Vrijwilliger in het zonnetje: Maria Smit… en meer…
“Ga volgende keer maar naar Maria”, zei Heleen, ons vorige zonnetje, “dat is een aardige meid.” “Weet je ook een achternaam?”, vroeg ik. “Nee, bij de Historische Kring doen we niet aan achternamen”, kreeg ik terug, “ze is een van de gastvrouwen.” En daar kon ik het mee doen. Gelukkig zat er tussen ons gastheren-/gastvrouwenteam maar één Maria. Zo kreeg ik het telefoonnummer van ene Maria Smit. “Kom maar langs”, zei deze Maria na enige aarzeling. En dat deed ik.
Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 151 [2020-1]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.
Direct al toen ik bij haar de tuin inliep en haar in de zonnig glazen aanbouw zag zitten, viel bij mij het kwartje: ach natuurlijk, dit was niet zomaar ene Maria Smit maar de Maria Smit die ik van lang geleden kende als een van de grotere zussen van Timo, klas- en buurtgenootje uit mijn jeugd. Hoe leuk!
Hein Calis
Eenmaal binnen stel ik me voor en leg aan haar uit dat ik haar al ken van vroeger. Dat verrast haar dan weer, want ja, ik was toen een van de vele kleine jongens daar in de buurt die ze als groter meisje niet allemaal precies op haar netvlies had. Even uitleggen dus waar ik toen woonde in de Cornelis Bakkerlaan, wie mijn oudere broer en zussen en mijn buurneven en – nichten: de Wikkermannetjes waren. En zo zitten we al snel op één lijn. Het is alleen een andere dan de oorspronkelijke insteek: “Maria in het zonnetje”. We hebben het voornamelijk over de goede jeugdherinneringen die wij beiden hebben aan onze oude buurt: de Cornelis Bakkerlaan, het Brinklaantje, hoek Brink. En ja, dat is eigenlijk een heel andere rubriek in het Kwartaalbericht. We besluiten er geen probleem van te maken en van beide onderwerpen wat te vertellen.
Eerst het vrijwilligerswerk. “Ach”, zegt Maria, “dat stelt eigenlijk niet zoveel voor hoor. Ik ben sinds een paar jaar een van de gastvrouwen en ben zo eens in de zes weken op zaterdagmiddag in de Lindenhoeve aanwezig om bezoekers te ontvangen, ze wat wegwijs te maken en eventueel van koffie of thee te voorzien. Wij doen dit altijd samen met een van de bestuursleden. Die neemt de op zo’n moment binnengebrachte schenkingen in ontvangst en registreert wie iets brengt en wat het allemaal is, zodat de mensen van het archief er later goed mee aan de slag kunnen. Voor mij is het een gezellige en eenvoudige bijdrage aan het werk van de Kring.” Maria is dit werk gaan doen op verzoek van broer Timo, toen deze in het bestuur zat. Als ik vraag of ze nog ander vrijwilligerswerk doet, is het antwoord: “Nou nee, eigenlijk niet of het moet oppas van de kleinkinderen zijn.” Ik ken het, een mooie en fijne variant van vrijwilligerswerk die zich voor alle betrokken partijen uitbetaalt in een grote som genieten van elkaar.
Via het onderwerp kleinkinderen hebben we het ongemerkt al weer snel over de goede herinneringen aan onze eigen jeugd in ‘onze Laan’, zoals we dit stukje Laren bestaande uit: Cornelis Bakkerlaan, Brinklaantje, hoek Brink altijd nog liefdevol noemen. Dit driehoekje straten was in de jaren kort na de Tweede Wereldoorlog een kinderrijke, relatief verkeersarme buurt. Veel speelmaatjes en veel speelruimte dus. We maakten daar dan ook goed gebruik van en speelden veel met elkaar buiten. Bij elkaar ‘op de dam’”, zoals dat toen heette of op straat en verder in de omgeving.
