Een charismatische levenskunstenaar Tony Offermans (1854-1911) – deel 1

Een charismatische levenskunstenaar Tony Offermans (1854-1911) – deel 1

Kunstschilderes Mien Marchant (1866-1952), die meer dan veertig jaar in Laren woonde en werkte, maakte drie verschillende pastelportretten van mijn opa Johan de Gooijer. Tijdens mijn zoektocht naar haar levensgeschiedenis werd duidelijk dat Mien Marchant in haar Leidse periode tekenles kreeg van Tony Offermans. Zij beschouwde Offermans als haar belangrijkste docent. Volgens mij was Tony zelfs de reden waarom Mien zich in 1909 in Laren vestigde. Helaas overleed Tony Offermans binnen twee jaar na haar aankomst. (In de kwartaalberichten 122, 124 en 125 van de Historische Kring Laren treft u mijn artikelen over leven en werk van Mien Marchant).

Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 131 [2015-1]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.

Peter C.L. van der Ploeg

Deel 1 De gegoede juffrouw en de bon-vivant 

Nu ik het nodige heb gelezen en uitgevonden over leven en werk van Tony Offermans kan ik goed begrijpen waarom Mien geïnteresseerd en misschien zelfs gefascineerd was door deze flamboyante man. Mien werd na haar overlijden in 1952 aangeduid door Jules Pieters als “bescheiden en enigszins teruggetrokken”. Hoe anders dan Offermans. Hij plaatst zichzelf moeiteloos in het centrum van de aandacht. Hij brengt vreugde en plezier. Hij is onderhoudend en verbindend. Hij ontvangt H.M. de Koningin in de Larensche Kunsthandel, speelt piano op feesten en bijeenkomsten en als begeleider van een beroemde operazanger, spreekt voor volle zalen, groepen op pleinen en tot reizigers op spoorwegperrons, is een harde werker, kent veel bekende Nederlandsche kunstenaars persoonlijk en zij kennen hem en verkeren graag in zijn gezelschap. Al verkoos Vincent van Gogh in Pulchri op 11 maart 1882 de tableaux vivants boven Tony’s humoristische optreden dat we vandaag de dag zouden karakteriseren als cabaret. Tony is de 3e zoon van een beroemde moeder, zijn werk wint prijzen en hangt o.a. in Amerikaanse musea. Hij is een bon-vivant en misschien zelfs een drinkebroer, maar vooral een levenskunstenaar. 

In vier artikelen laat ik u kennismaken met het multitalent Tony Offermans, een bekende Nederlander, voor er nog sprake was van BN ‘ers. Een deugniet en een charmeur… In dit eerste artikel verhaal ik over Tony als docent van Mien. In de volgende artikelen vertel ik over Tony’s talenten, zijn tijd en belangrijke rol in schildersdorp Laren van ca. 1887 tot aan zijn dood in 1911, en zijn onlosmakelijke verbondenheid aan Hotel Hamdorff. Een buitengewoon kleurrijk figuur. Tot lang na zijn dood wordt hij door kunstenaars en mensen die hem kenden in krantartikelen geroemd om zijn levenslust, vrolijkheid en zijn vermogen hele groepen mensen te boeien met zijn voordrachten. Hij trok in 1902 in het huis waar Mauve had gewoond. Overigens werkte hij al jaren eerder in diens atelier. Ook doe ik verslag van zijn familie en zijn jeugd in Den Haag en zijn werk en prestaties als kunstschilder. 

Advertentie Leidsch Dagblad 11 oktober 1893

Onderwijzer teekenen en schilderen
Ars Aemula Naturae (de kunst wedijvert met de natuur) is in zekere zin de opvolger van de Leidsche Tekenacademie die omstreeks 1694 werd gesticht. In 1799 werd deze nieuwe vereniging opgericht. Kunstenaars en kunstliefhebbers van goede komaf verzamelden zich en tekenden volgens de klassieke methode naar (gekleed) model en pleister (gipsbeelden). 

