Kobus de Graaff (1876-1936)
Jacobus Willem (Kobus) de Graaff kwam in 1876 in Zeeland in de plaats Oud-Vossemeer ter wereld. Na zijn lagere schooltijd ging hij aan de Normaalschool in Tholen de opleiding volgen voor onderwijzer en tekenleraar(1890-1892). Daarna heeft hij maar een korte tijd lesgegeven als tekenleraar in Bergen op Zoom. In 1893 vertrok hij naar Amsterdam om een ‘moderne’ opleiding in de Sier- en Tekenkunst te volgen. De nieuwe museumscholen waren op de zolderverdieping van het Rijksmuseum in Amsterdam gevestigd.
Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 146 [2018-4]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.
Mary van der Schaal
Kunstschilder, Beeldhouwer, Meubelontwerper en Meubelmaker
In die tijd ontwikkelde zich een nieuw kunstgevoel. Een soort variant van wat in Frankrijk de Art Nouveau en in Duitsland de Jugendstil wordt genoemd. Het was een soort van kritiek op de ‘over-versierde’ producten. Men was uitgekeken op de overvolle ornamenten die te pas en te onpas op de onderwerpen werden weergegeven, zonder enig vormgevoel of begrip voor het materiaal waarmee gewerkt werd. Later werd het ‘de Lelijke Tijd’ genoemd.
Men verlangde naar eenvoudige versieringen, met een minimum aan beweging in het motief, rustig, eenvoudig en rustiek. De gedachte was dat deze nieuwe producten een heilzame en verheffende werking op de mens zouden hebben waardoor uiteindelijk een betere samenleving tot stand zou komen (sierkunst uit het Gooi rond 1900). Het kunstonderwijs begon zich drastisch te veranderen. Op de nieuwe kunstscholen werden veelzijdige opleidingen gegeven in tekenen, boetseren, beeldhouwen en houtsnijden. De leerlingen werden in aanraking gebracht met andere kunststijlen, zoals de Oudheid, Middeleeuwen en de Gotiek. Ook haalde men inspiratie uit andere culturen zoals het Verre Oosten – China, Indonesië, Japan – en de kunstuitingen in Egypte, Perzië en Syrië.
Zelfs de natuur werkte mee aan hun nieuwe gevoelsuitingen. De gekleurde aderen in marmer, houtnerven, de vormen van bladeren, kleuren van vlinders enzovoort werden bekeken en nagetekend. Daarna werd er geprobeerd deze elementen te vereenvoudigen en te stileren.
Zo werden de studenten langzaam gewend aan de eenvoudige decoratieve stijl. De natuurlijke groeiwijzen van een blad of bloem werden zo nieuwe onderwerpen voor ornamenten in hout, of als omranding van tekst. Het zoeken naar nieuwe stijlvorm blijkt uit vele discussies en kritieken op het werk van elkaar. Langzamerhand nam de kritiek op het werk van medestudenten af en begon men te wennen aan een sterk vereenvoudigde versiering van houtwerk, teksten, boeken en zelfs in de bouwkunst bleef het niet onopgemerkt. Lambertus Zijl (1866-1947) maakte veel gemodelleerde gipsornamenten waarmee de beeldhouwer Mendes da Costa zijn eerste vaasjes en bloempotjes versierde. De boekversieringen en batiks van Dijsselhofs houtsneden en aquarellen van Nieuwenhuis vielen op door hun eenvoud en stille schoonheid.
Jacobus de Graaff had een sterke belangstelling voor beeldhouwkunst en houtsnijden. Van 1896–1898 was hij leerling van Joseph Mendes da Costa aan de Industrieschool van de Maatschappij van de Werkende Stand aan de Groenburgwal te Amsterdam. Hij werkte van 1898–1900 op het atelier van Lambertus Zijl. Deze jaren waren voor de Graaff van zeer grote invloed op zijn verdere leven. Mendes da Costa en Zijl waren de belangrijke vernieuwers in de beeldhouwkunst. Zij maakten beelden van mensen en dieren uit hun naaste omgeving, aanvankelijk nog impressionistisch, maar later gestileerd. Zij waren de zogenaamde sierkunstenaars.
Jacobus werd een meester in het houtsnijden en meubelgebeuren. Hij voelde zich sterk tot deze kunst aangetrokken en het ontwerpen van meubels deed hij met het grootste genoegen. Hij gebruikte altijd massief hout en de versieringen bleven tot het noodzakelijke beperkt. Hout bleef hout, koper bleef koper en ijzer bleef ijzer. Het materiaal werd niet geschilderd of bewerkt totdat het op een ander materiaal leek, maar bleef zijn eigen beeld behouden.
Jacobus de Graaff werd een bekend meubelontwerper. Hij had een eigen meubelwerkplaats in het Gooi. Hij vervaardigde meubels en gebruiksvoorwerpen die mensen dagelijks nodig hebben. Versierde de meubels op simpele wijze met bloem- en plantenmotieven, dieren en afbeeldingen van spelende kinderen. Vanuit deze motieven maakte hij gaandeweg meer beeldhouwwerken.
In 1903 startte Jacobus de Graaff een eigen meubelwerkplaats in Blaricum. Zelf ging hij in Laren wonen aan de Oude Heiweg 21. Aanvankelijk waren zijn meubels nogal zwaar omdat alles van massief hout werd gemaakt met scherpe vormen. Maar langzaam aan kwamen de meubels die hij ontwierp er eleganter uit te zien. De firma breidde zich steeds meer uit. Het ging De Graaff goed en uiteindelijk telde zijn zaak zeven medewerkers.
Eindeloos ontwierp hij kasten, tafels banken, stoelen, spiegels schilderijlijsten boekenrekken, buffetten en kapstokken, teveel om op te noemen. De versieringen van deze ontwerpen waren meestal geïnspireerd op de natuur. Randen langs lijsten, leuningen, meubels en andere voorwerpen; van vogels, kinderen, bladeren en bloemen, heel eenvoudig maar genoeg! Een ritmische herhaling van motieven die een grote rust en eenvoud uitstraalden.
In 1905 bracht hij een uitgebreide catalogus uit. Een eenvoudige prospectus met vele afbeeldingen van zijn ontwerpen. Echter in het begin had hij nog al eens moeite met de juiste plaatsing van de ornamenten doch al doende leert men! In 1910 werd zijn bedrijf in Hilversum door brand verwoest. Een faillissement bleef niet uit. Uiteindelijk is hij teruggekeerd naar zijn oude liefde: de vrije beeldhouwkunst. Jacobus de Graaff overleed op 18 april 1936.
Bronnen: Goois Museum, Bep G.L. De Boer, De Valk/Lexion.