Nico van Harpen en ‘De Larensche Kunsthandel’ (1905-1921) – 1
Na het verlaten van de tram zie ik al gauw het imposante gebouw waarin het Amsterdamse Stadsarchief is gehuisvest. Meer dan 12.000 documenten betreffende de Larensche Kunsthandel worden hier bewaard. Ik moet nog even wachten tot de deur om 10.00 uur open gaat voor bezoekers en onderzoekers. Hoewel het archief van huis uit digitaal toegankelijk is, kom ik liever persoonlijk een kijkje nemen. Toch kan ik ook hier niet de originele documenten in de hand nemen. Alle correspondentie, facturen, catalogi en ander drukwerk zijn ingescand en gedigitaliseerd. Anders dan op het computerscherm thuis kan ik hier de documenten op de computer in de studiezaal volledig op het beeldscherm zien in tegenstelling tot de verkleinde, niet leesbare weergave van afbeeldingen waarmee je het als internetbezoeker van het Stadsarchief moet stellen. Het is ook mogelijk om te vergroten en te verkleinen en dat is erg nuttig omdat bijvoorbeeld niet alle briefschrijvers een makkelijk te lezen handschrift hebben. In de jaren waarin de ‘Larensche Kunsthandel’ bestaat, is de schrijfmachine weliswaar in opkomst, maar zeker niet in algemeen gebruik. Hoe ben ik hier verzeild geraakt, wat doe ik in het Amsterdamse Stadsarchief? Door het onderzoek en het schrijven over leven en werk van kunstschilder Tony Offermans 1) leerde ik Nico van Harpen kennen en raakte meer en meer in zijn persoonlijkheid geïnteresseerd. Zij waren bevriend. Op 1 mei 1905 begon Van Harpen in Laren een kunsthandel.
Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 136 [2016-2]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.
Deel 1: Een gedreven heerschap wordt koopman in schilderijen
Peter C.L. van der Ploeg
Onderzoek naar de kunsthandel in 19e en begin 20e eeuw
Er werd en wordt onderzoek gedaan naar kunsthandelaren in de 19e en 20 eeuw. Een voorbeeld daarvan is te vinden in het boek van Chris Stolwijk: “Uit de schilderswereld” van 1998. Stolwijk is momenteel de directeur van Het RKD 2) – het Nederlands instituut voor kunstgeschiedenis- in Den Haag. In zijn boek wijdt hij één hoofdstuk aan de rol van de kunsthandelaren in de tweede helft van de 19e eeuw. Enkele namen van kunsthandels in die tijd zijn o.a.: Maison Artz, Fr. Buffa & Zn, C.M. van Gogh, Goupil en E.J. van Wisselingh & Co. Een interessante studie is de scriptie van Irene Meyes uit 2007, die ik met veel plezier heb gelezen en waarin zij nagaat wat de betekenis van de schoonzus van Vincent van Gogh is geweest bij de verspreiding van zijn werk: “Johanna van Gogh-Bonger: kunsthandelaar?”. In het in 2015 verschenen boek over Hendrik Willem Mesdag: “kunstenaar, verzamelaar, entrepeneur” lees ik dat Mayken Jonkman op het moment onderzoek doet naar de kunsthandelaar Frans Buffa en Zonen dat zal resulteren in een tentoonstelling in Museum Singer Laren en een publicatie eind 2016. Ik kijk met belangstelling uit naar de publicatie en de tentoonstelling. Over de ‘Larensche Kunsthandel’ is veel gepubliceerd, maar er is nog slechts weinig onderzoek naar verricht. De vele publicaties zijn grotendeels van de hand van de oprichter en eigenaar Nico van Harpen (1858-1931). Natuurlijk kan ik niet voorbijgaan aan het meester- en standaardwerk: “De wereld in een dorp” van Lien Heyting uit 1994. In haar geweldige boek beschrijft zij de kleurrijke geschiedenis van Laren en Blaricum tussen 1880 en 1920. Schilders, schrijvers en wereldverbeteraars krijgen de meeste aandacht. Lien Heyting gaat daarin niet voorbij aan de schamele en mensonterende toestand van de arme, oorspronkelijke boerenbevolking die wat kan bijverdienen door te poseren voor de talrijke schilders die Laren en omgeving bevolken. In hoofdstuk 6 besteedt ze ruim aandacht aan Nico van Harpen en zijn “Larensche kunsthandel”.