Tony heeft zeker al sedert 1884 contact met Ars Aemula als commissaris kunstbeschouwing van het in 1847 opgerichte Pulchri Studio (“aan de beoefening van het schone”). Een schilderkunstig genootschap, een vereniging van kunstenaars die zich wil bezighouden met onderricht door o.a. tekenen naar model, het houden van kunstbeschouwingen en het bevorderen van de belangen van de leden en de beeldende kunst. Bartholomeus Johannes van Hove, Den Haag, 28 oktober 1790 – 8 november 1880, was een Nederlands kunstschilder en decorateur en de eerste voorzitter van 1847 tot 1851. De moeder van Tony, Sophie Offermans – van Hove is een nicht van diens zoon Huib van Hove, schilder, 1814-1864. Huib maakt als commissaris van de ‘teekenzaal’ deel uit van dit oprichtingsbestuur.

Toegangspoort Ars Aemulae Naturae

In zijn boek “Muzentempels” beschrijft Ton van Kalmthout dat in het enkel uit kunstenaars bestaande zevenkoppige bestuur van Pulchri Studio twee commissarissen zitting hebben, die zich ontfermen over de kunstbeschouwingen. Een commissaris voor de tekenzaal en één voor de gezellige bijeenkomsten. Het kan haast niet anders dan dat Offermans de commissaris was van de gezellige bijeenkomsten. En zo is het ook. Op zijn 26e start hij op 1 oktober 1881 in deze bestuursfunctie die hij met een jaar onderbreking tot 1 oktober 1888 heeft bezet.

Gebouw Ars Aemulae Naturae, Pieterskerkgracht 9, Leiden

Bij kunstbeschouwing ging het om het aandachtig bekijken van tekeningen of schilderwerken. Pulchri Studio organiseerde verschillende soorten kunstbeschouwingen. Soms bekeek men de verzameling van een kunsthandelaar of verzamelaar. Het gebeurde ook dat de werkende leden hun tekeningen, aquarellen en ander werk ter beoordeling en ter verkoop aanboden. Deze portefeuilles reisden langs verschillende steden in Nederland. Aanvankelijk ging het om bijeenkomsten waar de gegoede kunstliefhebbers zittend het aangeboden werk aanschouwden. Later groeide het uit tot tentoonstellingen waarbij de werken op de wanden werden uitgestald.

In het archief van Leiden tref ik een voorgedrukte brief (d.d. oktober 1885) aan van de kunstbeschouwingscommissarissen Offermans en Oppenoorth (Willem Oppennoorth 1847-1905, panoramaschilder) gericht aan Ars Aemula waarin wordt meegedeeld dat een portefeuille voor kunstbeschouwing op aanvraag ter beschikking zal worden gesteld. Ik neem aan dat het bestuur via de kunstbeschouwingen kennis heeft gemaakt met Offermans. In 1887 vragen de bestuurders van Ars aan de Haagse schilder Tony Offermans om het damesklasje te leiden. Offermans zal de damesklasjes voor zijn rekening nemen tot aan 1895. 

De familie Marchant vertrekt in september 1888 naar Leiden waar zoon Henri, de latere minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (1933-1935), rechten gaat studeren. Zij blijven vijf jaar in Leiden wonen. De 22 jarige Mien en haar twee jaar oudere zus Jacoba schrijven zich in voor de schildercursus onder leiding van de 34-jarige Tony Offermans. 

Niet van ieder jaar zijn de lijsten van inschrijving voor de zogenaamde damesklasjes bewaard gebleven, maar wel de lijst van 1890/1891 waarop de namen van Mien en Jacoba. De dames worden ook genoemd in de lijsten van 1891/1892, 1892/1893 en 1893/1894. Op laatstgenoemde lijst zijn hun namen doorgestreept. Zij hadden zich nog wel ingeschreven, maar nemen niet langer deel. Vader Carel Anthony ziet zich in september 1893 genoodzaakt in verband met de gezondheidstoestand van Jacoba met zijn gezin naar Velp te verhuizen. 

De damesklasjes bestaan telkens uit een tiental vrouwen dat de cursus over de jaren waarin Offermans lesgeeft consistent (in totaal ca. vijftien vrouwen) blijft volgen. Vanaf 1893 maken Mien en Jacoba daar niet langer deel van uit. 

