De mestvaalt naast de waterput…

De mestvaalt naast de waterput…

Gezondheidszorg begint meteen al bij de geboorte, maar de geboorte van goede gezondheidszorg is voorafgegaan door een sterke verbetering van uiterst ongezonde leef- en werkomstandigheden, ook in het Gooi. Zo was het sterftecijfer bij kinderen tot 2 jaar in de 19e eeuw nog bijna 50%! Maar gelukkig werd hygiëne een speerpunt. Wat nu heel normaal is, adequate geneeskunde met verschillende beroepsbeoefenaren, is het eeuwenlang niet geweest. Meer over gezondheidszorg in het Kwartaalbericht, op onze website en in de Lindenhoeve, ook in de rest van het jaar. In dit artikel* allereerst aandacht voor de periode toen gezondheidszorg vanuit een amateuristische aangelegenheid een onderwerp werd met een professionele aanpak.

Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 135 [2016-1]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.

Gezondheidszorg in Laren: deel 1

Annemarie Armbrust & Wim Keizer

In het midden van de 18e eeuw zijn artsen vaak rondreizende personen die meestal geen bevoegdheid hebben, de zogenaamde ‘kwakzalvers’. In de 19e eeuw begint dit onder invloed van de Industriële Revolutie langzaam te veranderen, maar in plattelandsdorpen als Laren en Blaricum duurt het lang voor er verbetering komt. De bevolking leeft van landbouw en weverijwerk, het laatste eerst thuis, maar later, als er in 1874 een spoorlijn door het Gooi komt, in fabrieken. Het werk daar is zwaar, slecht betaald en ongezond. Een van de eersten die zich inzetten voor verbetering van erbarmelijke woon- en werkomstandigheden van de Gooise arbeiders is de heer J.F. van Hengel. Als arts te Hilversum bezoekt hij ook regelmatig patiënten in Laren en Blaricum. In zijn boek (Geneeskundige plaatsbeschrijving van het Gooiland) schetst hij een beeld van niet alleen de geneeskundige, maar ook de sociale toestand in het Gooi. Het is een hartverscheurend beeld, met een sterftecijfer van bijna 50% bij kinderen tot 2 jaar.

Dr. Joannes Fredericus van Hengel; collectie Goois Museum.

Hygiëne wordt speerpunt
De 19e eeuw kent echter veel ontdekkingen en specialiseringen in de medische wetenschap. De ontdekking van bacteriën als ziekteverwekkers is cruciaal en bevestigt de gedachte dat afvalhopen en mestvaalten een bron van besmetting zijn. In dorpen zoals Laren en Blaricum heeft elke boerderij een mestvaalt, vaak vlak bij de waterput. Hygiëne wordt een speerpunt, maar toch duurt het nog lang voordat bijvoorbeeld Laren een eigen vuilophaaldienst krijgt en er riolering en waterleiding worden aangelegd. Een andere manier waarop gemeenten de strijd aangaan met de onhygiënische situatie, is het aanstellen van een ‘gemeente-geneesheer’, ook in Laren. Deze heeft onder andere als taak het verlenen van geneeskundige hulp aan de armlastigen en het verrichten van lijkschouw. Later start de gemeente-arts ook met inenten van de bevolking tegen besmettelijke ziekten, zoals pokken. Wanneer zich in 1894 een pokken­epidemie voordoet in Hilversum, besluiten Burgemeester en Wethouders van Laren tot het kosteloos aanbieden van (her)inenting voor hun bevolking.

Volksgeneeskunde
Ondanks alle verbeteringen in de hygiënische omstandigheden en de gezondheidssituatie blijft de bevolking aanvankelijk zeer wantrouwig tegenover de medische wetenschap en haar vertegenwoordigers. Ziekten als difterie, tyfus en roodvonk eisen nog steeds veel slachtoffers en ook tuberculose, kinkhoest en hevige koorts zijn nog zeer gevreesd. De boeren, wevers en dagloners kloppen liever eerst aan bij de oude vertrouwde volksgeneeskunde, dan bij zo’n nieuwerwetse dokter. De bevolking van Laren en Blaricum is erg gelovig en dientengevolge ook ‘bijgelovig’. In geval van ziekte gaat men ‘zelf-dokteren’ of te rade bij een ‘kruidenvrouwtje’. Huis- en wondermiddeltjes zijn in deze tijd in elk huishouden te vinden in. Zo peuzelt men graag een kruisspin op tegen maagkwalen, want immers de spin bijt dan de maagzweer kapot. Een doorgesneden ui boven het wiegje helpt tegen stuipen bij de kleine en beschuit met, niet ‘muizen’, maar luizen helpt tegen geelzucht. Kinkhoest bij kinderen geneest men met ‘slakken met suiker’, verwerkt tot een soort stroop en kennelijk lustten de kinderen het graag! Een bekend kruidenvrouwtje in de regio is ‘Malle Gijsje’ uit Blaricum. Zij werd ook wel het ‘wondervrouwtje van Blaricum’ genoemd en runt een drukke ‘praktijk’ aan het einde van de 19e eeuw. Haar raad en daad wordt gevraagd bij allerhande kwalen en ook voor ziek vee draait zij haar hand niet om. Haar arsenaal bestaat uit allerlei drankjes en zalfjes, maar ook vele spreuken. Wanneer geroepen, begint ze eerst met het “lezen” van haar patiënt door handoplegging. Soms wordt dan het juiste kruidenmengsel ‘voorgeschreven’ of wordt de patiënt meegenomen naar een boom waar door middel van handoplegging de kwaal wordt overgebracht op de boom.

