in 1951 naar Canada emigreren. Hij overlijdt op 1 april 2013.49

Korporaal Guus van Wielingen in Nederlands-Indië.

Verandering van naam
Günther Goldschmidt is niet de enige Jood op Nederlands grondgebied die definitief afstand doet van zijn Joodse naam. In Nederland vragen na de bezetting 250 à 300 Joden een naamsverandering aan.50 Onder hen zijn er die, net als Van Wielingen, de naam die ze in de onderduik hebben aangenomen, houden. Paul Polak bijvoorbeeld.51 Polak heeft een Joodse vader en een niet-Joodse moeder. In 1943 slaagt hij erin om vanuit bezet Nederland via Spanje Londen te bereiken. Daar wordt hij getraind als marconist en krijgt hij de naam Peters. In september 1944 wordt Peters in Nederland geparachuteerd, waar hij tot de bevrijding berichten van het verzet doorseint. Ook helpt hij bij het organiseren van droppings van wapens voor het verzet. Zijn vader komt om in Ausch­witz. Zijn moeder en twee zussen overleven de oorlog. Na de oorlog ontvangt Peters enkele hoge onderscheidingen.

Polak komt als ‘held’ uit de oorlog met papieren die op naam staan van Paul Peters. De naam bevalt hem en hij gebruikt hem ook na de bezetting. Dat levert echter ambtelijke problemen op. Hij besluit om zijn naam officieel te laten veranderen in zijn verzetsnaam en dient daartoe een verzoek in. Op 11 augustus 1948 wordt Paul Polak officieel Paul Peters. 

In april 1946 legt hij bij de politie in Amsterdam een verklaring af: “Daar de naam Polak de indruk wekt als zou de drager daarvan vol Jood zijn en geheel tot de Joodse gemeenschap behoren, meent betrokkene – hij is immers half Jood en belijdt niet de Joodse godsdienst – dat dit veelvoorkomend misverstand ten aanzien van zijn geloof of ras in verband met de door hem veronderstelde anti-Joodse gevoelens bij vele Nederlanders, hem in de toekomst veel nadeel zou kunnen berokkenen.”

Kortom, Paul Peters is in 1946 van mening dat vele Nederlanders antisemitische gevoelens koesteren en dat hem dat zou kunnen schaden.

Vele jaren later geeft hij nog een argument: “In de oorlog ben ik erg Joods-bewust geworden. Met een mengsel van trots ook bij die groep te horen maar ook de ergernis die ook een heleboel echte Joden hadden, om altijd gezien te worden als slachtoffer en zielig. Je hoorde tot een stelletje mensen die zielig waren. Want ook mijn indruk was toen dat de Joden zich maar lieten doen, dat ze zich niet verzetten, dat ze lijdelijk waren. Dat was toen het algemene beeld, denk ik, bij de bevolking, maar ook bij mij. Joden, dat waren doetjes, die vochten niet. En daar wou ik me tegen afzetten.” 

Hij zegt hier heel openhartig dat niet alleen vele niet-Joodse Nederlanders negatief over Joden denken, maar dat hij ook zelf na de oorlog een negatief beeld van de Joodse gemeenschap heeft en zich van die gemeenschap los wil maken.52 Nota bene, we hebben hier te maken met een verstandige intelligente man, een verzetsheld, op wie niets valt aan te merken. En net als Van Wielingen meent hij na de oorlog goede redenen te hebben om permanent afstand te doen van zijn Joodse naam. 

Het in 1946 bij Paul Peters levende idee dat de Joden zich tijdens de bezetting zonder veel verzet hebben laten wegvoeren, is na de bezetting gemeengoed in Nederland. Presser en met name Braber hebben aangetoond dat dit idee correctie behoeft. Het is een vooroordeel dat teruggaat tot het Middeleeuwse anti-Joodse stereotype van de Jood als achterbaks, laf en lichamelijk zwak.53 Tijdens de bezetting doet het Joodse verzet in Nederland zeker niet onder voor het niet Joods verzet.54

Guus van Wielingen in een latere fase van zijn leven.