Het enige bij mij bekende onderzoek naar de ‘Larensche Kunsthandel’ dateert uit 1990 en is uitgevoerd en beschreven door freelance kunsthistoricus Arnold Ligthart 3). Het betreft de relatie van de jong gestorven schilder Jan Mankes (1889-1920) en de ‘Larensche Kunsthandel’ in casu Nico van Harpen. In het tweede deel vertel ik daar meer over. Ik maak u overigens nu al graag attent op het bijzondere karakter van de fragiele, transcendente kunst van Mankes.
De oprichting van de Larensche Kunsthandel in 1905
Van de beginjaren van de ‘Larensche Kunsthandel’ is in het Amsterdamse Stadsarchief niets terug te vinden. De vele duizenden documenten beslaan overwegend de periode van na 1910. Ik hoopte nog dat informatie uit de periode 1905-1910 terug te vinden zou zijn in het Regionaal Archief Gooi en Vechtstreek. Helaas bleek dat niet het geval. Misschien komt er in de toekomst nog materiaal over het begin van de ‘Larensche Kunsthandel’ aan de oppervlakte. Voor nu moet ik het voornamelijk doen met de gegevens die Van Harpen daar zelf over verstrekt in “Het land van Mauve”. Dit maandelijkse bulletin vindt zijn oorsprong in de artikelen die Van Harpen schrijft in Boon’s Geïllustreerd Magazijn. Zijn eerste artikel gaat – hoe kan het ook anders – over Anton Mauve (1838-1888) en verschijnt in november 1904. “Wie te Laren komt of van Laren spreekt, denkt aan Mauve. Wie een Mauve zag, denkt aan Laren.” Zo begint Van Harpen zijn nieuwe rubriek. Het wordt een doorslaand succes. Het mag dan ook geen wonder heten dat Van Harpen deze door hem bedachte toptitel ook gebruikt voor het bulletin dat hij vanaf 5 juni 1906 zal uitgeven ter promotie van de ‘Larensche kunsthandel’. In nummer 2 van de 1e jaargang geeft Van Harpen uitleg: “Waarom te Laren een kunsthandel?” Zijn gedachtegang is dat met name Anton Mauve en Albert Neuhuys (1844-1914) het pittoreske Laren door hun schilderstukken van landschappen en interieurs tot in Engeland en Amerika beroemd hebben gemaakt. Het leidde ertoe dat veel schilders zich in ‘Het land van Mauve’, met name in Laren of Blaricum vestigden. “De bezoekers van Laren hoorden echter steeds de klokken luiden over de Laarder schilders, doch de klepel wist men niet te hangen. Thans kan men in de Larenschen Kunsthandel met de Larensche schilders kennismaken d.w.z. met hun kunst. Men kan die nu in een rustige omgeving bewonderen. Behalve het genot aan de bezoekers van het Gooi te verschaffen, beoogt de Larensche Kunsthandel te voorkomen, dat, evenals met de kunst van Mauve en Neuhuys en zooveel anderen het geval is, de mooiste stalen van de Larensche kunst naar het buitenland gaan.” Hiermee heeft Van Harpen nog niet duidelijk gemaakt waarom juist hij de kunsthandel (in Laren) gaat bedrijven. Overigens zullen ook onder zijn leiding de nodige schilderstukken van Larense kunstenaars naar Amerika worden geëxporteerd.
