Julia De Graag (1877-1924)
Anna Julia (“Julie”) de Graag werd geboren in Gorinchem op 18 juli 1877. Zij was het vierde kind uit een gezin van zes. Haar vader was inspecteur der Registratie en Domeinen. De moeder een verdienstelijk amateur-schilderes. Toen Julia drie jaar was verhuisde het gezin naar Den Bosch. Al vroeg openbaarde zich haar belangstelling voor de natuur, evenals haar aanleg voor tekenen en voor uiterst fijn handwerk. Rond 1900 volgde zij haar ouders naar den Haag, werd leerling van de Academie voor Beeldende Kunsten onder leiding van J.J. Aarts, en behaalde daar ook haar MO-akte tekenen. In 1901 kwam zij in contact met kunstcriticus H.P. Bremmer. Zij had grote bewondering voor zijn stijl en nam deel aan zijn cursussen.
Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 101 [2007-3]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.
Mary van der Schaal-De Valk
Bremmer had een bijzondere manier om de kunstgeschiedenis te doceren: zijn lessen bestonden vaak uit een diepgaande ontleding van één kunstwerk waarbij werd gekeken hoe de kunstenaar zijn gevoelens en bedoelingen in lijn, kleur, vorm en compositie tot uitdrukking had proberen te brengen. Julia begreep dat het heel belangrijk was de mens achter het kunstwerk te leren kennen. Doordat zij veel ziek was heeft zij de lessen niet zo lang kunnen volgen.
In 1904 ging Julia op zichzelf wonen in Laren, in het huis van timmerman Van Wingerden. Zij kwam in contact met de beeldhouwer Mendes da Costa en schilder Bart van der Leck. Bart inspireerde haar tot meer gestileerd werk zoals houtsneden.
Haar eerste tijd in Laren woonde zij in de rechterhelft van de boerderij van Bart Majoor aan Zevenend 62, die in de nieuwjaarsnacht van 1908 volledig afbrandde, waarbij een deel van haar werk verloren ging. Alleen haar hond en een portefeuille met tekeningen konden uit de vlammen gered worden. Veel vroeger werk is bij deze brand verloren gegaan. Gelukkig waren vele houtsneden al eerder verspreid. Na de brand liet Julie een nieuw huis bouwen aan de overkant van de afgebrande boerderij, nu Zevenend 93 te Laren. Omdat ook haar uitrusting voor het maken van houtsneden verloren was gegaan, probeerde zij zich enige tijd toe te leggen op schilderen. Maar op aanraden van Bremmer keerde zij toch weer tot houtsneden terug. Naast haar werk gaf zij enkele uren per week tekenles op een meisjesschool in Utrecht.
Rond 1916 beleefde de kunstenares een uiterst productieve periode. Het lesgeven had zij vanwege haar slechte gezondheid moeten opgeven omdat het fysiek te zwaar voor haar werd zodat ze ongestoord uren in haar atelier thuis kon werken aan haar houtsneden. In 1922 heeft ze enige tijd in Rothenburg in Duitsland geschetst om daarna haar schetsen thuis om te zetten in houtsneden.
Tijdens haar leven exposeerde Julie de Graag regelmatig bij twee Haagse kunsthandels; daarnaast stelde zij haar werk op exposities van de “Vereeniging ter Bevordering der Grafische Kunst” tentoon. Tijdgenoten hebben haar werk steeds positief ontvangen. Critici prezen de “zuiverheid, soberheid en eenvoud” van haar werk, alsmede haar grote controle over het materiaal. De laatste jaren van haar leven maakte zij steeds meer tekeningen en prenten met morbide onderwerpen zoals een dood vogeltje en een dode mol. Hoewel de keuze van het onderwerp Julies gemoedstoestand weerspiegelde, bleven vorm en lijn tot het einde toe uitzonderlijk krachtig. Hieruit blijkt, dat het leggen van een verband tussen levenssituaties en werk van een kunstenaar, hoezeer dat ook voor de hand lijkt te liggen, toch in veel gevallen gecompliceerder is dan meestal verondersteld wordt.
In 1924 is Julia de Graag overleden. Het Centraal Museum Utrecht heeft werken van haar evenals het Rijksmuseum Kröller-Müller in Otterlo.
Bronnen: De Valk Lexion kunstenaars, “Juffers en Joffers” door Ingrid Glorie, Pieter A. Scheen