De oorlog is nooit over
Guus van Wielingen is een man met een geheim. Dat geheim veroorzaakt stress. Identiteitsverandering heeft een prijs. De gedachte dat hij ook Günther Goldschmidt is, kan hij vaak verdringen, maar gaat nooit helemaal weg. 

Als Van Wielingen in Canada arriveert, is de positie van een Jood in dat land niet onproblematisch. Allan Levine schrijft in 2018: “During the period from the early 1880s to the early 1960s, anti-Semitism was ingrained in the fabric of Canadian society, imposed and practised openly, usually without hesitation, qualifications or shame. Shopping at a Jewish-owned store or using the services of a Jewish tailor was tolerable for most gentile Canadians. But it was not acceptable to have Jewish work colleagues, Jewish neighbours or, worst of all, Jewish members at private sports and social clubs. That was just the way it was.”55 Van Wielingen zal het in de Ranchman’s Club regelmatig hebben ervaren. Zijn geheim moet vooral geheim blijven. Het maakt dat Guus van Wielingen altijd en overal alert is. Als de kinderen bij anderen op bezoek zijn geweest, wil hij altijd weten of er vragen over de familie zijn gesteld. 

Het is niet alleen het geheim van zijn Joodse afkomst, het zijn ook de ervaringen in het verzet die spanningen oproepen. Het uitvoeren van de liquidaties is voor veel verzetsmensen moeilijk te verwerken. Ze hadden geen keus. Verraders konden niet gevangen worden genomen. Ze moesten wel uit de weg worden geruimd, maar “het doden van een mens laat je nooit meer los”.56

Tot de Nijmeegse groep van Theo Dobbe behoort vanaf januari 1943 tot juni 1944 ook de broer van Piet Merlijn, Bertus Merlijn, die in het verzet Bart wordt genoemd. Het is goed mogelijk dat Guus hem nog net heeft meegemaakt. Op 13 juni 1944 wordt Bart opgepakt in de trein tussen Nijmegen en Arnhem. Hij zit in diverse kampen in Nederland en Duitsland gevangen en overleeft de oorlog. Bertus Merlijn overlijdt in 2014. Hij vertelt ooit dat hij het regelmatig erg moeilijk heeft met zijn oorlogsherinneringen. Soms wordt hij midden in nacht wakker en moet wegvluchten van zijn vrouw en kinderen omdat hij bang is iemand kwaad te doen.57 Dan neemt hij de auto en rijdt hij naar een stille plek in de bossen, waar hij wacht tot het overgaat. Het gaat altijd over maar het komt ook altijd weer terug. De oorlog laat Bertus Merlijn nooit los. 

Guus van Wielingen wordt na de oorlog eveneens lastig gevallen door zijn oorlogsherinneringen. Hij heeft nachtmerries. Nooit verliest hij zijn zelfbeheersing, maar hij kan heel heftig reageren op wat hij als dreigend ervaart, soms zelfs met zijn pistool in de hand.58 Ook voor Guus van Wielingen is de oorlog nooit over. 

Artikelen Kwartaalbericht
In eerdere Kwartaalberichten hebben artikelen gestaan over enkele in dit verhaal genoemde personen.
• Piet (Ley) Merlijn en Bertus (Bart) Merlijn worden genoemd in Mijn opa: Bertus (Bart) Merlijn (Kwartaalbericht 152, 2020-2).
• Kurt Schöndorff en Ella Schöndorff-Meijer (later Ella Weinberg-Meijer), Edgar Weinberg, Walter en Sophia Kattenburg-Polak komen voor in de artikelen De Bijenstand 1 – 1944 (Kwartaalbericht 115, 2011-1), Aanvullingen en reacties artikel De Bijenstand 1 – 1944, (Kwartaalbericht 116, 2011-2), Terug naar Bijenstand 1 (Kwartaalbericht 140, 2017-2) en Jeugdherinneringen van ‘het meest gewenste kind van Europa’ (Kwartaalbericht 144, 2018-2).
• Annie, Els en Jan Bartels, in WO II bewoners van Bijenstand 1, komen voor in Bartelspaadje (Kwartaalbericht 149, 2019-3).