De werken van de Larense schilders worden geëxposeerd in het woonhuis van Van Harpen annex ‘Larensche kunsthandel’. Het is veelzeggend dat het huis wordt gedoopt als “Villa Mauve”. De regionale krant schrijft: “De nieuwe onderneming, de Larensche kunsthandel, heeft niet over gemis aan belangstelling te klagen. Het bezoek is, vooral des Zondags zeer druk.” 4)
Het kan gezegd worden dat Van Harpen een actief beleid voert. Hij blijkt een krachtig organisator met een uitgelezen gevoel voor het maken van reclame. Zijn journalistieke kwaliteiten komen goed van pas in zijn nieuwe werkkring. Een van zijn eerste acties als kunsthandelaar is het organiseren van een grote tentoonstelling in Pulchri Studio in Den Haag van 1 tot en met 15 februari 1906 waar 158 schilderijen, aquarellen en tekeningen van 27 Larense kunstenaars worden gepresenteerd. Hier is werk bij van reeds overleden schilders als Anton Mauve, Henk de Court Onderwater (1877-1905) en H. Elias. Vooral Sigisbert Bosch Reitz (1860-1938) is ruim vertegenwoordigd met een selectie van 30 werken. Andere deelnemende kunstenaars zijn o.a.: E. van Beever, Co Breman, Ferdinand Hart Nibrig, Arina Hugenholtz, Wally Moes, Tony Offermans, David Schulman, H.J. Wolter en Froukje Wartena. Er is nog een naam van een toegevoegde 28e kunstenaar die opvalt in deze catalogus 5), geschonken aan het RKD door kunstcriticus Albert Plasschaert. De naam van Theo Neuhuys (1878-1921). Hij wordt hier vermeld als; “sierkunstenaar, Amsterdam”. Er ontwikkelt zich een hechte samenwerking tussen Neuhuys en Van Harpen, waarover later meer. Eerst nog even over de catalogus van Albert Plasschaert (1874-1941), die bekend stond als “een van de belangrijkste en meest gevreesde kunstcritici van Nederland” 6). In de catalogus is een opmerkelijk krantenartikel (gedateerd woensdag 7 februari 1906) met een recensie van de tentoonstelling van de Larense schilders in Pulchri opgenomen. Helaas kan ik het artikel niet herleiden tot de titel van de krant of de schrijver van de recensie, al is zeker niet uitgesloten dat het de ‘gevreesde” Plasschaert zelf betreft. Hij schreef voor verschillende kranten en bladen waaronder Het Vaderland en De Groene Amsterdammer. De auteur bedient zich van de ‘wij- vorm’ en schrijft in stevige bewoordingen: “Wij hebben aan het initiatief van den heer N. van Harpen te danken dat wij het werk van deze groep Larensche schilders hier in Pulchri te zien krijgen, wat waarschijnlijk nimmer ware gebeurd als hij niet als hun manager was opgetreden.” en iets verder in het artikel vervolgt de auteur met: “Wij kunnen nu gerust biechten: wij hadden weinig vertrouwen in den Larenschen Kunsthandel, wij dachten een combinatie van uitschot en afgedankte waar te vinden, dat onder een nieuwen naam aan den man zou worden gebracht. En aan onze schilderkunst die na het impressionisme en het voortdurend geschetter van allerlei gevoelsmenschen, zoodanig verzwakt en van een deugdelijke basis voor een deel ontdaan scheen, zou door het drijven van deze Gooische Schilders, zoo dachten wij, wellicht de genade-slag toegebracht worden. Maar hoezeer hebben wij ons vergist.”
Uitgaande van het commentaar van deze recensent stel ik vast dat Van Harpen de basis heeft gelegd voor wat door latere kunsthistorici wel wordt aangeduid met de Larense school, al vinden de theoretici onder hen dat er geen sprake is van een ‘school’ 7). De verschillen in het werk van de kunstenaars in Laren zijn daarvoor te groot.
