Van voddenboer tot trendsetter deel 2: Oude Jan Schenk

In het vorige artikel (KB 162) vertelden we over de eerste generatie Schenk – ‘Opa Jan’ – die in de crisisjaren ’30 het voddenbedrijf in Laren begint. In dit tweede deel gaan we verder met het verhaal over zijn zoon ‘Oude Jan’ Schenk, ‘een man met twee gezichten’. Voor dit artikel hebben we gesprekken gevoerd met vele mensen: zijn kinderen, buurvrouwen, kinderen van Gerard de Jong en meer.
Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 163 [2023-1]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 9,50 per stuk in de Lindenhoeve en bij Bruna te koop, zolang de voorraad strekt.
Tekst: Eric Snelders
Johannes Albertus Schenk – Oude Jan
Johannes Albertus Schenk, die we hier Oude Jan noemen, wordt geboren op 24 november 1926, als 7e kind in het gezin van vader (Opa) Jan Schenk en moeder Riek Schenk-Machielse. Na de lagere school volgt Jan een opleiding aan de Ambachtsschool als meestersmid en werkt enkele jaren bij het carrosseriebedrijf Majoor aan de Stationsweg in Laren. Hij heeft niet het plan om in het bedrijf van zijn vader te komen, maar in de moeilijke jaren voorafgaand en tijdens de oorlog moet hij meehelpen in vaders zaak: er moet immers brood op de plank komen voor het grote gezin. Jan zegt in een interview in De Dissel van 1979: “We woonden met moeder, vader en kinderen in het voorhuis van de boerderij. Moeder deed in het pakhuis de was en kookte op een kachel die werd gestookt met afval. In de crisisjaren had Sociale Zaken geregeld dat vader een handpers kreeg. Je had in die tijd steuntrekkers die langs de deuren gingen om oud papier op te halen, dat brachten ze naar ons en verdienden zo een paar centen. Het was een slechte tijd, iedereen zocht naar manieren om nog wat te verdienen.”

Nederlands-Indië
Ook na de Tweede Wereldoorlog blijft Jan werken in het bedrijf van zijn vader, totdat hij op zijn 21e, in 1948, wordt opgeroepen om te dienen in Indië. Hij vertrekt als soldaat en is wekenlang onderweg op de boot naar het verre Nederlandse grondgebied.
Voor de Larens jongens is het een traumatische tijd in Indië, bij Jan thuis wordt helemaal niet gesproken over wat ze hebben meegemaakt. Pas veel later, als Jan ernstig ziek is, laat hij herinneringen los.
Er zijn enkele Larense jongens op dezelfde plek in Indië gelegerd, waaronder ook Gerard de Jong, de schoenmaker van de Beijmansweg. In Indië worden zij hechte vrienden, de kinderen van Gerard, respectievelijk Jan spreken over Ome Jan en Ome Gradus.
Van Jans tijd uit Indië zijn brieven, fotoalbums en zijn dienstkist overgeleverd. De familie heeft de dienstkist aan de HKL geschonken. Dat archief zullen we zeker nog een keer uitzoeken.