Literatuurlijst:

  • [Braber,1990]: Ben Braber, Joden in verzet en illegaliteit, Amsterdam, 1990
  • [Brändle,1990]: Gerhard Brändle, Jüdische Gotteshäuser in Pforzheim, Pforzheim 1990
  • [Bruin,2015]: Peter Bruin, Het verhaal van Vlasman en Buis, Historische Kring Eemnes Kwartaalblad 37, 2015, pp.60-127
  • [Fermaglich,2018]: Kirsten Fermaglich, A Rosenberg by Any Other Name: A History of Jewish Name Changing in America (Goldstein-Goren Series in American Jewish History), New York, 2018.
  • [Forster,1980]: Peter Foster, The Blue-Eyed Sheiks – The Canadian Oil Establishment, Toronto, 1980
  • [Godwin,2006]: Peter Godwin, When a Crocodile Eats the Sun, London, 2006
  • [Levine,2018]: Allan Levine, Seeking the Fabled City, The Canadian Jewish Experience, Penguin Random house Canada, 2018
  • [Mariaheide,2019]: Klein in een Wereldoorlog, 44/19, Mariaheide 45 jaar bevrijd, Mariaheide, 2019
  • [Piersma,2019]: Hinke Piersma, Op eigen gezag, politieverzet in oorlogstijd, Querido, Amsterdam-Antwerpen, 2019
  • [Presser,1985]: J. Presser, Ondergang, De vervolging en verdelging van het Nederlandse jodendom 1940-1945, Staatsuitgeverij, Den Haag 1985
  • [Rosendaal,2008]: Joost Rosendaal, Theo Dobbe en de Nijmeegse Knokploeg, Gewapend verzet in de Tweede Wereldoorlog, In Jaarboek Numaga, 2008, pp. 51- 78
  • [Schaap,2020]: Erik Schaap, De levens van Johnny de Droog, Zaandam, 2020
  • [Westland,2014]: Henk G. Westland, Het Tunnelverraad, Marechaussee Contact, nummer 1, februari 2014, pp. 18-20

Noten:

  1. De Telegraaf: https://bit.ly/2Q7Ispv. Geraadpleegd op 30 augustus 2020.
  2. [Forster,1980].
  3. [Forster,1980], p. 260.
  4. Zie voor een bezoek van Van Wielingen als consul aan Nederland: https://bit.ly/2OBs4Np. Geraadpleegd op 30 augustus 2020.
  5. Huib heet in werkelijkheid J. G. Huybers.
  6. Dit verslag is gebaseerd op Regionaal Archief Nijmegen Archief 81 Commissie tot Documentatie van het Verzet in Nijmegen 1945 – 1948, 2.4 De L.K.P. Inventarisnummer 22 Verslag van een verklaring, afgelegd door A. Dekker, J.G. Huybers en H.C. Reichert tegenover dr. V.A.M. Beermann, betreffende de activiteiten der K.P. Nijmegen vanaf Juli 1943, 1946, 1 omslag.
  7. Nationaal Archief, Archief Binnenlandse Strijdkrachten, Archief 2.13.37 Inventarisnummer 4712, dossier G. A. van Wielingen. Document 2d. Dit is een verklaring van de commandant Dudok van Heel. Met dank aan Frans Wetzels. 
  8. Bron: Mac van Wielingen.
  9. Sinds 1929 vormt Elberfeld met enkele andere stadjes de gemeente Wuppertal.
  10. Dit is waarschijnlijk, maar niet zeker. Het archief van de Joodse gemeente in Elberfeld lijkt verloren te zijn gegaan.
  11. [Brändle,1990], p. 46.
  12. De adreskaart van Max Goldschmidt in het Stadsarchief Amsterdam vermeldt die datum van 6 januari 1938. 
  13. Frans Wetzels heeft de archieven van de school ingezien en geconstateerd dat de namen Günther Goldschmidt en Guus van Wielingen niet op de leerlingenlijsten voorkomen. Hij verwijst naar Stadsarchief Amsterdam, Inventaris van het Archief van de Vereniging van Hoger Beroepsonderwijs en rechtsvoorgangers en gedeponeerde archieven, Toegangsnummer 1551, inventarisnummers 469, 470, 471 en 487. 
  14. De beslissing staat in het Reichsgesetzblatt, nr. 133, in de vorm van de ‚Elfte Verordnung zum Reichsbürgergesetz‘. 
  15. Dat hotel heeft als adres De Rips D-32.
  16. Inschrijving van Guus André van Wielingen, 27 November 1941, AB.003 Bakel en Milheeze, files 489 – 491, nieuwe inwoners 1938 – 1950, Gemeentearchief Gemert.
  17. [Presser,1985], Deel 1, pp. 123-124. Verwijzing naar https://bit.ly/38EM4Wk. Geraadpleegd op 30 augustus 2020.
  18. https://bit.ly/3lkFN7x. Geraadpleegd op 30 augustus 2020. 
  19. https://bit.ly/3rStNMK. Geraadpleegd op 30 augustus 2020. 
  20. Bron: Mac van Wielingen.
  21. In de winter van 1941-42 worden veel van de Nederlandse arbeiders die bij de Heidemij in De Rips werken vervangen door Chinese zeelieden wier schepen in de Rotterdamse haven vast zitten. De Nederlandse overheid moet iets met hen en zet ze in De Rips in. Ze worden ondergebracht in wat het Rijkswerkkamp heet. Het is natuurlijk mogelijk dat Van Wielingen zijn werk bij de Heidemaatschappij verliest op het moment dat de Chinezen arriveren. Het lijkt gezien zijn capaciteiten echter waarschijnlijker dat hij er als assistent-opzichter is blijven werken. https://bit.ly/3tpTXai. Geraadpleegd op 30 augustus 2020. 
  22. Nationaal Archief, Den Haag, Binnenlandse Strijdkrachten Van Wielingen, 2.13.137 Archief van de Binnenlandse Strijdkrachten, persoonsdossiers 4712, Document 2c. 
  23. Nationaal Archief, Archief Binnenlandse Strijdkrachten, Archief 2.13.37 Inventarisnummer 4712, dossier G. A. van Wielingen. Document 2d. Dit is een verklaring van de commandant Dudok van Heel. 
  24. Heemkundekring De Rips, Nieuwsbrief 13, pp. 12-13. Zie https://bit.ly/2OW6uTI. Geraadpleegd op 30 augustus 2020. 
  25. Heemkundekring De Rips, Nieuwsbrief 13, p. 2. Zie https://bit.ly/3qSav93. Geraadpleegd op 30 augustus 2020.
  26. Grard of Grad zijn Brabantse varianten van Gerard.
  27. [Mariaheide,2019], p. 23.
  28. [Mariaheide,2019], pp. 24-25.
  29. Andere bronnen noemen de datum 17 juni 1943. Dat moet zeer waarschijnlijk 17 juli zijn. Zie [Rosendaal,2008], p. 58, noot 22.
  30. Zie de biografie in noot 19.
  31. [Rosendaal,2008], p. 72. 
  32. [Schaap,2020], pp. 64-65.