‘Het veldje’ (het in die jaren nog doodlopende stukje van de Cornelis Bakkerlaan; later is dat doorgetrokken naar De Schout) was een ideale plek voor verstoppertje, stand in de mand en een klein partijtje voetbal. We waren alleen geen vrienden met de oude meneer Puik die op de hoek woonde en hij niet met ons! Bal in zijn tuin was meestal einde van de pret. In ieder geval voor die dag. Gelukkig bood de Brink een ideale uitwijk voor voetballen in grotere teams van zeer diverse samenstelling. Ruimte voor iedereen, groot en klein, getalenteerd of gebrekkig voetballend. Ook was de Brink met al zijn bomen natuurlijk een ideale plek voor boompje verwisselen. En de wat harde zandbodem bood een fijne gelegenheid tot het vaak urenlang knikkeren in een driehoek of een potje óf messenpikkertje spelen: een soort land-verover-spelletje dat we met behulp van slechts één aardappelschilmesje speelden. Je was af als je eigen grondgebied zó klein was geworden dat je er zelfs op één been niet meer in kon staan.
’s Winters was het ijs dichtbij op de Coeswaerde. Niet groot, maar heel geschikt om met de vaak lastig goed aan te binden houten Friese doorlopers de eerste beginselen van de schaatskunst te beoefenen.
Op straat zelf konden we steppen, fietsen, steltlopen en elkaar voorttrekken of -duwen op de van onderstellen van oude kinderwagens zelfgebouwde karretjes. Daarnaast werd getold, gehinkeld, ge-hoela-hoept en touwtje gesprongen. Ook speelden we vaak een wat typisch spel dat niet overal voorkwam. We noemden het katrieken of pinkelen. Enige benodigdheden waren slechts: twee bakstenen, een houtje van ongeveer 12 cm en een van ca. 50 cm. Je vormde met elkaar – na poten! – een slag- en een veldpartij. De beide bakstenen werden evenwijdig aan elkaar met de smalle lange zijde op de grond gezet en het kleine houtje daar dwars overheen gelegd. De eerste speler van de slagpartij lepelde met het lange hout het kleintje zover mogelijk het veld in. Vanaf de plek waar het neerkwam, gooide een speler van de veldpartij het houtje weer terug richting de beide stenen, waar de slagman inmiddels het lange hout dwars op gelegd had. Ving je het houtje dan mocht je een drietal sprongen naar voren doen om van daar te gooien. Gooide je het lange hout eraf, dan was de slagman (of –vrouw natuurlijk!) af en wisselden slag- en veldpartij van plek. Was het mis dan werd met de lange stok gemeten hoever het mis was. Zoveel punten scoorde de slagpartij er dan bij . De slagman mocht daarna verder met de tweede variant: het kleine houtje in de lucht gooien en met de lange stok de straat in meppen. Waarna hij moest proberen te voorkomen dat de veldpartij de stenen raakte bij het teruggooien. Zo was er nog een derde variant met lepelen en meermaals hooghouden voor het wegtikken. Pottellen noemden we dat. Als je dat allemaal overleefd had, mocht de volgende slagman tot er een af was. Erg leuk spel dat we uren speelden en waarbij in al die jaren – bij mijn weten – maar één ruitje gesneuveld is. Gelukkig een kleintje en ook nog eens bij onze eigen tante Vera. Een te overzien probleem derhalve. Volgens Maria hadden we dat spel te danken aan haar vriendinnetjes: Trees en Maria Sangidi. Twee kinderen die in de jaren vijftig uit Java naar Nederland verhuisd waren en dit spel bij ons in de buurt geïntroduceerd hadden. Maria vertelt dat ze nog steeds contact heeft met de jongste van de twee. Wat immigratie allemaal al niet aan goeds kan brengen!