“De Larensche Kunsthandel, afdeeling Amsterdam”
De voortvarende aanpak van Van Harpen leidt al in het najaar van 1907 tot uitbreiding van de zaak. In het bulletin “Land van Mauve”van 5 juli 1907 kondigt Van Harpen dit als volgt aan: “Belangstellenden in den Larenschen Kunsthandel kunnen wij mededelen dat in het najaar te Amsterdam een afdeeling van onze zaak zal worden opgericht.” 8) Het is niet zo maar een vestiging op een achterafplekje in Amsterdam. Van Harpen heeft de parterre “gehuurd van het bekende, we zouden mogen zeggen het beroemde huis van wijlen burgemeester Six, den vriend van Rembrandt, Heerengracht 495; het laatst bewoond door den bekenden kunstliefhebber J.H. van Eeghen.” Van Harpen deelt verder nog mee dat Theo Neuhuys de Amsterdamse afdeling zal leiden en samen met Van Harpen de directie van de vennootschap voert.
Van Harpen
Wie is toch die Van Harpen die rond zijn 48e jaar met veel elan nog een kunsthandel in Laren begint en al zo spoedig een succesvolle dependance in Amsterdam kan openen? In een uitvoerig interview dat Frans Netscher (1864-1923) Van Harpen op 11 november 1907 afneemt, komen we meer te weten. Netscher is een Nederlands letterkundige en journalist. “Zelf richtte Netscher ook een tijdschrift op, zij het geen letterkundig, De Hollandsche Revue (1896-1936), een maandblad van algemeen cultureel karakter, waarvan hij enig redacteur was, en het jarenlang geheel alleen volschreef.” 9)In de karakterschets 10) van Van Harpen tekent Netscher een beeld van een pontificale heer die vanachter zijn antiek schrijfbureau in een zijkamer van Villa Mauve, vrijmoedig zijn levensverhaal vertelt. Nicolaas van Harpen wordt op 16 januari 1858 geboren in Culemborg bij Wijk bij Duurstede. Zijn ouders zijn werkzaam als huishoudster en tuinman van een oude, rijke dame, die zich interesseerde voor de kleine Nicolaas en betaalde voor zijn schoollessen. Ze zou ook zijn studeren hebben gefinancierd, zo was afgesproken. Maar het lot besliste anders. Van Harpen herinnert zich van zijn schooltijd dat hij aanleg had voor het maken van opstellen. “En voor die opstellen behaalde ik bijna altijd het hoogste cijfer…” Hij dankt daar nu zijn onderwijzer in de geschiedenis voor. “Ik geloof al z’n leven dat die meester den verslaggever er bij mij uitgehaald heeft, den journalist in mij heeft wakker gemaakt…” Als Van Harpen vijftien jaar is, overlijdt de rijke dame en moet hij van school. Zijn ouders blijven onbemiddeld achter en de jeugdige Nicolaas vertrekt naar het instructiebataljon in Kampen, waar hij het brengt tot onderofficier. Hij is blij als hij de dienst weer uit kan. Hij beschouwde zichzelf als “te dartel en goedlachs voor de militaire discipline”. Via een klerkenbaantje op het kantoor voor Invoerrechten en Accijnzen te Arnhem, rolt hij langzaam in zijn journalistieke carrière. Hij had het “fameuse plan opgevat om een blaadje voor onderofficieren uit te geven.” Uitgeverij Thieme had daar geen oren naar. Maar daar op de drukkerij wordt ook de Arnhemse Courant gedrukt. Af en toe schreef Van Harpen een artikel- “Ik flanste nu en dan een verslagje in elkaar over opvoeringen van rederijkerskamers”- dat de krant zonder vergoeding plaatste. Op deze manier raakt zijn naam verbonden aan de Arnhemse Courant en tot groot geluk en genoegen van Van Harpen klopt de hoofdredacteur op een dag bij Thieme aan om hem te spreken. Hij stelt hem voor verslagen te schrijven voor de Arnhemse krant over de militaire