Jan zet het bedrijf voort
Jan komt in 1950 als sergeant-majoor terug uit Indië. Zijn vader doet een stapje terug en Jan neemt het bedrijf over. In het eerdergenoemde interview zegt Jan: “In de oorlog waren de prijzen sterk gestegen en na de oorlog was er enorme vraag naar grondstoffen. Het waren voor ons goede tijden: karrevrachten papier, oud ijzer en lompen werden opgehaald en doorverkocht. Elke week gingen er volgeladen wagens van ons erf af.” Jan wijdt zich, zelfbewuster en wijzer, aan de uitbouw van het bedrijf.
Het circus van Gerard en Jan
Jan en Gerard trekken veel samen op: Jan helpt bij allerlei klusjes, zoals de uitbreiding van de werkplaats voor Gerard. Jan heeft gouden handen: hij timmert, metselt, smeedt en nog veel meer. Ze gaan samen op pad en jaarlijks vieren zij hun vriendschap met een borreltje. Alhoewel: Jan heeft een hekel aan drank, maar maakt voor zijn vriend graag een uitzondering.
Uit verschillende bronnen blijkt dat er na de oorlog in Laren een kindercircus Silea is, dat zijn tenten opslaat achter de boerderij van Opa Jan. Jan en Gerard zijn hierin, samen met Tinus de Koster en Gerard de Leeuw (van de drukkerij), betrokken. Zover we weten hebben Gerard en Jan tijdens hun Indië-tijd verder gewerkt aan circusacts en hebben zij het circus later voortgezet. In dat circus was voor Gerard als Garjon een hoofdrol weggelegd. Het is ons plan om het verhaal over het Larense circus verder uit te zoeken: heeft u informatie dan horen we dat heel graag.


Het gezin van Jan en Bep
Jan trouwt op 6 februari 1955 met Bep van Korlaar uit Amersfoort en zij krijgen 3 kinderen: Jan (1955), Wout (1956) en Wijm (1958). Het gezin woont in het voorhuis van de boerderij van Duurland aan wat toen nog Boekweitskorrel heette, en tegenwoordig De Dissel is. Omdat de woning te klein wordt voor het gezin, spant Jan op een goede dag in 1961 zijn paard Poppie voor de wagen en vertrekt met het gezin naar een ruimere woning aan de Gooiergracht. Bep is erg netjes in het huishouden maar door ernstige gezondheidsproblemen kan zij steeds minder zelf doen. Buurvrouwen Netty van Dijk en Lies Horst vangen de kinderen op uit school, zorgen voor de was en houden een oogje in het zeil. Het jonge gezin krijgt een enorme tegenslag te verwerken als moeder Bep in 1969 overlijdt.
Na enige tijd komt een huishoudelijke hulp, die veel tijd bij het gezin doorbrengt en bij hen inwoont. Het gezin verhuist naar De Mees: een groter huis met een groter stuk grond rondom. Ook de huishoudelijke hulp verhuist mee, maar helaas niet voor lang. Gelukkig zijn er ook nu behulpzame buren zoals de families Bouwman, Huisman en Schiltkamp aan De Mees.
Een huishouden van Jan Schenk
Jan en zijn kinderen hebben het moeilijk: door het wegvallen van moeder, en doordat Jan hard aan het werk is, zijn de kinderen genoodzaakt om zo goed mogelijk de huishoudelijke taken over te nemen. Na het afronden van zijn middelbare school gaat Jonge Jan meewerken in het bedrijf van vader. Beide Jannen zijn nu veel van huis en het huishouden komt vooral op de schouders van Wout en Wijm neer.
Jan heeft jarenlang hoge rekeningen moeten betalen voor de zorg van zijn Bep. En omdat zijn inkomen onzeker en onregelmatig is, is er een krap huishoudbudget. Boodschappen worden gedaan bij kruidenier Verver, omdat je daar kunt opschrijven. De boterham wordt belegd met boterhammenworst, bloedworst en vetspek. En zo nu en dan is er een mazzeltje bij de boodschappen aan het einde van de vrijdagmiddag op de markt. Nieuwe kleren of nieuwe schoenen kunnen maar sporadisch worden gekocht: als schoenen kapot zijn worden ze gerepareerd door ome Gradus en buren helpen bij het herstellen van kleding.
Desondanks weet Jan het voor zijn gezin gezellig te houden: met een zak chips of pinda’s op zaterdagavond, of spelen met een trein die ze in een partij spullen hebben gevonden. Of een tuinfeest met een barbecue – gemaakt met wat rekjes uit een koelkast, een gat in de grond en wat stenen – gekleurde lampjes geritseld bij Gooiland – het is béregezellig.
Vakanties zitten er niet in…hooguit een keer naar Oud Naarden of naar Breukelerveen. De kinderen zitten op de kar tussen de grote balen papier en in Breukelerveen helpen ze de kar leeghalen. En heel af en toe is er een écht uitje, zoals met de buren Van Dijk naar de dierentuin, of een huifkartocht in Drenthe, waarbij Jan verzucht dat hij niet meer naar huis wil.
Jan doet zijn best om zijn kinderen een fijne opvoeding te geven, en vindt het ook leuk om ze te verrassen. Wout vertelt over die dag dat hij wilde vissen in de Eemnesservaart, maar dat hij niet van vader weg mocht omdat zijn bed nog moest worden opgemaakt. Als Wout boos op zijn kamer komt ligt daar een prachtige glasfiber hengel op hem te wachten.

