Jeugdherinneringen van het ‘meest gewenste kind van Europa’

Jeugdherinneringen van het ‘meest gewenste kind van Europa’

Oud-docent biologie Steven Weinberg, geboren op 22 oktober 1946 in Laren, noemt zichzelf in zijn boek ‘De Merken’ ‘het meest gewenste kind van Europa, het nieuwe begin van zijn ouders’. Die ouders waren Edgar Weinberg (Breslau, 1910 – Laren, 1994) en Ella Weinberg-Meijer (Amsterdam, 1911 – Laren, 1997). Aan hun geschiedenis, bepaald door de Tweede Wereldoorlog, besteedden wij aandacht in Kwartaalbericht nummers 115 (2011-1) en 140 (2017-2). 

Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 144 [2018-2]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.

Wim Keizer

Onderduikers van de Bijenstand, deel 3: nieuw leven

Edgar Weinberg en Ella Weinberg-Meijer zaten in 1943 en 1944 ondergedoken op een zolder van het huis met adres Bijenstand 1 te Laren, maar Ella heette toen nog Schöndorff-Meijer, getrouwd met Kurt Schöndorff. Tot 16 februari 1944, toen zij verraden werden, zaten het echtpaar Schöndorff en Edgar Weinberg op de zolder, het echtpaar Kattenburg zat elders in het huis. Toen ze opgepakt werden, wist Ella Schöndorff te ontsnappen. De Duitsers transporteerden de anderen naar ­Auschwitz. 

Na de bevrijding bleek alleen Edgar Weinberg het kamp overleefd te hebben. In november 1945 vond hij Ella Schöndorff, met haar zoontje Rolf (7 jaar), in Laren terug. Hij moest haar vertellen dat haar man Auschwitz niet overleefd had. Waarom ze bij elkaar bleven, ook al had Edgar aanvankelijk andere plannen, beschrijft hun zoon Steven in het eerste hoofdstuk van “De Merken”, met de titel “Raleigh”. Het staat op de volgende pagina’s als voorpublicatie afgedrukt.

Bijenstand 1
Ella en Edgar Weinberg, zomer 1946

De merken
Steven Weinberg (Engelse uitspraak ‘Stieven’ – tot 1960 werd de achternaam ‘Wyvern’ gebruikt, soms verbasterd tot ‘Wijveren’) vertelt dat hij in Laren een gelukkige jeugd had. Hij heeft zijn boek in korte hoofdstukken op originele wijze opgehangen aan verdwenen of nog bestaande merken, zoals Raleigh, Vim, Fyffes, Ripolin, King, Sellotape, Kellogg’s, Driehoek, Gluton, Velpon, Revell, Blue Band, Jamin , Haust, La vache qui rit, Shell, Lodaline of zelfs de Larense merken T’ Bonte Paard en Vlugheid en Kracht. Zijn daaraan verbonden herinneringen, mede in verband met spaaracties voor plaatjes en/of boekjes, zullen ook bij tijdgenoten makkelijk kunnen opkomen. Het boek bestrijkt de periode 1946-1968, van Stevens geboorte tot zijn studententijd in Amsterdam. De laatste zinnen zijn: ‘Kennen kinderen van nu nog wel die mogelijkheid om te dromen? Of het genot van ouders die de tijd voor je nemen samen iets te doen? Terugkijkend op een lange rij van merken ontdek ik hoe intens gelukkig ik toen ben geweest. En nu nog steeds ben.’ De levenslust spat van de pagina’s, als bewijs dat het nieuwe begin van zijn ouders een overwinning betekende op de ellende van de oorlog.

Steven bezocht in Laren de Gooische School en de Montessorischool. Hij zat twee jaar op het Nieuwe Lyceum in Hilversum. In 1960 verhuisde hij met zijn ouders naar La Turbie in Zuid-Frankijk en werd hij ingeschreven in het Lycée Albert Ier in het nabijgelegen Monaco. Het gezin verhuisde later naar het dorpje Couternon in de buurt van Dijon, waar Steven in 1966 zijn eindexamen haalde. Teruggekeerd in Laren, begon hij in 1967 zijn studie biologie aan de Universiteit van Amsterdam, alwaar hij in 1974 afstudeerde en in 1979 cum laude promoveerde op de resultaten van onderwater-onderzoek in de Middellandse Zee. Met dat water had hij in Monaco al kennisgemaakt. Na een jaar werk aan de Universiteit van Puerto Rico keerde hij terug naar Nederland. Van 1982 tot zijn pensioen in 2010 doceerde hij biologie aan de Europese School te Luxemburg, waar hij nog steeds woont. 