manoeuvres. Na dat werk reist Van Harpen met een aanbevelingsbrief van hoofdredacteur Keller op zak naar Amsterdam waar hij begint als corrector bij het Handelsblad. Dat blijkt een opstapje naar “de heuschige journalistiek”. Hij komt te werken bij de “Amsterdamsche Courant, die het ‘geeltje’ werd genoemd vanwege de gele kleur van het papier waarop het gedrukt werd.” Van Harpen werkt er tien jaar en klimt op: van verslaggever, redacteur en zelfs tot hoofdredacteur “voor 800 heele guldens per jaar! .. als ze er tenminste waren!”. Van Harpen beschrijft deze periode vooral als lastig en weerbarstig. Hij ontdekt zijn grote inventiviteit en zijn organisatietalent om promoties op te zetten voor de krant. Maar het is niet genoeg. De inkomsten van de krant blijven schraal vergeleken met die van de grote, rijke kranten. Uiteindelijk wordt ‘Het Geeltje ‘ verkocht. Van Harpen wordt nog enige tijd mede-directeur van drukkerij De Fakkel. Daarna trekt hij naar Laren en richt ‘De Larensche Kunsthandel’ op.
In de ‘gele’ jaren wordt Van Harpen ook nog geraakt door een grote tragedie. Hij was omstreeks 1880 verloofd met Elisabeth Maier 11). Deze jarenlange verloving eindigt in een dramatisch kort huwelijk: “na tien jaar geduldig wachten meenden we ’t eindelijk te kunnen wagen” … “omdat mijn positie niet van dien aard was om er op te kunnen trouwen” … “We trouwden (op 12 februari 1891) 12) maar na een paar weken werd mijn vrouw ziek en stierf… (op 10 maart 1891)” 13) Sinds die tijd woont zijn zuster Dien bij Van Harpen in en zij is op 31 mei 1904 14) samen met de dienstbode met hem meegegaan van Amsterdam naar Laren.
Van Harpen heeft zeker enkele jaren rondgelopen met het idee een kunsthandel te beginnen. Zijn aanvankelijke gedachte was: “Eenvoudig een kunsthandel te vestigen, op moderne sociale begrippen gegrondvest.” Van Harpen overlegde met de schilders in Laren. Hij maakte een plan voor een coöperatieve kunsthandel. De statuten werden gedrukt. Maar het vlotte niet zo met de geldschietende leden. De schilders zagen het probleem dat het werk van de een beter zou verkopen dan dat van een ander. Zo stapelden de bezwaren zich op tegen dit mooie idee en besluit Van Harpen uiteindelijk voor eigen rekening met de kunsthandel te starten. Hij geeft daarbij de hoop om na verloop van tijd de coöperatieve grondslag in te voeren nog niet op.
Theo Neuhuys (1878-1921)
De in Hilversum geboren Theo Neuhuys was tekenaar en lithograaf. Zijn carrière als sierkunstenaar en kunsthandelaar in de ‘Larensche Kunsthandel’ is in de meeste archieven en databases die ik heb geraadpleegd nog onopgemerkt gebleven. In Wikipedia wordt hij wel genoemd als mede-directeur van Kunsthandel Kleykamp (in de periode (1916-1921), maar niet als jarenlange zakenpartner van Van Harpen (1905-1912) met wie hij vermoedelijk in of zelfs al voor 1904 ging samenwerken. (Neuhuys leidde in Den Haag zijn eigen kunsthandel van 1912 tot en met 1915.) Op zijn minst ben je benieuwd of hij stamt uit de familie van Albert en Jozef Neuhuys en vooral hoe Van Harpen en Neuhuys elkaar hebben ontmoet en een zo hechte en jarenlange samenwerking (1904-1912) zijn aangegaan. De eerste vraag kan ik al met zekerheid beantwoorden. Het was even zoeken. Albert en Jozef zijn oom van Theo die hun neef is. Met andere woorden de handelsreizende vader van Theo is een broer van Albert en Jozef (o.a. Zeeuws Archief, Archief Gooi en Vecht, Stadsarchief Amsterdam en Genealogie pondes.nl).