Ons Genoegen
Een belangrijke bindende factor in de buurt is de speeltuin Ons genoegen, aan de Smeekweg, en de bijhorende Blokhut. Die speeltuin wordt door mensen uit de buurt opgebouwd en beheerd.
De speeltuin is voor de kinderen een ideale verzamel- en speelplek. Er zijn bingoavonden, carnavalsfeesten, een kaartclub, disco, en er wordt gespaard voor een jaarlijks uitje naar Oud Valkeveen, met de bus van Tensen.
Wijm is vaak te vinden in de Speeltuin, vooral samen met buurmeisje Susan van Dijk, en ze mag met Kitty Hagen en de burgemeester het nieuwe zwembad openen. Als ze meedoet met de verkiezing van het mooiste huisdier wint ze, met haar huismuis, de eerste prijs.
Jan is ook vaak in de Blokhut te vinden: hij drinkt er graag een kopje koffie en gaat zelfs af en toe mee naar de Bingo. Heel gezellig, maar als hij het ergens niet mee eens is kan hij maar zo weglopen zonder iets te zeggen. Een wispelturig karakter.

Twee gezichten?
Jan lijkt een stugge man, je dringt niet makkelijk tot hem door. Hij wordt daardoor niet goed begrepen.
Voor de meesten lijkt hij een hardvochtige en halsstarrige man – streng voor zichzelf en anderen. Hard werken is hem met de paplepel ingegoten. Het wegvallen van zijn echtgenote en het voor elke cent moeten knokken maken het niet makkelijker.
Maar er is ook die humoristische Jan die graag op zijn praatstoel zit. Dan is hij wat losser en kun je hem een beetje doorgronden. Bij dorpsgenoten wordt hij gerespecteerd voor de manier waarop hij de boel in de lucht houdt, maar zelf wil hij er niets van horen. Is hij boos? Boos op zichzelf? Schaamt hij zich voor het beeld dat Laren heeft van de voddenboer?
Jan maakt het zichzelf ook niet makkelijk, vanuit zijn overtuiging dat iedereen zijn eigen boontjes moet doppen wil hij niets van uitkering of bijstand weten. Ook de huurtoeslag waar hij later al lang recht op blijkt te hebben heeft hij nooit gewild.
Naar zijn kinderen toe kan Jan ook lastig zijn: het is niet gauw goed. Als Wout en een paar mannen de hele tuin aan De Mees opknappen: bielzen zagen, graafwerk en alles netjes aanleggen, reageert Jan afkeurend. Niet omdat het niet mooi is, maar omdat hij het niet kan verdragen dat anderen dit voor hem doen.
Of die keer dat ze met zijn allen, terwijl Jan buitenshuis is, het huis schoonmaken, verven, witten, nieuwe vloerbedekking leggen enzovoort. Als Jan thuiskomt is hij boos, hij voelt zich verraden en zegt wekenlang niets tegen zijn kinderen. Dat onbegrepene komt vooral omdat Jan zijn gevoelens niet wil of kan uiten, zelfs niet naar zijn kinderen.
Echte paardenkracht
Poppie, het trouwe paard van Jan, staat in koude tijden op een eigen plekje in de boerderij, en bij beter weer op een weitje aan de Vredelaan. Nadat Poppie 38 jaar lang de kar heeft getrokken mag hij met pensioen en maakt plaats voor de eerste vrachtwagen: een Opel Blitz. Maar de vrachten worden groter en voor het vervoer van een paar ton materiaal naar Uithoorn is meer paardenkracht nodig. Er komt een rode Bedford en nog weer later een splinternieuwe blauwe Ford Cargo met laadklep. Het beeld van Jan in zijn vrachtwagen, met hondje Sjuttie bij hem op schoot, zal bij velen nog vers in het geheugen staan.