In het jaarverslag van Ars Aemulae Naturae schrijft de secretaris op 11 januari 1888: “Tevens hebben wij op aanzoek van eenige dames hier ter stede ook aan hen de gelegenheid gegeven om zich in het teekenen te bekwamen in pleister en naar gekleed model te oefenen en heeft de heer T. Offermans, kunstschilder te ’s Gravenhage zich bereid verklaard om die oefeningen te leiden. Een tiental dames neemt thans aan die oefeningen deel en wanneer de geldmiddelen het zullen toelaten, zullen wij trachten daarmede in het vervolg voort te gaan.”

Eenmaal per veertien dagen in de wintermaanden van november tot en met maart/april komt het damesklasje bijeen in een lokaal in het monumentale pand aan de Pieterskerkgracht te Leiden. Zij betalen 25 gulden lesgeld. De dames zijn zeer tevreden. In een brief aan het bestuur gedateerd 17 mei 1888 laat het damesklasje van tien weten “onder zulke eene uitstekende leiding” van de heer Offermans graag de komende winter “de door ons gewaardeerde lessen te willen voortzetten.” 

De verkoop van eigen werk is voorlopig nog onvoldoende en daarom zet Tony zijn betaalde arbeid als teken- en schilderleraar aan deze Leidsche Academie voort. Jaarlijks wordt hij daarvoor gevraagd als er zich voldoende dames aanmelden en dat is jaar op jaar het geval. 

Tijdens een reisje langs de Rijn ingescheept op Stoomjacht Johanna schrijft Offermans vanuit Rüdesheim am Rhein op 15 juni 1895 aan het bestuur dat “na goed nadenken” hij heeft besloten … “om met de leiding der damesCursus te eindigen.”

Hij heeft … “beweegredenen te over om geen les meer te geven. Het kost mij teveel tijd en vermoeit mij teveel. Toen ik vóór acht jaar begon, waren de omstandigheden anders. Nu is mijn grootste genoegen om op mijn atelier te zitten knoeien en wurmen. Mijn zaken gaan niet slecht. Ik heb door mijn lesgeven veel geleerd en het komt mij voor dat ik mij nu alleen met mijzelf moet bezighouden om een zelfstandige plaats in te nemen.” 

Het bestuur is teleurgesteld maar accepteert zijn besluit. In de jaarlijkse verantwoording aan burgemeester en wethouders van Leiden deelt het mee: ” … zijn vertrek werd door ons zeer betreurd, vooral door de uitstekende wijze waarop door hem de Schildercursus werd geleid, die door de Dames die daar aan deelnamen steeds hoog werd gewaardeerd en geroemd.” 

Tony’s laatste ontvangst­bewijzen van de betaling voor de damescursus 1894/5

Tony heeft het keurig afgehandeld. De docent die hij heeft aanbevolen in de brief waarin hij opzegt, wordt bereid gevonden de cursus voor de Leidse dames voort te zetten. 

Graag zou ik meer weten over de lessen. Werd en stil en geconcentreerd gewerkt door de dames of juist veel gelachen terwijl gipsmodellen werden nagetekend? Deed Tony zich aan de dames voor als grappenmaker? Sprak hij over de nieuwe stromingen in de kunst? Behandelde hij het Impressionisme? Helaas ik heb er geen verslag van gevonden. Zou er ooit een boven water komen, dan verwacht ik te lezen dat Offermans hen veel heeft kunnen vertellen over de talrijke bekende kunstenaars zoals zijn leraar Bernard Blommers, maar ook Anton Mauve, Jacob Maris, Théophile de Bock, Albert Neuhuys, George Hendrik Breitner, Hendrik Willem Mesdag en vele anderen die hij al had ontmoet en bewonderde. Dat hij hen verhaalde over zijn vrolijke belevenissen, misschien zelfs over de tragiek die hij had ervaren bij de geboorte van zijn enige dochter, waarbij zijn vrouw met wie hij het jaar daarvoor was getrouwd, op 4 augustus 1887 kwam te overlijden. 

