David Schulman vertelt… (deel 4)

David Schulman vertelt… (deel 4)

Kunst uit het dorp van Mauve

Aan de hand van een oud krantenartikel vertelt Mary van der Schaal het verhaal van David Schulman, die een vriend was van haar vader, Jan de Valk. In de vorige afleveringen heeft u kunnen lezen hoe een natuurtalent als David Schulman, door een kop koffie in de kroeg bij Hamdorff, i.p.v. verkoper in de verfwinkel van zijn vader, kunstschilder werd. Het verhaal schetst vooral een uniek Larens tijdsbeeld van de kunstenaarwereld.

Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 108 [2009-2]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.

De komst van Pieters betekende ook voor velen werk aan de winkel. Hij pakte de dingen groot aan. De oude Schram die voor hem de lijsten maakte moest steeds grotere ramen timmeren (red. lijsten om de doeken). Er werd heel wat verf gebruikt in die dagen en dit vond allemaal plaats in de oude Brouwerij (in Blaricum) waar Pieters zijn atelier had. De oude Brouwerij was al gauw niet meer voldoende en er werd een tweede aan de buitenkant bijgebouwd. Later werd dit weer vergroot en werd er ook nog een huis tegen aangebouwd dat werd genoemd naar Pieters oude Belgische schildersvereniging “Als Ick Kan”. 

1930 – David Schulman (links) in gezelschap van Johan Briedé, Willem van Nieuwenhoven, Co Breman, Herman Heijenbrock en Willem Knip..

De andere schilders in “de Brouwerij” gingen naar een paar jaar weg.  Co Breman bijvoorbeeld die zoveel sterke doeken maakte van de mooie boekweit- en roggevelden om Blaricum heen, de hooivelden in de Eng, betrok een aardig huisje naast de goeie Mie Tak die zijn huishouding deed. Bij Breman waren altijd wel collega’s te eten. Eisenlöffel, die een grote pottenbakkershut had, kwam er en Bram Mendes, de musicus, en Derk Meeles. De laatste vertrok naar Amsterdam om een functie als tekenleraar aan te nemen. Hij heeft het niet lang volgehouden en we zien hem weer voorgoed in Laren komen. Na Frans Langeveld betrok Derk Meeles de Vlasschuur en werd er mijn buurman.
Hij heeft er een groot aantal stillevens en bloemstukken gemaakt. Prachtig van kleur en leven. Exposeren deed hij niet veel. Dagelijks moest ik in hotel Hamdorff zijn, waar geleidelijk mijn vriendschap met Jan de hotelhouder ontstond. Als het in de haast gebeurde dat ik mijn ‘kuggie’ vergeten had dan ging ik in het hotel bij hem een boterham eten. Meestal bediende Jan dan zelf. Toen deed ik mijn eerste grote affaire met Jan Hamdorff. De prentbriefkaart was uitgevonden. Jan zag er wat in voor zijn hotel en gaf mij toen voor de toenmalige tijd een geweldige order. Een fotograaf ging met mij mee om tien mooiste punten van Laren op te nemen. Van iedere foto moesten duizend briefkaarten gemaakt worden.

Het hotel zag er toen ook anders uit. Het café, zoals het nu nog is, was iets kleiner, omdat later de open waranda, die voor het café en de eetzaal was, erbij getrokken is. En naast het café was de eetzaal. Daar aten de logé’s en de deftige passanten. Het grote hotel was er toen nog niet. Twee belangrijke dingen van hotel Hamdorff wil ik verder noemen. Ten eerste het helaas verdwenen prachtige gedeelte tegenover het hotel onder de oude kastanjes, afgezet door het witte hek. Nu is alles weg…. een kale plek waar auto’s geparkeerd worden. Je zat er vroeger zo echt gezellig. Het verkeer van Amsterdam (er was toen nog geen rijksweg) ging er langs naar Amersfoort. Fietsers en auto’s waren er bijna niet. Wat Jan Pleziers en een enkele verhuiswagen. Die zomeravonden…. die zalige rust in het dorp. En er waren ook tijden dat het erg vol kon zijn. De 24e juni bijvoorbeeld, de processiedag. Wat was die stoet in die jaren rustig en schoon. Denk je eens in. Hilversumseweg. De processie komend uit Laren langs de golvende akkers, bijna iedere deelnemer nog in de oude Larense klederdracht. Vooral de vrouwen met hun gekleurde jakken en gouden kappen op. En dan die Koninginnefeesten. Meester van Wulfen had ons de boerendansen ingestudeerd. We dansten tot diep in de nacht onder de lampions, op de muziek van Hein van de Veer en zijn gezelschap.

