Herinneringen van de dierenarts
Vergeleken met het vorige artikel zijn we nu 15 jaar verder. Natuurlijk wel degelijk historisch want het is 1 februari 1961. Ik wilde altijd gedurende mijn studietijd al een dierenartspraktijk opstarten in mijn geboorteplaats want waar kun je nu beter wonen en werken? Dankzij mijn al eerder genoemde oom Timo wist ik dat een grote villa tijdelijk beschikbaar was in het centrum precies op de plaats waar nu de SNS bank gevestigd is.
Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 127 [2014-1]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.
Bert Snelder
Deze villa werd ‘Lucorna’ genoemd naar de oorspronkelijke bewoonsters de dames Bus die kennelijk overgebleven waren. Zij heetten Lucia, Cornelia en Naatje, brave inwoonsters die hun aardse goederen hadden vermaakt aan de kerk, die deze via mijn oom doorverkocht had aan de SNS en Albert Heijn. Vanzelfsprekend was mijn vestiging niet, want mijn buurtcollegae zaten niet bepaald op mij te wachten en gelijk hadden ze want het aantal veehouders begon toen beduidend terug te lopen. Wat levert meer op een bundertje rogge of een hectare bouwgrond nietwaar?
Wat toen nog niet begrepen werd, was dat rond die tijd de behandeling van kleine huisdieren zich pas goed begon te ontwikkelen want behalve een schriftje met wat collegestof en 4 weken co-schappen was de opleiding wat dat betreft wel voltooid en hoe anders is het nu! Meer dan de entingen tegen hondenziekte en de castratie van katers gebeurde er niet en zelfs dat was al een hele onderneming. Het arme dier werd in een speciaal daartoe ontwikkeld kistje gestopt waarbij het achterlijf vrij bleef, plaatselijk verdoofd en kon door een luchtspleet volgen hoe zijn juwelen in een bakje verdwenen. Kon dat niet anders? Nee, want een betrouwbaar injecteerbaar narcosemiddel was toen nog niet voorhanden en een narcosekapje met een gasnarcosemiddel b.v. ether gaf een zodanige stress dat wanneer de poes eenmaal bewegingloos was, dat te vaak voor altijd was. Nee veel vertrouwen was er toen nog niet en als bijvoorbeeld een poes moest worden gesteriliseerd, werd er gevraagd of ik dat zelf wilde doen.
Een andere treurige taak was het laten inslapen van een veelal dierbare huisgenoot. Het gestorven dier werd dan bij mij achtergelaten, diercrematoria bestonden toen nog niet, sommigen werden thuis begraven maar de meeste bleven bij mij achter waarbij ik door de slechte contacten met mijn vakbroeders niet wist wat je daarmee aan moest. Daar had ik het volgende op gevonden. Voor een gulden was een scholier bereid een kuil van anderhalve meter te graven, verplicht, en dus opgelost. Dat moet, toen de grondwerkzaamheden bij de bouw van de nutsbedrijven begonnen, een groot knekelveld hebben opgeleverd maar ik heb er nooit iets van gehoord.
Na twee jaar moest ik mijn startadres verlaten en na een kort intermezzo op de Jagersweg heb ik mijn werk voortgezet op het Mauvezand 19, waar meegaande met de enorm toegenome kennis en behandelingsmogelijkheden een aparte behandelingsruimte werd opgezet. Daarbij hielp het natuurlijk ook dat mijn echtgenote een ervaren operatieverpleegkundige was geweest en ik bovendien goed bevriend was met Prof. Koekenberg een vermaard orthopeed die mij met veel technieken en materialen die door hem niet meer werden gebruikt, heeft verrijkt. De eerste keizersnede in de regio op stal verricht bij een koe heb ik samen met hem in Eemnes tot een goed einde gebracht. Toen het tot iedereen doordrong dat een verlossing zo ook kon, werd de oude methode om een te groot kalf met een speciaal instrument binnen de koe te ontleden, een enorm zware en riskante klus, meer en meer verlaten. Het hielp natuurlijk dat een koe weinig gevoelig was voor infecties. Intussen waren ook de gezondheidsdiensten tot leven gekomen teneinde een eind te maken aan de melk als bron van de verspreiding van tuberculose. Hoeveel dorpsgenoten zullen niet vroegtijdig overleden zijn aan de gevolgen van deze ziekte. Daarom heb ik nooit begrepen waarom de veehouders zich zo verzetten tegen de in hun ogen onnodige jaarlijkse kwelling van hun dieren. Dat verzet was er niet bij de eveneens verplichte enting tegen Mond- en klauwzeer, een wijd verbreide voor de getroffen dieren bijzonder pijnlijke infectie die het melken erg lastig maakte. Rundvee werd gezien als bijzonder weinig intelligente fabriekjes waar aan de ene kant het gras naar binnen ging om er aan de andere kant als melk weer uit te komen. Vergis je niet. De entingen werden verricht in het voorjaar voordat de dieren weer naar buiten gingen. De entstof bevond zich in een grote bruine fles die aan een riem om je middel werd gedragen. Bij het zien van deze uitrusting ontstond er in de stal grote onrust en als er een was die bij de prik loeiend van zijn onvrede kond gaf, was dit het sein voor alle dieren om een algemeen concert op te starten dat tot in wijde omtrek te beluisteren viel.