  33. De Zwerver van juli 1948 bevat een beschrijving van de hele actie. Een van de leden van de groep, Mat van den Broek, heeft later een verklaring over het gebeurde afgelegd. Regionaal Archief Nijmegen: 579 Collectie Tweede Wereldoorlog Nijmegen 1931 – 2019, Inventarisnummer 116-117, Mat van den Broek interview, cassettetape 248K. Die verklaring wijkt nogal af van het verhaal in De Zwerver. Wij hebben ervoor gekozen om het verhaal uit De Zwerver te volgen omdat dat van veel eerder datum is en bovendien zo gedetailleerd dat de auteur wel met direct betrokkenen moet hebben gesproken. Bovendien was Mat van den Broek niet zelf aanwezig bij de Leeren Doedel. Hij was met Petertje teruggegaan naar Nijmegen om munitie te halen. Erik Schaap geeft in [Schaap,2020], pp. 235-239 ook een versie van de mislukte poging om De Droog uit te schakelen. Ook hij volgt in grote lijnen De Zwerver. 
  34. Volgens Mat van den Broek kwam het verzoek van Bob Scheepstra. 
  35. Regionaal Archief Nijmegen Archief 81 Commissie tot Documentatie van het Verzet in Nijmegen 1945 – 1948, 2.4 De L.K.P. Inventarisnummer 21 “Verslag K.P. Nijmegen” opgemaakt door C. Bal, N. v.d. Bogaard, M. v.d. Broek, A. Dekker, J. Dekker, P. v.d. Hengel, H. Gigengack, ir. J. Janssen, H. Reichert en J. Welsing, 1947, 1 omslag .
  36. Gemeente Amsterdam Stadsarchief, Politierapporten ‘40-’45, archiefnummer 5225, inventarisnummer 7304. Gemeente: Amsterdam, Periode: 1942-1943.
  37. Volgens Mat van den Broek.
  38. [Westland,2014]. Zie voor de tekst: https://bit.ly/3tot9a8. Geraadpleegd op 1 september 2020. 
  39. Bron: Regionaal Archief Nijmegen Archief 81 Commissie tot Documentatie van het Verzet in Nijmegen 1945 – 1948, 2.4 De L.K.P. Inventarisnummer 21 “Verslag K.P. Nijmegen” opgemaakt door C. Bal, N. v.d. Bogaard, M. v.d. Broek, A. Dekker, J. Dekker, P. v.d. Hengel, H. Gigengack, ir. J. Janssen, H. Reichert en J. Welsing, 1947, 1 omslag.
  40. Zie voor de ledenlijsten van de groepen: [Bruin,2015], p. 117.
  41. De groep raakt dus leden kwijt maar er zijn ook twee nieuwe leden, A. P. Jacobs en H. Meijers. Van deze mensen weten we verder niets. Nationaal Archief, Collectie BRIOP 2.13.208, inventarisnummer 6378 bevat een lijst van leden van de sabotagegroep Laren-Blaricum.
  42. Letterlijk staat er: “Heeft in groep K. P. Laren-Blaricum 4x spoorweg- en 18 keer auto-aanslag gepleegd en 7x medegewerkt aan opruiming Gestapo en landwacht lieden. Specialist in het liquideren.” Nationaal Archief, Archief Binnenlandse Strijdkrachten, Archief 2.13.37 Inventarisnummer 4712, dossier G. A. van Wielingen. Document 2d. Dit is een verklaring van de commandant Dudok van Heel. 
  43. [Bruin,2015], p. 68. 
  44. [Bruin,2015], p. 68.
  45. [Bruin,2015], p. 70.
  46. Mart van den Broek verklaarde later dat men de opdracht had om juist niet te schieten in plaats van alle Duitsers die zich lieten zien dood te schieten. 
  47. [Bruin,2015], p. 79.
  48. Veel in deze sectie danken wij aan Steven Weinberg. 
  49. Het verhaal van Guus van Wielingen blijkt niet het enige in zijn soort te zijn. Vlak voor de dood van zijn vader, van wie hij altijd dacht dat hij een Engelsman was, ontdekt de Zimbabwaanse schrijver Peter Godwin dat zijn vader George Godwin in werkelijkheid een Poolse Jood is, die Kazimierz Jerzy Goldfarb heette en wiens moeder en zus in Treblinka werden vermoord. Zie [Godwin,2006]. Ook George Godwin had totaal afstand genomen van zijn Joodse komaf.
  50. Deze sectie is gebaseerd op het onderzoek van Karen Polak https://bit.ly/3qQJNOf. Geraadpleegd op 26 augustus 2020. 
  51. Paul Polak (26 februari 1924 – 8 mei 2003). Zie voor een biografie https://bit.ly/38L3D7j. Geraadpleegd op 26 augustus 2020. 
  52. Interessant is dat de dochter van Paul Peters, Karen, haar naam heeft laten veranderen in Karen Polak. Ook in de VS is er in het midden van de 20e eeuw een golf van naamsverandering onder Joden. Zie [Fermaglich,2018]. Zie voor een recensie: https://bit.ly/3rQb9oT. Geraadpleegd op 26 augustus 2020.
  53. [Braber,1990], p. 11.
  54. [Presser,1985], Deel 2, p. 5 en [Braber, 1990].
  55. [Levine,2018], p. 7.
  56. [Piersma,2019],p. 151.
  57. Bron: Een gesprek dat Ineke Hilhorst had met Bertus Merlijn.
  58. Bron: Mac van Wielingen.