Een middagje Oud-Valkeveen

Een middagje Oud-Valkeveen

Voor heel wat Oud-Laarders is de naam Oud-Valkeveen een heel bekende klank. Het was een begrip. In de 18de eeuw werd er al geschreven over “de uitspanningplaats Valkeveen”.

Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 109 [2009-3]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.

Arnold van Kessel

In de Gids: ”langs de Gooische Stroom­tram­lijnen” met daarin een kaart en de zomerdienstregeling uit 1882 staat: “Des zomers is Valkeveen een door velen druk bezocht plekje. Men dient er Gooische pannenkoeken voor, en voorziet overigens den reiziger op verzoek, ook van andere spijs en drank. Men kan er wandelen in de schaduw van ‘t geboomte en rusten. Langs Bella Vista en den Leeuwenberg komt men weer aan den straatweg naar Huizen”. In diezelfde gids staat de tramlijn Huizen naar Naarden langs Oud-Valkeveen nog geprojecteerd. Maar in de dertiger jaren was die lijn er gelukkig wel. In de zomer zag ik vaak volle trams en de mooiste wagens waren de geheel open wagens, die altijd tjokvol met ouders en joelende kinderen over de Brink reden.

Ook voor mij als kind was Oud-Valkeveen iets heel bijzonders. Daar ging je echt niet zomaar op een Zaterdagmiddag even naar toe. Het ritje met de Gooische Moordenaar was op zich al een geweldig fenomeen. Op een dag hadden mijn opa en oma het initiatief genomen om in de vakantie met mijn zusjes en mij naar Oud-Valkeveen te gaan. Nooit heb ik evenwel in de open wagen gezeten. Wellicht waren die al bezet, als je op het tramstation bij het hertenkamp aankwam, waar de grote stomende loc met de geel-koperen plaat “Henschel und Sohn, Kassel altijd al mijn aandacht trok. Maar het was ook mogelijk, dat mijn bezorgde moeder en oma bang waren, dat wij kinderen in de tocht zouden komen te zitten. Ik vermoed evenwel, dat de wagons op die mooie dagen gewoon al vol waren.

Puffend reed de tram dan over de Brink langs de Wilhelminaboom, schuinliggend langs de Mauvepomp met een vaak snerpende stoomfluit langs Vos de fietsenwinkel, De Rijt op, de Torenlaan volgend naar het “station” Blaricum. Van Blaricum achter het tolhuis langs over de Naarderstraat (nog steeds duidelijk herkenbaar aan het zeer brede fietspad), naar de halte Valkeveenselaan. Vandaar was het nog een lang eind lopen onder de hoge bomen en dan over het antieke bruggetje, dat er nog steeds is. Maar die afstand deerde ons niet. Aan het begin van de laan stond wel een wagen met een paard om mensen naar de speeltuin te rijden. Maar daar heb ik nooit ingezeten. Je kon de speeltuin nooit missen, want aan het einde van die lange weg was een lange ronde metalen plaat boven de ingang: “Oud Valkeveen”.

Je kwam dan na de kassa de speeltuin binnen en dan had je al meteen aan je rechterhand een rij lage automaten waar je een muntstukje in kon werpen om een of andere harkerig oud stokkerig filmpje te kunnen bekijken van enkele minuten.. Dat had niet mijn meeste aandacht. Natuurlijk waren de wippen en de schommels veel interessanter op mijn leeftijd. Maar de mooiste dingen voor mij stonden helemaal achteraan. Daar was een brug van allemaal smalle latjes die heftig onregelmatig bewogen als je er over heen rende. Op gezette tijden kwam er dan een straaltje water van de zijkanten, die de kinderen een beetje besproeide. Het was dan zaak om zo hard mogelijk van die straaltjes weg te hollen. Het gevolg was dan vaak, dat je op die brug languit viel, omdat dat bewegen heel ongelijkmatig ging. Je evenwicht houden was bijna onmogelijk. Dan was er links aan de zijkant ook een mooi toestel. Aan een tussen twee bomen gespannen metalen kabel hing een bakje. Je kon daar in gaan zitten en dan ging dat bakje langs die kabel steeds sneller omlaag waardoor er vaart ontstond en dan aan de andere kant weer omhoog schoot en terug .

Heel schitterend was rechtsachter het doolhof , dat bestond uit een groot aantal heggen. Als je uiteindelijk na veel zoeken naar de juiste opening van de volgende heg eindelijk in het midden van die heggen was aangeland, dan waren daar de lachspiegels. In de ene spiegel was je heel dik en in de andere spiegel was je lang en mager met een scheve mond en een dik hoofd. En als je lachte werd je hoofd nog schever en je hoofd dikker. Prachtig. Als je goed luisterde naar het uitbundig lachen kon je tijdens je zoektocht al een beetje inschatten waar de spiegels ongeveer moesten staan. Maar vaak koos ik dan toch weer een verkeerd gangetje dat dan dood liep. Het was dus wel even zoeken en proberen.
Natuurlijk was er op dat dagje uit dan onvermijdelijk een glaasje limonade met een rietje en daarna huurden opa en opa strandstoelen aan de Zuiderzee. Oma in het zwart met zwarte hoed en een zwarte veer en opa ook in 3 delig zwart met wit overhemd en zwarte stropdas. Wij kinderen lekker in het zand kastelen bouwen, die soms onderliepen door het opkomende tij, dat toen nog gebeurde voordat de afsluitdijk er het IJsselmeer van maakte, eind dertiger jaren. Ook kon ik in een door moeder gebreid blauw met wit zwempak (nee, niet alleen een broek, maar een heel kostuum met schouderbandjes) in het ondiepe water. Het was wel zaak iets aan je voeten te hebben, want onder water lagen veel stenen en scherven. Dus prettig in het water was het niet. Zeker omdat ik nog niet kon zwemmen. Ik was met mijn moeder wel eens in het zwembad aan het Mauvezand geweest (als kind natuurlijk met moeder tijdens het damesbad. Vader was er nooit bij,want gemengd zwemmen was uit den boze!), maar ik had het toen nog lang niet gebracht tot de allereerste zwemslagen. Er zijn wel vergeefse pogingen ondernomen in die vette gladde leren singels, die in een wit houten stellage in het water hingen, maar ik gleed geheid voorover van de singels af in het water. Dat was geen succes. Mijn moeder was nog banger dan ik. Zelf kon ze ook niet zwemmen heb ik altijd gedacht. En mijn vader had ik ook nog nooit in het water gezien. Mijn zusjes konden al gauw zwemmen met een opblaasbare band om hun middel. Van de hoge duiktoren heb ik ze nooit af zien springen, zelfs niet van de lage springplank of van de kant. Dus hun zwemkunst zal niet op zo’n hoog peil hebben gestaan.

Nee het zwemmen in het IJsselmeer was geen succes, maar de zandkastelen, elkaar nat spatten en een opblaasbare fel rood-witte strandbal was wel leuk. Maar opa en oma bleven altijd stokstijf in hun stoelen zitten. Die hadden helemaal niks met water, strand en ballen. Ik zou het best leuk gevonden hebben als die 2 oudjes in een gebreid zwem­kostuum met schouderbandjes het water in zouden gaan. Maar zulke onkuise gedachten had ik toen nog niet.