Louise Marie (Lou) Loeber (1894-1983)
Louise Loeber werd op 3 mei 1894 geboren in Amsterdam als eerste telg van de kinderrijke familie Loeber (3 meisjes en 4 jongens). Haar ouders waren Carl Gerhard Loeber en Charlotte Landré.
Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 143 [2018-1]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.
Mary van der Schaal
Kunstschilder, tekenlerares, etser, glasschilder, illustrator
Het gezin woonde aan de Nassaukade in Amsterdam. De vader Carl Gerhard was een welgestelde papierfabrikant. In 1901 verhuisden zij naar een villa in Blaricum ‘De Zonnenhoef’, die pa Loeber onder architectuur had laten bouwen op de grens van Laren en Blaricum. De kinderen bezochten daar de lagere school die door hun vader zelf was opgericht en die tot 1907 ook was ondergebracht op ‘de Zonnenhoef’. De kinderen van de kunstschilder August Legras, medeoprichter van deze school, kregen er tevens les.
Huize Loeber bood de kinderen een zorgeloze jeugd die gekenmerkt werd door een alternatieve levenswijze waar kunstenaars en muziekminnende personages vrije toegang hadden. Lou maakte dus op jonge leeftijd al kennis met die wereld en nam zich zelf voor om schilderes te worden. Op de middelbare school trok haar toch ook een studie biologie sterk aan. Maar omdat daarbij vivisectie te pas kwam, was dat een onderwerp dat haar helemaal niet bekoorde en besloot zij toch tot het kunstenaarschap.
In 1913 ging zij les nemen bij Legras om zich voor te breiden op het toelatingsexamen van de Rijksacademie in Amsterdam. De eerste keer mislukte dat, de tweede maal was succesvol. Tijdens haar academiejaren woonde zij in het meisjespension van Suze Bauer. Daar werd haar vriendenkring uitgebreid met Elly Tamminga, Tine Denninghoff-Stelling en Carry van Bruggen.
Zij volgde twee jaar tekenles bij C.L. Dake en Martin Monnickedam en een jaar schilderles bij Nicolaas van der Waay. Omdat deze lessen haar niet meer voldeden vertrok zij naar huis en ging verder met schilderen in het atelier dat haar vader voor haar had laten bouwen in de tuin van de ‘Zonnenhoef’.
Aanvankelijk werkte zij in een door het luminisme beïnvloede stijl maar gaandeweg ontwikkelde ze socialistische ideeën die uitermate bepalend werden voor haar werk.
In 1919 maakte zij kennis met de kunstschilder Toon Verhoef (pseudoniem van Karel Luberti) die grote invloed zou hebben op haar kunstopvattingen. Zij keerde zich af van het naturalisme en helde over naar het kubisme. Schilders als Piet Mondriaan en Bart van der Leck zag ze als geestverwanten. Het was ook belangrijk dat Verhoef haar wegwijs maakte in de samenhang van de moderne kunst en het socialisme. In 1925 werd zij lid van de Sociaal Democratische Partij. Ook werd zij lid van de Vereniging van Beeldende Kunstenaars Laren–Blaricum.
In 1921 had Lou haar eerste expositie in de Kunstzaal Reddingius (Hilversum). In die jaren heeft zij ook verschillende reizen gemaakt. Zo verbleef ze in 1922 enige maanden in Eisenach (Duitsland), reisde zij door naar Spanje en Portugal (1924) en bracht enkele vakanties door in België.
De schetsen die zij op deze reizen maakte vormden later de basis voor de schilderijen die zij vervaardigde, vooral landschappen waren dikwijls het onderwerp van haar werken.
Maar op gegeven moment vond Lou dat de schilder elk persoonlijk element uit zijn kunst moest weren en alleen uiting moest geven aan een innerlijk beeld van universele harmonie dat ieder mens bezit. Landschappen, stillevens, portretten en stadsgezichten bleven toch nog wel het uitgangspunt van al haar naar abstractie zwevende weergaven.
In 1927 was zij betrokken bij de oprichting van De Socialistische Kunstenaarskring (SKK) waar ze vele geestverwanten tegenkwam, onder andere Peter Alma, Fré Cohen en Gerd Arntz. Daar ontmoette zij ook schilder en astroloog Dirk Koning. In 1931 trouwden zij. Ze waren gelijk geïnteresseerd. Allebei progressief, allebei pacifist, allebei socialist, bovendien allebei vegetariër en geheelonthouder. Zij gingen wonen in haar ouderlijk huis ‘de Zonnenhoef’ in Blaricum.
Echter op zeker moment begon er onenigheid in genoemde kunstenaarsgroep te ontstaan over de opvatting wat nu eigenlijk ‘socialistische kunst’ was. Dit zou leiden tot het uiteenvallen van de SKK.
Toen de tweede wereldoorlog uitbrak weigerde Lou lid te worden van de Kultuurkamer. Zij verdiende haar sporen in het verzet en kwam er nauwelijks meer toe om te schilderen. Daarom gingen alle beperkingen die de niet-leden van de Kultuurkamer werden opgelegd door de bezetter, langs haar heen. Het streven naar een harmonische samenleving ook na de oorlog was een belangrijke drijfveer achter haar werk. Haar composities werden complexer maar nog steeds zoekend naar strakke rechtlijnige weergave in een helder kleurengamma.
Lou leefde vrij teruggetrokken. Toen er echter een groep geometrisch-abstract werkende kunstenaars op zoek ging naar hun wortels, kwam haar werk weer in de belangstelling. In 1872 hield Galerie d’Eendt in Amsterdam een verkoopexpositie van haar werk die door de recensenten zeer goed werd ontvangen. De critici prezen haar ingetogen en sterke manier van werken en ook haar engagementen. Zij zagen in haar een bewust levende vrouw die een ideaal trachtte te verwezenlijken.
Nadat zij in de tijd voorafgaande aan deze expositie hooguit 2 werken per jaar verkocht, verkocht ze binnen een maand 42 schilderijen. Zij had de aandacht van een groep jonge kunstenaars en besloot zich daarbij aan te sluiten. Verschillende keren heeft zij met deze jonge mensen exposities gehouden. Begin tachtiger jaren begon zij verklarende teksten bij haar ontwerptekeningen en schetsen te schrijven maar dat heeft zij nooit kunnen voltooien.
Haar man Dirk Koning was in 1978 overleden en ook Lou voelde dat haar gezondheid langzaam achteruit begon te gaan. Zij heeft nog in 1974, 1980 en 1983 overzichtstentoonstellingen van haar werk georganiseerd. Zij overleed in 2 februari 1983 in Laren.
Bronnen: Ingrid Glorie, Devalk/kunstenaars/Internet.