Uit de periode 1946-1960 komen verschillende gebeurtenissen en avonturen aan bod die zich afspelen in Laren en die gaan over de band met zijn ouders, broer, klasgenoten, vrienden en vriendinnen, de angsten en vreugdes van het opgroeien, zijn fascinatie met de natuur en het zoeken naar de grote liefde. Uit het hoofdstuk Haust publiceren we een klassefoto. De jaren na 1960 gaan over avonturen in Frankrijk en reizen naar vele andere landen, met verschillende vervoermiddelen waar Steven soms flink aan moest sleutelen.

(Hoofdstuk 1) Raleigh

“De fietsen waren te klein geworden” kreeg ik van mijn zoons te horen. De jongens waren weer gegroeid, voor de fietsen te groot geworden. Maar hoe dan ook, er moesten dus nieuwe komen. Mountainbikes uiteraard, net zoals die van hun vriendjes. Het viel net in de trieste tijd dat we regelmatig naar Laren moesten om daar het huisje van mijn zojuist overleden moeder te ontruimen. We stapten dus naar een fietsenmaker in Laren. Niet de Gebr. Vos aan de Brink, waar mijn ouders bijna een halve eeuw eerder mijn eerste fiets hadden gekocht. De zaak van de Gebr. Vos bestond niet meer. De fietsenmakerswerkplaats van weleer (de gebroeders Vos in blauwe overalls, zwarte handen, de geur van binnenbanden) had plaats gemaakt voor een modieuze boutique met peperdure kleren. Maar op de Nieuweweg bestond fietsenmaker Hilhorst nog, die mooie mountainbikes verkocht. De jongens kozen voor een zwartgelakt model, waarop in gele letters het merk was aangebracht: Raleigh.

Op 21 november 1945 ontving mijn moeder een telegram met de volgende mysterieuze tekst: “De maker komt om elf.” De verzender van dat telegram werd enkele uren later door een Packard van de Koninklijke Marechaussee op de Drift 27 afgeleverd, waar mijn moeder woonde. Hij had een lange reis van exact tien maanden achter de rug. Op 21 januari was hij door soldaten van het Rode Leger bevrijd uit Blechhammer, een van de vele dwangarbeiderskampen die bij het concentratiekamp Auschwitz hoorden. Ondanks zijn 1m86 woog hij toen nog maar 45 kilo. Maar de wil te overleven en een grenzeloos optimisme zorgden dat hij snel aansterkte. Samen met een stelletje lotgenoten trok hij in het kielzog van het Rode Leger het Derde Rijk in. Na een maand van avonturen en tankveldslagen belandde hij in Breslau, zijn geboortestad. Daar beval de Russische commandant hem en zijn kameraden rechtsomkeert te maken: bij het verdere oprukken richting Berlijn hadden de Sovjets geen pottenkijkers nodig. De ex-gevangenen werden in een trein gezet die tergend traag noordoostwaarts trok. Ze verwachtten allen dat het naar Moermansk zou gaan en vandaar per schip naar Engeland of naar Amerika! Die gedachte en de eerste sneeuwklokjes die door de Poolse bosgrond naar boven piepten kweekten weer hoop in de harten van dit wonderlijke stelletje mannen en vrouwen, dat zojuist uit de hel was teruggekeerd. 

