Het zwijgen van Laren

Het zwijgen van Laren

In oktober 1991 verscheen er in Vrij Nederland een artikel van Jeroen Terlingen: De barones en haar joodse onderduikers. Het zwijgen van Laren. In dit artikel schrijft Terlingen over Frau Baronin van Schuiringa van Otto die woonde in een villa aan de Vredelaan(!) en daar haar NSB-vrienden, maar ook de plaatselijke bevolking fêteerde.

Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 87 [2004-1]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.

Lenie Otto is afkomstig uit Marienberg in het voormalige Oost Duitsland. Na de Eerste Wereldoorlog kwam zij naar Nederland om te werken. In Den Haag leerde zij Jan Jacob Schuiringa kennen, een paardenhandelaar. Deze haalde haar over in Laren een pension te beginnen, waar hij op de Sint Janstraat net een manege had gekocht. In maart 1935 trouwde Schuiringa met Leni Otto, twee weken later was hij dood. Na zijn dood werd Leni een rijke vrouw. In de magere jaren voor de oorlog was de rijke weduwe een mooie bron van inkomsten voor de middenstand en het huishoudelijk personeel. Vrienden en kennissen werden met Kerst overladen met kado’s. De weduwe liet zich Frau Baronin von Schuiringa von Otto noemen. Zij meende onterecht van adel te zijn, Schuiringa was slechts dijkgraaf.

In 1931 ging zij naar Duitsland waar zij de joodse broers Karl David en Siegmund Horn leerde kennen. Op 6 december 1941 vluchtten deze zakenlieden vanuit Keulen naar Nederland en doken onder bij de weduwe Schuiringa. Buurtbewoners herinneren zich de broers goed, ze waren dikwijls buiten aan te treffen. In juli 1942 verdwenen de broers Horn plotseling. Ze vonden het veiliger naar Zwitserland te vluchten, de bevriende dierenarts bracht hen naar de grens. Siegmund Horn had voordien met behulp van de plaatselijke brigadier van politie een schenkingsakte opgesteld: als hem of zijn broer gedurende de verdere oorlogsjaren iets zou overkomen, erfde ‘liebster Helena’ (Leni) hun bezittingen. Een paar weken na het vertrek van de broers kwam het bericht dat ze waren omgekomen: Karl David had veronaltabletten ingenomen en Siegmund was neergeschoten toen hij probeerde te vluchten. Na de oorlog klaagde de weduwe dat zij eenzaam was, nu er niets meer te halen viel, bleef men weg. Haar NSB vrienden zaten in de gevangenis en de bevriende politieman was verwikkeld in de zuivering van het politie-apparaat van Laren. In september 1950 werd Leni failliet verklaard, zij had hoge schulden bij onder meer de Larense middenstand. 31 Augustus 1950 maakte zij een einde aan haar leven door zich in Bussum voor een bus te werpen.

Maar daar eindigt het verhaal niet. Na de dood van Leni vertelde de tuinman rond dat er ‘handel’ in de tuin van de weduwe Schuiringa lag. De tuinman had een diepe kuil moeten spitten en had deze de volgende avond weer moeten dichtgooien. Korpschef Boog gaf op 22 oktober 1951 opdracht om te gaan spitten in de tuin op de Vredelaan. Er werd een gruwelijke vondst gedaan: in de kuil werden de lichamen gevonden van de gebroeders Horn. De dierenarts en de bevriende politieman werden gearresteerd. Ze zaten slechts enkele maanden in voorlopige hechtenis, betrokkenheid bij de moorden kon niet bewezen worden. Diverse mogelijke getuigen kwamen later onder vreemde omstandigheden om het leven.

Karl David en Siegmund Horn werden door familie herbegraven op de joodse begraafplaats in Muiderberg.


Lees ook: De hongerwinter 1944-’45 en de barones van Laren