Gijsberta Puijk, ook bekend als ‘Malle Gijsje’ of ‘het wondervrouwtje’ (Blaricum 7/4/1832–6/5/1907). Bron: resources.huygens.knaw.nl

De plaatselijke bevolking is meer bang voor Malle Gijsje, dan dat ze de deur bij haar platlopen. Alleen als het echt niet anders kan, gaat men naar haar toe voor hulp. Allerlei geruchten doen over haar de ronde. Zo zou Gijsje een pond boter hebben meegegeven aan een boerenknecht voor zijn moeder. Eenmaal thuisgekomen, vertrouwt de moeder het niet en ze werpt de boter in de mestput. De boter moest haast betoverd zijn, want het zonk direct weg in de mest. De medische wetenschap wint aan terrein en angst voor het onverklaarbare en ook volksgeloof beginnen te verdwijnen. Er is steeds minder behoefte aan ‘wondervrouwtjes’ en hun geneeswijzen.

Trek naar het Gooi
De ontsluiting van het Gooi door de komst van de stoomtramverbinding met Amsterdam brengt de Larense bevolking bijna in één klap in de 20e eeuw. In weekeinden en vakanties ontvluchten Amsterdammers de stad en strijken ze neer in de plattelandsdorpjes, zoals Laren en Blaricum. Amsterdammers die het zich kunnen veroorloven verruilen definitief de stad voor een villa op het platteland. Het Gooi krijgt de reputatie ‘gezonde’ lucht te hebben, wat zeker geen onwaarheid is, vergeleken met de lucht in de stad op het hoogtepunt van de Industriële Revolutie. In deze tijd vallen zelfs de grondprijzen in het Gooi nog mee. Deze “trek naar het platteland” zorgt ook voor veel werkgelegenheid, want er moeten villa’s gebouwd worden en de nieuwe bewoners hebben ook een zekere mate van personeel nodig in de vorm van diensters, tuinmannen en kindermeisjes. Onder de ‘immigranten’ bevinden zich ook veel schilders, die met veel enthousiasme het pittoreske Laren willen vastleggen voor het nageslacht. De “Larense School” is geboren.

De kwakzalver, toegeschreven aan Jan Havicksz. Steen, 1679. Olieverf op paneel, Schilderijencollectie Rijksmuseum. Bron: geheugenvannederland.nl

Vooruitgang
Het dorpshart krijgt een ander uiterlijk dankzij de komst van meer en meer winkels. Het algehele levenspeil van de bevolking stijgt. De nieuwe bewoners brengen veel geld in het laatje en de gemeente werkt voortdurend aan uitbreiding van het wegen-, riool- en waterleidingnet. Ook op medisch gebied is vooruitgang te zien in de vorm van Groene Kruisverenigingen, die overal als paddenstoelen uit de grond schieten. Deze eerste ‘GGD’s’ worden opgericht samen met allerlei particuliere initiatieven, zoals het kindersanatorium in Blaricum en Julianoord te Laren. Het bevolkingsaantal stijgt snel en dus ook het aantal patiënten in de regio. Artsen zijn er inmiddels genoeg, maar omdat zij over het algemeen een eigen apotheek hebben, is er nog geen duidelijke behoefte aan een ‘echte’ apotheek. Maar… in het kader van professionalisering en de vooruitgang in de wereld van medicijnen, ontstaat er steeds meer een duidelijk onderscheid tussen verschillende beroepen en instituten, zoals huisartsen, vroedvrouwen, fysiotherapeuten, apotheken en zorginstellingen.

*) Bron: Annemarie Armbrust, 100 jaar Gooische Apotheek. Dit boek zal in de loop van 2016 verschijnen. Het onderwerp apotheek zal ook aan bod komen in de digitale tentoonstelling.