Intussen was de relatie met de buurtcollegae sterk verbeterd omdat ik de keizersnedes voor hen mocht verrichten. Bovendien was de behandeling van de zogenoemde kleine huisdieren goed op gang gekomen vooral omdat men merkte dat het hielp, niet in het minst door het toen pas op gang gekomen gebruik van antibiotica en de verbeterde operatie-technieken. Ik kende ook het voorrecht om diergeneeskundige informatie te geven op de T.V. in het programma van de presentatrice Tanja Koen: “Van Nature”. Het was ook het signaal om niet alleen met honden en katten op bezoek te komen maar ook met andere dieren zoals een bejaarde dame die een aluminium pannetje met een ogenschijnlijk gezonde goudvis bij zich had. Ze had tijdens het schoonmaken de kom uit haar hand laten glijden en tussen de scherven het diertje opgevist en wilde weten of er ook van ernstige kwetsuren bijvoorbeeld een hersenschudding sprake was.
In mijn praktijk was ook een aantal kattenvrienden die geen maat kon houden. Illustratief was een bekende figuur in het straatbeeld van Blaricum, een als verpleegster geklede dame bekend als Zuster Trudy die haar royale woning ter beschikking had gesteld aan al dan niet zwervers die, als ze eenmaal naar binnen gelokt waren, behalve een smalle uitloop de buitenlucht niet meer zagen. Klachten van buren aangaande stankoverlast hadden geen effect. Laat daar nou een bekende en gevreesde infectie uitbreken namelijk niesziekte. Signaal om een grondige selectie toe te passen. Drie katten die ogenschijnlijk resistent waren, mochten blijven. Echter na een week kwam de – toen nog – rijkspolitie vragen of ik toch nog eens wilde kijken, de stank was niet weg. Wat bleek, Zuster Trudy had een lokale timmerman 20 kistjes laten maken waarin de gestorven diertjes in het schuurtje lagen opgebaard met een bloemstukje tussen de pootjes. Ze was nog niet overtuigd dat ze werkelijk dood waren en wachtte nog eventjes met de begrafenis.
Er waren natuurlijk ook al veel sportpaarden in de praktijk. Naast de bekende maneges behoorde ook het draverspark van Hilversum tot de vaste dagelijkse visites. De blijdschap hierover kreeg na enige tijd toch een genuanceerd tintje toen bleek dat een deel van de trainers op weg met het geld voor de vergoeding van de diergeneeskundige verrichtingen, onderweg in de tapperij op de hoek van de Soestdijkerstraatweg met collegae nog even de dag doornam. Als je bedenkt dat een paard 15 keer zoveel antibiotica nodig heeft dan een hond of kat, kreeg de opbrengst toch een negatief karakter.
Natuurlijk waren ze niet allemaal zo. Een van hen, een zekere heer Dijkhuis hield wat rundvee op een weiland binnen de omheining van Drakenstein. Beroepshalve betrad ik dus nogal eens Koninklijk terrein en zo ook op 27 April 1967 toen ik daar een koe moest bevrijden van een kalf. ’s Avonds nog gekeken of moeder en kind het goed maakten en aansluitend nog even een versnapering willen nemen in een plaatselijke gelegenheid in Lage Vuursche. Bij binnenkomst ging juist een tableautje met Oranjebitter rond ter viering van het nieuwe jonge leven en in een flits dacht ik dat de geboorte van het kalf bedoeld werd, maar nee onze huidige koning was zojuist ter wereld gekomen.
Intussen was door de groeiende omvang van de praktijk het AMVJ gebouw verkregen wat nu nog dient als diergeneeskundig centrum en aangepast is aan alle moderne diergeneeskundige eisen op de Torenlaan bij de ingang van het centrum. Het is onmogelijk in dit artikeltje alle bijzondere belevenissen weer te geven en het lijkt net of er vroeger meer gebeurde dan nu.
Van allen die ik mij nog herinner – en dat zijn er best nog veel – wil ik er hier nog een weergeven. Iemand uit Blaricum was een regelmatig bezoeker van onze spreekuren met een bijzonder tam parkietje dat altijd los mee ging, praatte en op verzoek pootjes gaf, echter met zijn snaveltje een keer aan het gaas had vastgezeten en sindsdien niet meer goed kon eten tenzij de snavelcure zijn uiterlijk een beetje had bijgeknipt. Zo ook deze zeer regenachtige avond. Na de gebruikelijke verrichting en bij het verlaten van ons werkterrein kwam, wat regelmatig gebeurde, een voertuig in botsing met de auto van de vogelvervoerder. “Jij reed te hard; nee jij kwam uit een uitrit.” Politie erbij; die kwam toen nog. “Mag ik voor het schrijven van het verbaal even in uw auto plaatsnemen?” Tien seconden later stormden 3 ongelukkige heren binnen met een vogeltje dat, nog een paar keer pufte en toen de geest gaf. Dat je zo moet sterven is al erg genoeg maar dan ook nog door een wetsdienaar.
Zo kan ik nog lang doorgaan maar de tijd dat dierenartsen in het voorjaar iedere nacht uit hun bed gehaald werden en voor een koeien- of schapenverlossing bovendien 7 keer per week dienst hadden, een tarief hanteerden die hen juist uit de armoedegrens hield en eigenlijk niet goed op vakantie konden omdat je maar moest afwachten wat voor vervanger je kreeg toegewezen die maar even het probleem wilde aanzien omdat vaak bleek dat het dier ook vanzelf weer beter kon worden is voorbij. Voor spoedgevallen buiten de kantooruren is men nu aangewezen op de hulp van de Kliniek voor kleine Huisdieren in Utrecht. Vroeger gebeurde dat gratis. Nu rekent men bijvoorbeeld voor een baarmoederoperatie 6 à 7000 euro. Veel van de charme van het beroep is verdwenen door alle regelgeving. Bovendien zijn de eigenaren veel mondiger geworden en of dat een voordeel is? Nu zijn ongeveer 40 dierenartsen in de regio werkzaam, niet een behandelt nog een koe.