Toespraak van ds. L.J. Wielenga
‘De strik gebroken’ is de titel van de toespraak die ds. J. Wielenga hield in de oude Gereformeerde Kerk aan de Kerklaan (tegenwoordig: Ontmoetingskerk). De predikant hield zijn toespraak tijdens een dankstond voor de bevrijding uit de Duitse onderdrukking op zondagavond 6 mei. Zijn preek is op verzoek indertijd in druk uitgegeven en bevindt zich in het archief van de Historische Kring.
Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 152 [2020-2]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.
Samenvatting/bewerking Cees Meijer
6 mei 1945 in de Gereformeerde Kerk aan de Kerklaan, Laren
In zijn voorwoord schrijft ds. Wielenga dat “dit woord in ijltempo is geschreven op die onvergetelijke Zondag 6 mei, tussen de beide kerkdiensten in. Een uur voor den morgendienst bereikte mij eerst het groot blijde nieuws van de bevrijding. Ik had mijn tekst met een kleine schets voor de dankstond wel klaar liggen maar kon die eerst uitwerken in de eigenlijke dank- en feeststemming.” De samenkomst in het stampvolle kerkje ving aan met het gezamenlijk staande zingen van het Wilhelmus. In de kerk wemelde het van oranje, rood, wit en blauw. Boven de kansel was een vlag gespannen, van onder de Bijbel hing een oranje doek omlaag.
Wij zijn ontkomen
‘De strik gebroken’ verwijst naar een vers uit psalm 124: Onze ziel is ontkomen als een vogel uit de strik des vogelvangers, de strik is gebroken en wij zijn ontkomen. “Zo hebben wij het toch gevoeld al die jaren. Het was de strik van de tirannie. Ons vrije volk gekneld door een tirannie, niet minder hard en geraffineerd dan de dwingelandij van Philips van Spanje, door een machtsapparaat niet minder geslepen werkend dan zijn inquisitie”. (….)
Wielenga vervolgde: “Het begon zo zacht flemend. We zijn niet gekomen om u iets op te dringen. Maar al meer en meer werd elke vrije meningsuiting bedwongen. Alles aan banden of ontbonden. De pers gebreideld, onze verenigingen opgeheven. Zo ontviel ons het een na het ander. Al feller en stekender begon deze tirannie ons hart te doorwonden. Een heidense wereld- en levensbeschouwing waarvan het devies was: ‘Geloofd zij wat hard maakt’, zoals het hier in de door de Duitsers bezette Broederschool aan de ingang stond te lezen. Een leuze van Nietzsche, de grote profeet van het nationaal-socialisme.”
Nog een andere strik
“Daar was nog een andere strik, behalve die van de tirannie, namelijk van de oorlog zelf. In mei 1940 was het spoedig gedaan, hebben wij er nauwelijks wat van gemerkt. Maar nu eind ’44, begin ’45 kwam het geweld van de oorlog veel heviger terug op onze bodem. Twee geweldige machten botsten op onze vaderlandse grond, die wreed werd opengereten, hele gebieden werden verwoest door het water of door het vuur. Denk aan het arme Zeeland, aan Brabant en de Betuwe. (…) Zo kwam de gordel van vuur al dichterbij als een verterende prairiebrand. Het front verschoof naar Utrecht, naar de rand van ’t Gooi. Het gedreun van het geschut drong al duidelijker tot ons door. Kanonnen werden in Laren opgesteld. Het vredige Eemnes tot oorlogsgebied verklaard. De toestand werd zeer gevaarlijk. We voelden ons echt gevangen en benauwd en bedreigd. Zouden onze mooie dorpen verwoest worden? Er hing een onweer boven ons. Ieder ogenblik kon de bliksem uitschieten en inslaan.”
En verder: “En toen kwam die vreemde stilte, alleen verbroken door het geronk van de vliegtuigen, die geen bommen maar voedsel uitwierpen. En ten slotte met horten en stoten alsof het nog niet mocht, de capitulatie. En heden de vlaggen uit! Vrede -Vrijheid! De strik is gebroken op het moment dat hij ons zou vatten.”
“En nog op een andere wijze waren wij omstrikt, namelijk door de honger. Ook die begon al meer te nijpen en te knellen. We waren al echt in de greep van de honger. We kregen al minder. Geen voorraad meer. Geen distributie meer. Met moeite werd er nog wat bijeen gescharreld van heinde en ver. Velen hebben groot gebrek geleden en velen zijn van de honger gestorven, althans in de steden.” En sprak iets later ds. Wielenga: “De strik brak los en wij zijn vrij geraakt. En nu liggen vijf ontzettende jaren achter ons. Nu is het historie – verleden. Nu kunnen we de data invullen: 10 mei 1940 – 5 mei 1945. De nacht is voorbij gegaan en het licht begint door te breken, de weg gaat nu weer langzaam omhoog.” (….)
Mooie Laren gespaard
De predikant kijkt terug: “Er is veel verwoest, maar ook nog veel gespaard, vooral in deze drie provincies. (Noord- en Zuid-Holland, Utrecht-cm). Het had nog zoveel erger kunnen zijn. Hoe is ons mooie Laren gespaard gebleven, wel onttakeld van bomen, maar niet vernield. Wat een zegeningen hebben wij hier genoten, wij hebben nooit een kerkdienst hoeven af te zeggen. Vorige Zondag ingeperkt tot een halfuurdienst, maar toch twee diensten gehouden.(…) Vanaf die Pinksterzondag 12 mei 1940. Herinnert ge u nog hoe we hier toen samen waren met al die broeders en zusters uit Baarn. Wat een bewogenheid in die samenkomst. (inwoners van Baarn waren geëvacueerd – deels naar Laren – in verband met de Grebbelinie die ook langs de Eem liep – cm). Dikwijls hebben we dienst gehouden onder dreiging en druk, liepen de Duitse soldaten met geveld geweer in de straten om mensen te vangen, voelden de mannen zich in de kerk zelfs niet veilig en bleven weg.” (…)
Ds. Wielenga sloot af: “Ja, de Hulp des Heren was met ons. Ja, Hij heeft Nederland bewaard. En onze koningin leeft nog! Oranje en Nederland werden weer herenigd. Dit is door de Here geschied, door zijn Hulp. Die hulp was er ook voor de gevangenen. Zij zijn wonderbaarlijk gesterkt in hun leed en pijn. Hun brieven getuigen ervan, ook van gevangenen uit onze gemeente.(…) Ik denk aan die jonge held, getroffen door Duitse kogels, bij wiens ziekbed ik geroepen werd in het St. Jansziekenhuis. Hij was stervende. Rustig verklaarde hij gestreden te hebben in de overtuiging dat dit de antichrist was. Ik moest hem voorlezen uit Openbaring: de overwinning van Christus op het beest.
Wij willen deze helden, die het zozeer verdiend hadden dit grote uur te beleven, eerbiedig dankend gedenken. (…) Laat ons nu opstaan en in enige ogenblikken stilte onze gevallenen gedenken.”
Alle kerkgangers rezen van hun zitplaatsen op en in volstrekte stilte herdachten wij hen die van ons weggenomen zijn en aan wie we mede de bevrijding te danken hebben, schrijft de dominee.