Herinnering kiemt overal, zelfs uit afsnijsel
Laren is een deftige plaats geworden, dat is alom bekend. Welvaart is algemeen geworden en zorgen voor het dagelijkse brood zullen zeldzaam zijn. Vanuit een nog vooroorlogse periode te kunnen terugblikken maakt duidelijk dat dit vóór-, tijdens- en na de oorlog zeker niet het geval was. Deze ervaringen heb ik als jonge jongen in een arbeidersgezin al opgedaan.
Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 112 [2010-2]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.
Jan – van Jaap – van Giel – Schaapherder
Mijn vader was een gemeentewerkman die met zijn bezem en karretje het dorp schoon hield en dat met plezier en zeer ordentelijk deed. Zijn functie was basic maar hij maakte er veel van, ook vrienden. Zijn naam was Jaap (Japie voor de meesten), in het hele dorp bekend en gewaardeerd. Dat uitte zich ook in een aantal adressen waar hij welkom was om even een bakkie te nemen. Het dorp was zijn werkterrein en kantines of wat dan ook om even te pauzeren waren nog geheel en al onbekend. Hij maakte daar graag gebruik van en deed niet moeilijk omtrent het aangebodene. Zo ging hij ook naar ene Mie die in de bekende hut woonde (wat nog resteert is de zo sterk geslonken waterplas op het eind van het Mauvezand). Mie was hartelijk maar huishoudelijk werk vond ze kennelijk niks, een heel oud, ongewassen kopje werd dan ook even langs een dweil gehaald en daar dronk mijn vader dan uit. Ook met een aantal Larense kunstschilders had vader goed contact.
Niet zozeer om de kunst maar om het gratis kopje koffie of sjekkie wat zij boden als hij met zijn karakteristieke kop voor hen poseerde. Leuke bijkomstigheid is dat er nog aardig wat schilderijen en bustes van Jaap in omloop zijn en vermeldenswaardig – nu ik het toch over kunst heb – is dat mijn vader in 1899 in het bekende atelier ‘de Vlasschuur’ is geboren.
En zo bouwde mijn vader ook warme contacten op met verschillende mensen die via etenshulp wel deden aan ons gezin, bestaande uit 5 opgroeiende kinderen.
Het gemeente-inkomen voor het lagere personeel heette dan wel zekerheid, maar was niet meer dan een hongerloontje en ging in die moeilijke vooroorlogse jaren alleen maar naar beneden. Drie families staan nog steeds in mijn geheugen gegrift en mogen best eens genoemd worden. Dat waren boer Kees Gieskes van de St. Janstraat, bakker Kees van Riet op het Zevenend en slager Splint van de Burg. Hulde alsnog aan die mensen welke ons hiermee bijstonden.
De herinnering welke ik u wil vertellen is echter toegespitst op slager Splint van de Burg die zijn zaak had net naast het vroegere gemeentehuis, later politiebureau en nu restaurant ‘de Prinsemarij’. De slagerij van toen is tegenwoordig ingekleurd door het modemerk ‘Benneton’. Op het eind van de week mocht Jaap van deze slager even langskomen en kreeg dan een zak met afsnijsel en reststukjes van alle mogelijke worstsoorten mee. Moeder zag daarmee kans om een heerlijke marcaronimaaltijd te bereiden. Alle nu nog levenden uit ons gezin hebben daar ingebrande herinnering aan. Die belevingen deden je bewust worden van de waarde van voedsel en leerde je zuinig met geld en voedsel om te gaan. We hebben het sindsdien allemaal beter gekregen en genoten en genieten daar nog steeds van.
Vele jaren later, met al een heel stuk na-oorlogse welvaart- beleving achter de rug, liep ik op een zaterdagmiddag ter hoogte van slagerij van de Burg (die zetelde daar nog steeds) toen ik mijn 13 jaar jongere broer tegenkwam. Al snel kwam hij met de vraag: “wat heb jij hier eigenlijk te zoeken?”
Zonder een moment van aarzeling besloot ik ‘m in het ootje te nemen en zei “ik ben naar de slager geweest en heb daar om afsnijsel gevraagd”. En om het pestduveltje helemaal aan te wakkeren voegde ik er aan toe “dat doe ik elke week. Je weet toch nog wel hoe lekker dat was?”
Het ongeloof en de irritatie stonden op zijn gezicht te lezen. “Hoe durf jij daar tegenwoordig nog om te vragen?” en zwaar verontwaardigd vertrok hij naar het ouderlijk huis op de Boekweitskorrel. Het duurde niet lang of zijn afgeblazen stoom en afkeer over zijn gierige broer kwamen al bij ons binnenwaaien. Hij had het allemaal voor zekerheid aangenomen… Maar de herinnering aan slager Splint van de Burg is daardoor bij ons wél een begrip geworden.