De Tapijtfabriek van Willard die driehoog nogal prominent in de straat aanwezig was, was niet bepaald fraai, maar bood wel speciaal Laan-speel-plezier. De muren gebruikten we voor goaltje schieten of om er met twee of meer ballen tegen te kaatsen (‘Willem één brak zijn been, Willem twee… enz.’). Verder was er opzij van de fabriek de hoge stenen trap. Heel geschikt voor een wedstrijdje: “Wie durft er van de hoogste trede naar beneden te springen.” Redelijk onverantwoord natuurlijk, maar wel leuk. Dat gold zeker voor het spelen in de voorraden balen wol die in de oude boerderij met semi-open loodsen aan de overkant van de fabriek opgeslagen lagen. Uiteraard verboden gebied, maar wel de mooiste ‘wol-hooiberg-speelplek’ die je je als kind kan wensen.
Al dat samen spelen zorgde ervoor dat we goed en gemakkelijk met elkaar omgingen en dat de deuren van de diverse huishoudens voor elkaar open stonden. Het voorbeeld daarvan dat mij het best is bijgebleven is het televisie kijken bij elkaar. In de jaren vijftig hadden maar enkele mensen een tv. Bij ons in de buurt hadden ze er bij slager Goes thuis een én bij de familie Smit. En zo groeide de gewoonte om op woensdag- en zaterdagmiddag bij een van die beide families aan te bellen om te vragen of je er tv mocht komen kijken. Meestal mocht dat. En dat brengt me weer bij het begin van dit artikel: bij Smit, bij Maria thuis dus. Ik heb daar heel goede herinneringen aan. Je ging achterom en kwam via de bijkeuken binnen, waar een kist stond die afwisselend gevuld was met een grote tros bananen, met sinaasappelen of met appels. (Wat wil je, met een ouderwets groot gezin van uiteindelijk 12 kinderen!) En dan met een hele groep in de grote kamer op de grond voor de zwart-wit tv om naar het enig beschikbare net te kijken naar: ‘Dappere Dodo’, ‘Tante Hannie’, ‘Wie wil er mijn marmotje zien’, of ‘Morgen gebeurt het’ (een spannende serie die zich in de ruimte afspeelde). En dan in het donker hard hollend naar huis; regelmatig wat angstig achterom kijkend of het vandaag niet gebeurde…
Tja, die goede oude tijd… Ik maak van de gelegenheid gebruik Maria te laten weten hoe ik indertijd genoten heb van de gastvrijheid van haar ouders. Maria zegt op haar beurt dat haar broer Timo (de huidige eigenaar van hun ouderlijk huis) die traditie van gastvrijheid tot op de dag van vandaag nog voortzet. Brink 7 is tot plezier van Maria en haar broers en zussen nog altijd de centrale plek voor feestelijke familieaangelegenheden. Zij komen dus regelmatig nog terug in ‘onze Laan’. En zij niet alleen, want veel kinderen die daar opgroeiden bewaren goede herinneringen aan hun jeugd daar. Sommigen zijn zelfs vrienden voor het leven gebleven. Vier van die vriendinnen: Ankie van der Veer, Willie Wikkerman, Ria van Rijswijk en Corrie Goes koesteren die vriendschap al meer dan 70 jaar en komen jaarlijks ten minste eenmaal speciaal bijeen om hun jeugdvriendschap te vieren. Dit viertal organiseerde in 2008 en 2018 daartoe zelfs tweemaal een uitgebreidere buurt-reünie. Resultaat een grote opkomst en een nog grotere gezelligheid met héél veel verhalen van vroeger.
Nou, het is een wat apart zonnetje geworden deze keer. Met Maria in het stralend middelpunt. Dank voor je inzet voor de Kring. Maria! Maar met daarnaast een ruime uitstraling naar al die buurtkinderen uit de periode rond de Tweede Wereldoorlog die er samen wat moois van maakten in een tijd waar ze ook nu nog met veel plezier aan terugdenken. Wat mij betreft… op naar de volgende reünie!