Tony verzocht elk jaar aan de tien dames zich in twee groepen te verdelen. Op maandag vanaf 9.00 uur de ene groep en dinsdag de andere. Zo kregen de mejuffrouwen en één enkele mevrouw om de veertien dagen les. Tony en de dames zullen serieus hebben gewerkt. Bij een vluchtig onderzoek in de database van de RKD (Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie) , tegenwoordig beter bekend als het Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis, kom ik al zeven van de vijftien deelnemende dames tegen die als amateur of professioneel kunstenaar zijn opgenomen in het kunstenaarsregister. Hij moet een inspirerende onderwijzer zijn geweest. 

Bronnen:

  • Catalogus Tentoonstelling van Schilderijen van Overleden Meesters Werkende Leden Pulchri Studio 1847-1897, april 1897, ’s Gravenhage, Uitg. Mouton & Co 
  • Leids Archief: met dank aan Andrè van Noort 
  • Jaarboek Oud-Leiden 1913 , Hoofdstuk Ars Aemula Naturae door P.J. Blok
  • Brief 211 (11 maart 1882) van Vincent van Gogh aan zijn broer Theo 
  • Brief 17-1-1893 van Ariëtte Mauve-Carbentus aan Antoon der Kinderen
  • Website Ars Aemulae Naturae
  • Wikipedia
  • Wikimedia commons
  • Muzentempels, Multidisciplinaire Kunstkringen in Nederland tussen 1880 en 1914, Ton van Kalmthout, Uitgeverij Verloren B.V., 1998 
  • RKD Database
  • Delpher Database
  • Couleur Locale, kunst collecties van de BEL gemeenten, Thieme Almere, 2009 

Met dank aan: Gemeente Laren; Martina Taris; Singer Museum; Anne van Lienden 


Tony “timmert aan de weg” om carrière te maken 

Naast het lesgeven bouwt Offermans aan zijn oeuvre met olieverfschilderijen en aquarellen. Het weergeven van individuele ambachtslieden wordt zijn handelsmerk. We zien in zijn werk meestal één persoon in actie in zijn werkomgeving, figuur in interieur. Hij neemt deel aan tentoonstellingen en werkt aan zijn carrière als zelfstandig kunstschilder. Zo neemt hij met “vissertje” en “antiquaar” in 1885 deel aan de 3-jaarlijkse tentoonstelling in Antwerpen. ”Blikslager” en ”Horlogemaker” verschijnen in 1886 op de tentoonstelling van Levende Meesters in Arti et Amicitiae in Amsterdam. In 1887 brengt hij ‘Koopman in oudheden” in op de tentoonstelling van De Hollandsche Teekenmaatschappij in Den Haag. Misschien is dit wel hetzelfde werk als “antiquaar” (zie afbeelding). Een verschijnsel dat we nog vaker tegen zullen komen. Offermans produceert met regelmaat een soort ‘klonen’ van zijn aquarellen en schilderstukken. De naamgeving van zijn stukken is vaak een algemene aanduiding van wat is afgebeeld. Het is ook verwarrend om de werken uit elkaar te houden, omdat hij daarop geen jaartallen vermeldt. Op de internationale tentoonstelling te München in de zomer van 1888 zendt hij “De dorpstimmerman” in. Ook een werk waarvan meerdere uitvoeringen zijn gemaakt. In 1891 exposeert Tony “De brievengaarder van Laren” op de 16e tentoonstelling van De Hollandsche Teekenmaatschappij in Den Haag. Dit werk wordt onmiddellijk verkocht. In december 1936 wordt dit werk getoond op een tentoonstelling in de Openbare Leeszaal Laren onder de titel: “’t schrijvertje”. De recensent van de Gooi en Eemlander schrijft daarover op 22-12-1936 :… “dat tot de beste werken van den jong gestorven kunstenaar behoort”. Afgebeeld is E. Majoor, de laatste posthouder, waarschijnlijk in het oude postkantoor aan de Van Nispenstraat. Dit werk maakt nu deel uit van de collectie Laren. De collectie staat op het punt naar het Singermuseum te verhuizen in eerste instantie als bruikleen, maar vervolgens kan de collectie in delen door het museum worden aangekocht. (Larens Journaal 14 november 2014). Meer werk van Offermans in het Singer is een goede zaak, want het museum zou er wijs aan doen meer aandacht te besteden aan deze markante kunstenaar, die de Larense (kunst-) gemeenschap zoveel heeft gebracht. In een van de volgende artikelen ga ik daar nader op in.