De Hoge Sluis

De Hoge Sluis

Het was in de jaren, dat geen spoortrein nog het Gooi doorsneed. De postwagens, eigen rijtuig en eigen benen waren toendertijd de enige middelen van vervoer om naar deze streken te komen. Er leven nog Laarders, die u kunnen vertellen hoe zij naar Amsterdam (en terug) liepen!

Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 125 [2013-3]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.

Uit ‘De Drost’ van april 1967

De beide Amsterdammers, die op een, laat ons aannemen “schone en verrukkelijke zomermorgen” op de Brink voor de “Vergulde Postwagen’ uit hun rijtuig stapten, waren in ieder geval reeds heel vroeg van huis gegaan en terwijl de een zich naar een der weverijen begaf, waar hij zaken had te bespreken, bleef de ander in de herberg wachten en ging, om de tijd te doden, zo eens op de Brink rondkijken.

Hij zag het oude schoolgebouw van meester Van Wulfen, hij zag de boerderijen rond de Brink liggen, hij keek eens naar de ‘Coesweerde’ en keek nog het langste naar de schapen, die vredig onder de bijna een eeuw oude, hoge iepen graasden. Schapen, zó maar in het ‘wild’ –herder en hond telden voor hem niet mee – tjonge, zoiets zag je in Amsterdam niet…!

Een paar Laarders, van het echte, altijd tot goedige spot bereide ras, hadden natuurlijk in één oogopslag in de gaten, dat hier een vreemdeling ronddwaalde en voor een praatje was er toen ook nog even tijd.

Dit is NIET het besproken bruggetje, maar op de achtergrond zou de ‘Hoge Sluis’ zijn gesitueerd.

“Mijn beste man, moet je bij ons de straten zien… En de huizen, vriendlief, zijn bij ons… En zoveel mensen er op straat lopen… nee, geen schaapskoppen, zoals bij jullie… hahaha! En dan de havens, de Amstel, de bruggen… ach mensen, moest je bij ons de Hoge Sluis kunnen zien!” “dÓge Sluus, zeg je? Maar man die kun je bij ons óók zien!”

Voorlopig zag hij noch een brug, die met zijn beroemde Amsterdamse brug zou kunnen wedijveren, noch de tinteling van spot in de ogen van de spreker, maar omdat hij toch niets beters te doen had, kuierde hij met de gidsen mee. Ze liepen van “De vergulde Postwagen” (nu Hamdorff) eerst even recht op de oude katholieke kerk af en toen enkele tientallen meters naar links. Daar lag inderdaad een primitief brugje over een sloot, een watertje dat uit de Coesweerd kwam en naar de ‘Biezem’ liep, een water-“rit” (of “rijt”), waarom het wegje, over die brug, dan ook de naam van “De Rijt” droeg.

“Zie je, heerschap, omdat wij in Laren nu óók zo’n mooie brug hebben, net zo mooi als jullie gunder, daarom noemen wij dit ding hier ook de “Hoge Sluis”! Larense humor was onze Amsterdammer ten ene male vreemd en hij moet toen iets heel onvriendelijks gezegd hebben, iets erg kleinerends voor Laren en erg ophemelend voor Amsterdam, want dadelijk daarop boden een paar stevige Larense knapen aan, hem eens even door het water van de “Rijt” onder hun gesmade Hoge Sluis door te trekken, wat in “Emsterdem” helemaal geen gewoonte is om met vreemdelingen te doen, zodat hij meer dan blij was, dat zijn zakenvriend aan kwam lopen en hem heelhuids in hun rijtuig kon loodsen. Naar men zegt is hij nooit meer in Laren gezien.

Wanneer u thans staat op de plek, tussen de hoek van de R.K. Meisjesschool en de oude boerderij met rieten dak, waar vroeger het tramstation was (en nu o.a. naaimachines te koop zijn) dan moet u zich hier de beroemde brug denken.

Er heeft ook heel lang een brugje bestaan aan de andere kant van de Coesweerd, vlak bij de Protestante kerk, tegenover de uitspanning “Het Bonte Paard”, doch de, met gezonde humor betitelde “Hoge Sluis”, lag op de plek, waar de Rijt begint. En nog altijd is het zaak om Amsterdam er buiten te laten en geen kwaad van ons mooie Laren te spreken!