Bij het Ladogameer aangekomen kreeg het konvooi plots te horen dat het een andere bestemming had gekregen: Moskou. Nu ging het richting zuidoost. Op elk stationnetje moesten ze zelf maar zien hoe ze aan eten kwamen. Dat viel in een door de oorlog volledig geteisterde en ontredderde Sovjet-Unie natuurlijk niet mee. Maar de overlevenden hadden ergere situaties gekend en waren meesters in het ‘organiseren’: het onmogelijke te bemachtigen onder alle omstandigheden. In april kwamen ze in Moskou aan, waar hun werd verteld dat ze door moesten gaan naar een interneringskamp in Odessa, vanwaar ze gerepatrieerd zouden worden. Het kamp in Odessa was een administratieve en menselijke chaos. Alle soorten brandhout die uit Duitse gevangenschap waren gekomen zaten daar te hopen op snelle verbetering van hun toestand: gemutileerden, zieken, oud-verzetsstrijders, soldaten, zigeuners, joden en oud-SSers die zich voordeden als slachtoffers van de kampbeulen… Tientallen nationaliteiten en talen. Russische en Engelse militairen probeerden in deze krioelende massa mensen zonder papieren de ware identiteit van elk te achterhalen, alvorens ze op een schip te zetten. Maar voor velen bleef het verlossende document voor repatriëring uit. 

Edgar Weinberg reisde in 1945 met S.S. Singkep naar Hull

Omdat Breslau inmiddels het Poolse Wrocław geworden was, besloten de Russen dat onze man thuishoorde in de invloedsfeer van de Sovjet-Unie. Hijzelf dacht daar echter anders over en ontsnapte op de nacht van zijn vijfendertigste verjaardag, op 11 juni 1945, uit het kamp en zwom, beschoten door Russische soldaten, door het donkere water van de Zwarte Zee naar een Engels vrachtschip, waar hij politiek asiel vroeg. Men verstopte hem in de kolenbunker, totdat het schip de Russische territoriale wateren verlaten had. Enkele dagen later stond hij aan de reling van de ‘City of Chios’ toen deze via de Dardanellen de Middellandse Zee inkoerste. Hij snoof de zeelucht op en genoot van de warme zon die zijn huid met het getatoueerde nummer (B-12802) op zijn linker arm verwarmde: hij was vrij! 

In Alexandrië werd hij aan de Britse autoriteiten overgedragen, die hem opnieuw interneerden alvorens hem aan een kruisverhoor te onderwerpen. Zijn verleden werd nagetrokken. Toen bleek dat hij inderdaad was wie hij beweerde te zijn, werd hij op een ander schip, de ‘Singkep’ gezet. In oktober kwam hij in het Engelse Hull aan. Hij wilde in Engeland blijven, waar hij voor de oorlog gestudeerd had, maar volgens de bepalingen van het Internationale Rode Kruis moest hij gerepatrieerd worden naar de plaats waar de Nazi’s hem gevangen hadden genomen. Dat was Laren, waar hij op 16 februari 1944 tijdens een razzia op de woning van de familie Bartels, Bijenstand 1, gevangen werd genomen.

Drift 27, tegenwoordig nr 35

Met het weinige geld dat hij had weten te verkrijgen kocht hij tien kilo suiker, twintig stukken Sunlight zeep en twee fietsen van het merk Raleigh. Daarmee werd de oversteek naar Hoek van Holland gemaakt en daarmee kwam hij bij Ella Schöndorff-Meijer op de Drift  27 aan. Ella probeerde inmiddels over het verlies van haar door de Moffen vergaste ouders, zuster en andere familieleden en vrienden heen te komen. Ze had alleen haar zoontje Rolf nog en klampte zich vast aan de hoop dat haar man wellicht nog terug zou keren uit de hel. De man met de fietsen, de zeep en de suiker was haar eigen man niet. Hij had met hen ondergedoken gezeten en was samen met haar man gevangen genomen. Hij kwam haar nu persoonlijk vertellen dat verder wachten geen zin had. Toen de marechaussee de man in Laren had afgeleverd, hadden de autoriteiten gedaan wat men van hen verwachtte. De man was nu vrij te gaan en te staan waar hij wilde. Hij besloot dus om zo snel mogelijk terug te keren naar Engeland, waar hij een vriendin had wonen. Het wachten was slechts op de officiële immigratiepapieren van de Britse autoriteiten.

