Wat we in de oorlog aten

Wat we in de oorlog aten

In het laatste jaar van de oorlog, toen er nog maar heel weinig te eten was, werden er allerlei dingen verzonnen om toch in leven te blijven. Vooral mensen met kinderen waren ten einde raad. Bij ons thuis waren er drie dingen die wij lekker vonden; dat was waterpap (hoe mijn moeder dat voor elkaar kreeg is mij nu nog steeds een raadsel) pannenkoekjes van suikerbieten en bietenstroopsnoepjes.

Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 144 [2018-2]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.

Mary van der Schaal

Iedereen had in de oorlog een potkachel of allesbrander voor verwarming, meestal alleen in de huiskamer. Van alles werd daarin gestookt. Alles wat hout was en klein gehakt kon worden tot handbare stukken, werd gewoon ergens genomen! Het bos werd allengs kaler en kaler. Bomen waren aanlokkelijke zaken, in of buiten het bos als het maar gestookt kon worden. Alles wat brandbaar was in huis en zonder gevaar gestript kon worden, verdween in de ­potkachel.

Pulppannenkoekjes

Jan Meulenkamp had voor ons een soort blikken bus gemaakt met een onderstuk dat in de potkachel moest hangen (waarschijnlijk voor de trek via de schoorsteen). De deksel van de potkachel werd eraf gehaald en de blikken bus erop gezet met het onderste stuk hangend in de pot van de kachel. In de bovenkant van de bus zat een gedeelte waar je stukjes hout in kon stoken en daar weer boven een gedeelte waar je de geraspte suikerbieten (pulp) in kon koken. Als het geraspte bietenspul goed heet was werd het van de kachel gehaald en vormde mijn moeder (hoe weet ik niet meer) er kleine ronde balletjes van die platgeslagen werden (heel voorzichtig) en daarna een voor een gebakken werden. Kortom dit moesten dus pannenkoeken voorstellen. De eerste keer vonden wij het allemaal goed eetbaar. Het vulde de maag en je dacht: dit moeten we meer doen!

Op een goede (of slechte dag) was ik alleen met mijn broer Fred thuis. Mam was aan het koken (pannenkoekjes, en natuurlijk dat allemaal in de huiskamer) maar de rest van de familie kwam om een of andere reden niet op tijd thuis. Dus pannenkoekjes over! Wat nu, mam werd boos en zei: “eten jullie alles maar op, moeten ze maar op tijd zijn”. Dat was niet tegen dovemans oren gezegd. Er bleef maar weinig over. Dit zou ons bezuren, want sindsdien hebben mijn broer en ik geen pannenkoek meer kunnen zien.

Beukennootsnoepjes

In de beukennotentijd maakte mijn moeder snoepjes van suikerbietenstroop gemengd met gemalen beukennootjes. Het begon dus met beukennootjes zoeken en pellen. Maar deze ‘noeste arbeid’ werd altijd beloond met de heerlijke stroopsnoepjes. De stroop uit de gekookte pulp van suikerbieten werd vermengd met de gemalen beukennootjes. Het aanrecht werd bestrooid met meel en daarop werd de warme stroop gestort. Als deze massa iets ingedroogd was, sneed mijn moeder er allemaal kleine vierkantjes in, die dan later gebroken konden worden. Als alles goed afgekoeld was werd er weer wat meel overheen gestrooid, anders plakte alles aan elkaar. Elke dag kregen we dan één snoepje tot alles op was.

Tulpenbollensoep

Tulpenbollen hebben wij nooit gegeten. We zouden niet geweten hebben hoe we daar aan moesten komen. Maar ik heb dit gevraagd aan kennissen en daaruit kwam het volgende: De tulpenbollensoep moest natuurlijk worden gekookt en omdat er in 1944/45 maar een uur gas per dag was, werd er veel gebruik gemaakt van de hooikist. Hier volgt een tulpenbollensoep-recept dat ik op internet gevonden heb: Water in de pan. Pel en snipper de bol. Snijd ze doormidden en verwijder de kiem. Rasp daarna de bollen op een fijne rasp; het liefst zo in de pan want de pulp verkleurt snel. Hoewel de tulpenbollen rijk zijn aan zetmeel, zullen ze de soep niet binden zoals bloem dat doet. De bollenpulp blijft als vlokjes in de soep drijven. Als je nog kerriepoeder in huis hebt, doe je er een snufje bij, en dan een beetje olie of een vlokje vet toevoegen. Het zout niet vergeten! Dit was dan de volledige soep!

Personen en producten op de – via internet gevonden – foto’s hebben geen relatie met het verhaal of de auteur.
Wat we aten in de oorlog