Stiefbeen en Zoon
Tussen oude Jan en jonge Jan, die inmiddels al volop meedraait in het bedrijf, zijn regelmatig meningsverschillen. Jonge Jan ziet mogelijkheden om dingen beter of slimmer te doen, maar vader wil er niets van weten.
John Ruis, die jarenlang aan hetzelfde paadje zijn winkel en woonhuis heeft, noemt het voorbeeld van Stiefbeen en Zoon. Een enorme puinhoop en vaak herrie of geschreeuw en Jan die aan niemand een boodschap heeft. Jan blokkeert regelmatig het pad met zijn vrachtwagen of stapels metaal of papierbalen. Het komt regelmatig voor dat de taxi’s van LATAX er niet door kunnen of dat klanten van John Ruis niet kunnen parkeren. En als je er dan iets van zegt kan Jan koppig zijn en wekenlang niets meer tegen je zeggen. Maar uiteindelijk komt het ook weer goed: Jan ontdooit dan en blijkt vergevingsgezind, maar je moet wel eens geduld hebben.
En, nog even terugkomend op de twee gezichten, is er ook een Jan die aan iedereen die het wil horen, vertelt over hoe trots hij is op Jonge Jan, en over hoe goed zijn zoon het doet in het bedrijf.
Het bedrijf kan niet blijven
De boerderij aan het Zevenend is jarenlang in gebruik als pakhuis: de voorraden en de balen stapelen zich steeds meer op. Er kan niets meer bij en ook rondom de boerderij worden de stapels groter. Als het dak lekt wordt er een groot zeil of een golfplaat overheen gelegd: de boerderij lijkt langzaam te verworden tot een bouwval.
Laarders nemen hier aanstoot aan: in de tweede helft van de jaren tachtig ontstaat een beweging dat het niet zo meer kan en dat het bedrijf niet bij Laren past. Er worden pogingen gedaan om Jan met zijn bedrijf te laten vertrekken en de druk, mede als gevolg van nieuwe hinderwet- en milieuregels, neemt toe.
In een interview met de krant zegt Jan hierover: “Mensen denken dat wij hier verborgen schatten hebben – was het maar waar. Mijn zoon jonge Jan en ik willen hier weg, maar om iets nieuws op te bouwen heb je kapitaal nodig. En je vindt niet zo makkelijk een plek en als er plek is mag je er niet bouwen. Zonder werkplaats kunnen we niet draaien, onze materiaalpersen moeten droog staan.”
In de kranten komen voor- en tegenstanders van een eventuele verhuizing aan het woord en – gelukkig – zijn er prominente Laarders die het voor Jan opnemen: bij gedwongen verhuizen hoort ook het helpen zoeken naar een vervangende plek.