Ella verwerkte intussen langzaam en moeizaam het haar aangedane verdriet. Omringd door de herinneringen aan dierbaren, van wie haar slechts foto’s restten, besloot zij dat de dood van zovelen slechts gecompenseerd kon worden door een nieuw leven. Zij vroeg de man dat bij haar te verwekken. Aanvankelijk weigerde hij: hij zou immers niet bij haar kunnen blijven. Maar de honger naar een nieuwe start en de obsessie om via een kind het verlies van alle vermoorde familieleden enigszins te compenseren, was te sterk bij de jonge vrouw. De man zwichtte en is nooit meer vertrokken. Negen maanden daarna werd ik geboren.

1948: Steven, Ella en Rolf

Vele jaren later, ze was toen dik in de zeventig, vertelde mijn moeder mij met van pret twinkelende ogen hoe ik in die januarinacht verwekt was. Het was bitter koud en ze hadden de zwartfluwelen kussens van de grote stoelen op de grond gelegd, vlak voor de Salamander potkachel die rood stond te gloeien in de huiskamer. Daar hebben mijn ouders elkaar voor het eerst bemind. Hij, die precies een jaar eerder bijna omgekomen was in de vrieskou van de Silesische bossen. Zijn sterkgespierde, zwartbehaarde lijf genoot van de behagelijke warmte van het vertrek. En van de liefkozingen van mijn moeder. Zij, de veel te jonge weduwe, zag de schimmen voor zich van die andere man die ze ooit beminde, van haar zusje met de bleekblauwe ogen, van haar moeder met haar handwerkje, van haar besnorde vader die altijd zo gezellig was geweest… Afgrijselijke beelden van uitgemergelde, opgestapelde lijken drongen zich aan haar op. En toen waren ze alleen nog maar samen en werden één. Met een dromerige glimlach op haar gerimpelde gezicht vertelde ze me hoe ze daarna nog heel lang met haar benen in de lucht was blijven liggen. “Om de zaadcelletjes vooral de kans te geven om op hun bestemming aan te komen”, voegde ze daar lachend aan toe. En zo ben ik het meest gewenste kind van Europa geworden, het nieuwe begin van mijn ouders.

Toen ik een kleuter was, kwam mijn moeder mij met de fiets van school ophalen. Een donkerrode Raleigh met drie versnellingen en trommelremmen en achterop een kindermand, waar ik telkens met veel liefde in geplaatst werd.

Steven Weinberg

In het hoofdstuk ‘Haust‘ behandeld Steven Weinberg zijn herinneringen uit 1952 aan de Larense Montessorischool. Van sommige klasgenoten is hij helaas de namen vergeten. Kunt u hem helpen? U kunt Steven per e-mail bereiken. 

1) Juffrouw Essers, 2) Hanneke Pastor, 3) ……………., 4) ……………., 5) Ineke Kalt, 6) Helga ……………., 7) Petra ……………, 8) ……………, 9) ……………, 10) Olga Voskuijl, 11) ………….., 12) Liesje van Dintere, 13) Thea Cohen, 14) Marianne Worp, 15) Maja de Boer, 16) Menno………., 17) Jopie ………., 18) Frank Dokter, 19) Yolande Dumig, 20) Aljosja Farjon, 21) Jeltje Matthes, 22) Arne Tjepkema, 23) ………., 24) Steven Wyvern (Weinberg), 25) Peter Brandsen, 26) Jan Schaapherder, 27) Teddy Visser.

Steven Weinberg presenteert boek in de Lindenhoeve
Het – met ca. 250 foto’s rijkelijk geïllustreerde – boek verschijnt na de zomer van 2018 en zal in de Lindenhoeve te koop zijn. Eind oktober komt Steven Weinberg naar Laren en zal hij in de Lindenhoeve een lezing houden waarbij u het boek door hem persoonlijk kunt laten signeren. Via onze facebookpagina en nieuwsbrief informeren wij u over de exacte datum en tijd. Voor voorintekening kunt u een mail sturen naar redactie@historielaren.nl, onder vermelding van naam en adres. “De Merken” beslaat 364  pagina’s en heeft het formaat 14 x 21 cm. De prijs is € 19,95.