Jan Hamdorff hield ervan aan te schuiven bij de kunstenaars. Hij dronk graag een borreltje mee of speelde kaart met hen. Geheel links Jaap Dooijewaard, op de voorgrond Hendrik Wolter, rechts de musicus Mossel en naast hem Jan Hamdorff.

Te paard
Een paar Hamdorff-dingen herinner ik me nog goed. Albert Neuhuys zestigste verjaardag zou groots gevierd worden. Na een reis door Amerika , waar hij als groot Nederlandse schilder enorm gevierd en bewierookt werd, zou hij ter hoogte van het St. Janskerkhof ingehaald worden voor een groot diner. De erewacht zou worden gevormd door jonge Larense schilders te paard. Eerst oefenen in de stalhouderij van Chris Hamdorff op ’t Zevenend. Chris had de ‘beste perden’. Een droeg de bijnaam ’t Vuurpaard’. Die was alleen uit de stal te krijgen door een krant onder zijn buik in brand te steken. Na wat binnenritjes zouden we het op een avond ook eens buiten gaan proberen. Nu wilde één van de collega’s hiervoor graag over de Brink, want in Hamdorff logeerde die zomer ‘n familie met een schat van een nichtje en die zaten 

‘s avonds altijd in de glazen serre thee te drinken. Die collega nu was helemaal weg van dat nichtje. Wij dus in een optocht naar het hotel. Halt, front maken. Paarden keurig op een rij. Maar wij onervaren ruiters konden die dieren niet stil op hun plaats houden. Dit was voor de verliefde collega het ergste, want zijn paard drong zo achteruit, dat het met zijn achterste de glazen serre stuk drukte. Rinkel de kinkel, de familie vloog, geweldig geschrokken naar binnen en wij in draf terug naar de stal. Ávonds moest een verliefde schilder terug naar Hamdorff om zijn excuses te maken. Van enige toenadering tot het nichtje is er niet meer van gekomen, en de erewacht van jonge schilders te paard werd maar afgelast. Achteraf bekeken wel het veiligste!

Affiche voor de tentoonstelling van 1915 met violist Zunky Joska door Willy Sluiter.

Spanjaard
Er was ook een Spanjaard naar Laren gekomen. Het heette dat hij een uitgeweken anarchist was. De man had het niet breed en trachtte door het geven van Spaanse lessen in zijn onderhoud te voorzien. Een Noors-Amerikaanse schilder, die met de Singers in Hamdorff woonde, had ook les van hem. Nu was Jan Hamdorff niet erg gesteld op vreemde en buitenissige dingen en het woord anarchist werkte op hem als een rode lap op een stier. Jan stak het niet onder stoelen of banken dat hij de Spanjaard niet vertrouwde. “Wat moet zo’n anarchist, zo’n koningsmoordenaar, hier doen zo vlak bij Soestdijk, waar onze koningin woont,”riep hij uit. Op een zomerse avond kwam de Spanjaard het café binnen om zijn les te geven. Jan kon zich plotseling niet meer inhouden, hij werd rood en spinnijdig en vloog woest op de vreemdeling af. Hij schudde hem door elkaar, greep hem in zijn nekvel en zei: “En nou zal jij, smerige anarchist, zeggen waarom je hier zit en je zegt me na: “Lang leve koningin Wilhelmina”.

Nu hing naast de deur van het café een grote blikken handwasbak met reservoir erboven – voor het publiek, want water­leiding was er toen nog niet – en de vechtenden botsten in volle vaart tegen die wasbak op, waardoor alles van de muur viel. Jan en de Spanjaard rolden er bovenop. En toen hoorden we met een vreemd geluid de Spanjaard kermen: “Lang leve koningin Wilhelmina”. En toen was Jan tevreden. De Spanjaard heeft nooit meer last gehad.

Wordt vervolgd…