Erfgooiers en hun gemene gronden (1)

Erfgooiers en hun gemene gronden (1)

Meer dan tien jaar geleden gaf ik in De Lindenhoeve een lezing over de erfgooiers en hun schaarbrieven (22 oktober 2002). Naar aanleiding daarvan publiceerde de Historische Kring Laren in drie delen* ‘Wichman, Floris, Erfgooiers en schaarbrieven. Appels en peren?’. Op 30 januari 2013 sprak ik opnieuw in Laren over de erfgooiers, onder andere op basis van mijn proefschrift, Van meenten tot marken (verschenen 2010). In deze 4-delige bijdrage ga ik daarom vooral in op wat er tussen 2002 en 2013 aan nieuwe inzichten is vergaard. Niet alleen over de erfgooiers – de mensen, maar ook over hun organisaties – de Gooise marken.

Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 123 [2013-1]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.

Anton Kos

Maar wat was een marke en wat en wie waren erfgooiers? Een marke was een agrarische belangenorganisatie, bestaande uit boeren met gebruiksrechten op gemeenschappelijk of ‘gemeen’ gelegen gronden. Dat waren bossen, heidevelden, (moerassige) venen, maat- of hooilanden, (niet ingezaaide) weilanden en (open) jachtpercelen of waranden. De heiden dienden voornamelijk voor de schapenteelt, maar er werden ook plaggen gestoken die gebruikt werden voor de mestbereiding. Op de weidegronden kon het vee grazen en uit de bossen werd hout gehaald. Ook konden de varkens daar ‘eikelen’ of akeren. De venen leverden turf, op de waranden joeg men op konijnen en hazen en op zandige drassige vlaktes werden sprokkelhout en biezen verzameld.

Toon de Jong (1879-1978), Portret van boer Piet Kaarsgaren met pet, z.d.

De gebruiksrechten op deze gemene gronden waren aanvankelijk gebaseerd op het bezit van akkergrond en verbonden aan de hoeve of boerderij – zakelijke rechten – ontwikkelden zich later tot persoonlijke overerfbare rechten, waardoor de bezitters ervan geërfde boeren werden. Dit gebeurde eveneens in Gooiland, vandaar: erf-gooiers. Dat waren altijd meerderjarige mannen die woonden in Gooiland en in mannelijke lijn afstamden van …erfgooiers. Marken en geërfde boeren kwamen trouwens in heel Nederland en zelfs in heel West-Europa voor, alleen werden ze anders genoemd: in Drenthe en Twente buurschappen en buren, in Engeland commons en commoners, in Duitsland Gemeinden en Erben en in België vroenten en aanborgers. Erfgooiers waren dus geen aparte mensen of bewoners van een geïsoleerde enclave, maar verwant aan veel boeren in binnen- en buitenland.

Johan Briedé (1885-1980), De zandverstuiving ten westen van het Bluk, 1931.

De erfgooiersgeschiedenis begint op het moment dat graaf Wichman van Hamaland (circa 930-973) zijn leengoederen, waaronder die in het graafschap Nar¬dinc¬lant (de oude naam van Gooiland), schenkt aan het door hem zelf gestichte jufferenstift (een soort nonnenklooster) te Hoog-Elten (968). De Nardinclanders of Gooiers werden daarmee horig aan Elten, dat wil zeggen, ze behoorden tot de abdis en mochten onder geen beding het Nardinclant verlaten. Om ervan verzekerd te zijn dat haar nieuwe arbeiders de Gooise akkers goed zouden exploiteren, schonk ze hen gebruiksrechten op woeste, niet gecultiveerde gronden. Het gebruik daarvan was wel naar rato: hoe meer akkerland er werd verbouwd, des te meer gebruiksrechten een Gooise boer ontving. Let op, de gebruiksrechten overerven in deze tijd nog niet, met de nadruk op nog… De Eltense abdissen hielden natuurlijk niet zelf de boel in de gaten. Daarvoor stelden ze rentmeesters – meiers – aan. Langzaamaan gingen de Gooise boeren hun onvrije lasten inderdaad als vrije lusten beschouwen en gaven ze deze door aan hun mannelijke kroost. Daar trad Elten niet echt tegen op, want de exploitatie moest toch doorgaan. Zolang er maar landbouw bedreven werd en de belastingen op tijd binnenkwamen, was er weinig aan de hand. Veel erger was dat de rentmeesters zich bijkans gedroegen als eigenaren van het Nardinclant en inkomsten voor zichzelf hielden. Dit leidde in 1280 tot een gebeurtenis die onze streek blijvend zou tekenen.

  • Kwartaalberichten I 2002-4, 14-17, II 2003-1, 12-18 en III 2003-3, 9-15