Kerklaan 8 (deel 3)
Achter ons huis lag de kwekerij van Jan de Leeuw, mijn grootvader van moeder’s kant. Het bestond uit drie broeikassen waarvan er twee werden verwarmd. Die verwarming bestond uit tamelijk grote warmwaterbuizen. De kachel werd gestookt met cokes, die gekocht werd van Teus van Nel, de kolenboer op de Groene Gerritsweg.
Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 97 [2006-3]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.
Cees Majoor
Jeugdherinneringen aan onze kwekerij.
In de winter wanneer het vroor, werden er rietmatten uitgerold op de broeikassen om de warmte enigszins binnen te houden. Daarom was 12.30 p.m. het “heilig-5 minuutje” op de radio vanwege de mededelingen voor land en tuinbouw. We moesten weten of er vorst kwam om dan de nodige maatregelen te treffen. In de warmste kas, de “kleine kas” genaamd, werd hoofdzakelijk gezaaid en “verspeend”. Dat gebeurde in Februari. Uren heb ik daar doorgebracht met het “verspenen” (uitprikken) van eenjarige plantjes die later verpot werden en in de onverwarmde kas (oranjerie) werden gezet. Tussen de kleine kas en de oranjerie lagen zo’n 5 broeibakken. Het was zwaar werk om de ramen die erop lagen te versjouwen. Die bakken moesten ook gelucht worden door middel van houten blokken. De twee naast de kleine kas waren ook verwarmd en hadden ook rietmatten. We maakten zelf bladgrond, hoofdzakelijk van blad van het “Pastoorse bos”. Na een jaar werd dat vergane blad gezeefd door een fijn gaasspiraal van een bed. Kunstmest bestond nog niet of werd niet gebruikt.
Als de klanten in de lente tuinplanten kwamen kopen werden de plantjes vakkundig uit de potjes getikt (onderste boven) zodat de klant een plant kreeg met goede kluit. Die werden in krantenpapier gewikkeld. De potjes werden het jaar daarop weer gebruikt. Groentenplanten (boerenkool, spruitkool, sla etc.) werden in de volle grond gezaaid en zorgvuldig met een schop of “greep” eruit gehaald. Achter de kleine kas lag de “grote kas” die ook verwarmd werd, daarin stonden veelal vorstgevoelige plantjes en de sierpalmen voor de kerkversiering. Daarnaast stond een schuur met voorin het tuingereedschap en achterin een geitenkooi. Mijn grootvader dronk altijd geitenmelk. Naast de oranjerie (waarin ook druiven groeiden die “gekrent” werden rond St Jan) stond nog een schuur waar ruimte was voor een handkar en een varkenskooi. Op een dag liet ik die varkens aan een vriendje zien door het deurtje te openen. De varkens schoten eruit. De afloop weet ik niet meer, zo erg was ik geschrokken. Mijn broers en ik hebben jarenlang schillen opgehaald bij mensen in de buurt en bij familie. Die waren dus voor de geiten en varkens. Natuurlijk genoot ons gezin mee wanneer er geslacht werd.
De handkar werd vooral door mijn vader gebruikt in vroegere dagen en minstens een keer om aardappels te halen uit Zwolle tijdens de hongerwinter. Op de terugweg moest hij in een greppel duiken in de polder van Eemnes vanwege vijandige vliegtuigen. De kar werd later vervangen door een fietskarretje. Die heb ik persoonlijk voor het laatst gebruikt om mijn ouders te verhuizen in 1973 van de Kerklaan naar de Geuzenhoek. Dit fietskarretje kon met een stang achter een fiets worden geschroefd. Zo bracht mijn vader veel tuinafval naar onze kwekerij. Dat werd opgeslagen in “de biezem”, het lagergelegen deel van de kwekerij waar ook drie bunkers lagen. Het grensde aan de St.Aloysius School en de latere kosterswoning achter het “Schering en Inslag” gebouw. Op die drie bunkers heb ik vaak gespeeld. Rond Pasen werd dan verlof gevraagd aan de politie om die opslag van huisvuil te verbranden. Dat was ons “Paasvuur”!
In “de biezem” stonden vaste planten, sierstruiken en coniferen. In die coniferen nestelde elk jaar een staartmeesje. Ik vond dat toen het meest ingenieuze nestje van donzig materiaal dat ik kende. De coniferen takken werden als foliant voor boeketten gebruikt in de bloemenwinkel van mijn moeder. Zij kocht snijbloemen en potplanten in. Ook werd er zaad verkocht. In Januari was het zakjes stempelen met de datum van verpakking, daarna vullen met zaad en dicht plakken. Tot op de dag van vandaag snap ik niet dat tuincentra in Nieuw-Zeeland (en Nederland?) niet de datum van verpakking er op zetten. Met alleen de verloopdatum weet je nooit hoe oud het zaad is. St. Jan en Kerstmis waren topdagen van drukte voor winkel en kwekerij. Mijn moeder was een expert in het maken van Kerststukjes en bruidsmandjes voor de bruidjes met St. Jan. Heel veel van die bestellingen heb ik bezorgd op fiets of brommer. Het hoogtepunt was altijd een bruidsboeket. Mijn moeder stond dan heel vroeg op en arrangeerde het boeket terwijl ze voor een grote spiegel zat, zij kon zich op die manier een goed beeld vormen van de bruid met het bruidsboeket, net zoals we kleren aanpassen voor een spiegel.
Terugkijkend heb ik als jongetje veel ervaring op gedaan in de kwekerij en bloemenwinkel. Ik heb er nooit voor gestudeerd. Vandaag aan de dag onderhoud ik tuintjes voor bejaarden als vrijwilligerswerk. Het zit in mijn bloed.
Tot slot nog dit: door de beperkte ruimte in het blad heb ik mijn drie artikeltjes in een soort telegramstijl gegoten. Daardoor ontbreken de meer persoonlijke, emotionele uitdrukkingen in mijn jeugdherinneringen. Maar desondanks heb ik met genoegen de herinneringen herleefd. Het heeft me verbaasd hoe de feitjes terugkwamen terwijl ik aan het schrijven was. Een fijne belevenis!