Oude Jan pensioneert
Jan stopt met zijn bedrijf als hij 63 is, en jonge Jan neemt het bedrijf over. Als er in 1991 nog steeds gekissebis is over het al dan niet verdwijnen uit Laren besluit jonge Jan het niet langer af te wachten: hij laat een nieuw pand neerzetten in Almere. Een grote en risicovolle stap, en we zullen in het 3e (en laatste) artikel ingaan op het verhaal van jonge Jan en de succesvolle voortzetting van de firma Schenk.
Talloze keren rijdt jonge Jan met zijn auto heen en weer om de spullen uit Laren naar Almere af te voeren. Oude Jan ziet het allemaal met lede ogen aan en hij kan maar moeilijk afstand doen van de spullen die hij in en rondom de boerderij heeft verzameld. Tijdens het opruimen gaan er dan ook verschillende stukken mee naar De Mees.
Oude Jan blijft achter in Laren, het was al gewoonte dat hij van Tante Leen van de Latax een portie eten mee naar huis kreeg. Maar zijn kinderen zijn ook in de buurt: regelmatig brengen ze eten of komen het huishouden doen, en op zondagen gaat Jan met een van zijn kinderen mee op pad. Een beetje toeren door de regio, op een terrasje koffiedrinken of aan het einde van de dag lekker uit eten. Jan geniet zichtbaar van zijn oude dag.
En ondanks dat Jan officieel is gestopt met zijn bedrijf, kruipt het bloed waar het niet gaan kan. Hij verdient af en toe een centje aan de verkoop van metaal of een klein handeltje. Maar dat wordt minder vanaf het moment dat Jan zijn AOW krijgt. Als je vraagt hoe het gaat, blijft hij vertellen dat hij druk aan het werk is, maar als je hem door Laren ziet rijden met zijn vrachtwagen, is dat vooral omdat hij, samen met hondje Sjuttie, onderweg is naar een van zijn koffie-adresjes.
Opslag aan De Mees
Bij de woning aan De Mees zit een enorme tuin en nadat het pakhuis aan het Zevenend is opgedoekt, begint zich spontaan een opslag rond het huis te vormen. Jan kan moeilijk afscheid nemen van spullen: dat is hij zo gewend, maar ook omdat hij de waarde goed kan inschatten.
In huis laat hij geen ruimte onbenut om spullen op te slaan: het staat vol met dozen en als de woning later wordt ontruimd komen er heel wat verrassingen tevoorschijn.
Het nieuwe pakhuis aan De Mees is voor de gemeente Laren aanleiding om Jan te sommeren om alles binnen 2 weken op te ruimen, wat natuurlijk onmogelijk is. Wout overlegt met de gemeente Laren over een plan om de boel in een termijn van 3 x 6 weken op te ruimen. Een enorme klus, die de (aangetrouwde) kinderen samen wel klaren.

Ziek
Jan wordt erg vergeetachtig en zijn kinderen kunnen hem maar zo een dag of wat kwijt zijn. Hij is ook vaker in de war en brengt zichzelf in gevaar als hij weer eens in zijn schuur gaat klussen en ongelukken maakt. Zo zit hij enkele keren bij de spoedeisende hulp: terwijl Jan boos is waarom hij daar geen koffie krijgt, besluiten de kinderen om zijn gereedschap onklaar te maken om verdere ongelukken te voorkomen.
Jan wordt zo ziek dat hij niet meer voor zichzelf kan zorgen. De kinderen zijn hele dagen in huis om te helpen maar de zorg wordt zo zwaar dat er hulp wordt ingeroepen. In 2000 wordt Jan opgenomen in ziekenhuis Gooi-Noord en na de diagnose dementie krijgt hij een plekje in Naarderheem. Zijn vriend Gerard de Jong zoekt hem regelmatig op voor een kopje koffie en een praatje. Jan overlijdt op 4 september 2002.
Jan ligt begraven op het St. Janskerkhof waar hij weer samen is met zijn Bep. Het is een mooi graf, met musjes op de steen die lijken te wachten tot Jan nog wat voer komt strooien voor zijn beestjes.
Zijn vriend Gerard heeft altijd gezegd dat hij dicht bij Jan begraven wil worden. En op het kerkhof heb je vanaf zijn plekje in de urnenmuur goed zicht op het graf van Jan en Bep. Gerard past nog steeds een beetje op zijn oude kameraad.