Een bezoekje op het wereldwijde web 15) bij afbeeldingen die zijn gerelateerd aan Theo Neuhuys levert veel voorbeelden van door hem ontworpen boekbanden en brochures. Hierbij een voorbeeld van een boekomslag dat Neuhuys maakte voor een boek van Van Harpen 16). Misschien hebben Van Harpen en Theo Neuhuys elkaar wel ontmoet voor het ontwerp van het boekomslag en is daar de basis gelegd voor hun verdere samenwerking.
Het is een mooie, kenmerkende Art Nouveau stijl (1890-1914). In de bulletins van Het Land van Mauve wordt met enige regelmaat bericht over de succesvolle verkoop van door Theo Neuhuys ontworpen producten zoals: Batiks Theo Neuhuys op perkament waaronder visitekaartboekjes, maar ook portefeuilles met zijde gevoerd en schrijfboeken met leer gevoerd voor dames en heren.
Met de tram naar de ‘Larensche kunsthandel’
Tevreden over het pluizen in het Amsterdamse Stadsarchief, stapte ik aan het eind van die middag in de tram naar het Centraal Station. En nu ik dit schrijf, realiseer ik mij ineens dat Frans Netscher 110 jaar geleden ook een tramreis maakte om meer te weten te komen over Nico van Harpen en zijn kunsthandel. Hij reisde met de trein van Amsterdam naar Hilversum en stapte daar op ‘de Gooische Stoomtram’, ook bekend als de ‘Gooische Moordenaar’, de tramlijn die ‘Het land van Mauve’ met de wereld verbond.
Bronnen:
RKD Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis, Den Haag
Stadsarchief Amsterdam
Streekarchief Gooi en Vecht, Hilversum
Wikipedia
http://www.geheugenvannederland.nl
Met dank aan: Singermuseum Laren; Bulletins Land van Mauve; Caroline Huzen van Streekarchief Gooi en Vecht, Hilversum
Volgende aflevering: Deel 2: Van Harpen, de Koningin-Moeder, Jan Mankes en het Vredepaleis…
- Vier artikelen gepubliceerd in 2015 in Kwartaalberichten 131, 132, 133 en 134 van de Historische Kring Laren.
- Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie
- Jong Holland, Tweemaandelijks tijdschrift voor moderne kunst en vormgeving, nummer 1, 1990
- De Gooi en Eemlander, 31 mei 1905
- Catalogus Larensche Kunsthandel; Tentoonstelling van Schilderijen, aquarellen en teekeningen van Larensche schilders in “Pulchri Studio” van 1 tot 15 februari 1906
- RKD
- O.a. Emke Raassen Kruimel in Schilderkunst in Laren, Wbooks, Zwolle 2015, blz.18-21
- Het Land van Mauve, no 2, 2e jaargang, 5 juli 1907
- Wikipedia; https://nl.wikipedia.org/wiki/Frans_Netscher
- De Hollandsche Revue, jaargang 12, no. 11 23-11-1907
- Overlijdensbericht Nicolaas van Harpen 27 januari 1931
- Rotterdams Nieuwsblad; 13 februari 1891
- Overlijdensadvertentie Algemeen Handelsblad 15 maart 1891, Stadsarchief Amsterdam; gezinskaart 10 maart 1891
- Streekarchief Gooi en Vecht, Hilversum
- http://anno1900.nl/ontwerpers/ontwerpers-m-o/theo-neuhuys
- Koningin Emma, Koningin der weldadigheid, door N. van Harpen, Hoverker & Wormser, Amsterdam 1904