Anthonie Pieter Schotel (1890-1958)
Reeds op elfjarige leeftijd begon hij te schetsen en mocht hij van zijn ouders teken- en schilderlessen nemen bij de kunstschilder Gunneweg. Aanvankelijk lag er voor hem een loopbaan in de handel in het verschiet, maar zijn tekentalent kreeg de overhand en al snel was alle aandacht voor de handel verdwenen en kregen zeegezichten en boten zijn volle belangstelling. Hij heeft stillevens, landschappen, bloemen en stadsgezichten geschilderd maar de facinatie voor water heeft hij nooit verloren.
Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 116 [2011-2]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.
Mary van der Schaal
Ook al toen Anthonie Pieter Schotel nog in Dordrecht woonde bleef hij vooral zoeken naar schilderachtige plekken aan het water. In 1925 verhuisde hij naar Volendam en daar lagen de motieven voor het oprapen. Hij schilderde haven, zee- en riviergezichten waaronder de havens van Volendam, Rotterdam, IJmuiden, Urk, en Enkhuizen. In Volendam ontmoet hij vele schilders uit Laren en rijpt het besluit om ook naar Laren te vertrekken, temeer omdat door de aanleg van de Afsluitdijk, aan de haringvisserij een einde was gekomen. In 1929 gaat hij in Laren wonen en belandt op de Bijenstand nr. 1.
Zijn grote voorliefde voor de Zuiderzee met haar havens en botters, bleef ook in Laren een van zijn belangrijkste thema’s. Zijn schilderijen kenmerken zich door visserschuiten, zeiljachten waarboven zich een prachtige wolkenlucht uitstrekt of composities waarbij de schepen en masten van boven afgesneden zijn en het water alle aandacht krijgt. Het effect van deze afsnijding is dat het schip groot en op de voorgrond wordt gesuggereerd, zó groot dat het niet in één oogopslag te bevatten is.
Daarmee contrasteert dan weer sterk de ruimtelijkheid van de verre horizon, nog geaccentueerd door een kleinere botter, in z’n geheel op de achtergrond. Ook frappeert altijd weer de enorme vaart waarmee de schepen over het doek lijken te schuiven. Zijn weerspiegelingen in het water zijn meesterlijk. De invloed van Maurice Sijs, een groot talent in het weergeven van weerspiegelingen in het water, blijkt duidelijk in al zijn werken. Van hieruit bezoekt hij de plaatsen rondom de voormalige Zuiderzee. Daarnaast bieden buitenlandse reizen, o.a. naar de Franse west- en zuidkust, volop inspiratie.
Enkele recencies:
De Gooi- en Eemlander 1938
“Schotel heeft als schilder zijn hart verpand aan het visschersbedrijf aan de Zuiderzee, aan Zeeuwsche stroomen en als hij buitenlands werkt is het aan de Fransche Zuidkust of in Bretagne. Het spreekt vanzelf dat zijn Fransche werk den invloed onderging van de vaak zoo heel andere sfeer van dat land. B.v. een doek uit Bretagne, sterk van kleur, blauw tegen groengrijze rotsen. “Avond – Concarneau” waar de schuit massaal ligt tegen de gouden lucht. Uit Douarnenez bracht Schotel een zeer goed doek mee van een groep kleine vischersschepen in de straling eener warme atmosfeer. Dit aanvoelen van het karakter van het land bewijst, dat Schotel zuiver ziet en de gave heeft het waargenomene ook geheel in eigen karakter weer te geven”.
Laarder Courant 1955
Bijna schreven we: “Je ruikt het water”. Wie van watervlakten houdt, zal van dit zeer knappe werk bijzonder genieten. Schotel weet alle stemmingen van verstilde pracht of van bruisende kracht, van de wijde openheid van het water in zijn kunst uit te beelden; en zijn liefde voor water en wolken – vooral ook, dat al te zeer miskende, altijd in beweging zijnde, vaak zoo prachtige decor van vaderlanschen hemel – overdraagt op den beschouwer, zoo…. dat men de schilder er bijna om vergeet. Die gaat dan blijkbaar helemaal schuil achter zijn werk. Was dat heel lang geleden ook niet zoo? Dat de kunstenaar niet zich zelf, maar de kunst primair achtte?”.
A.P. Schotel overleed 24 september 1958 te Laren NH. Het werk van Schotel is tijdens zijn leven te zien bij kunstenaarsverenigingen in het Gooi en Amsterdam bij Sint Lucas en Arti en Amicatiae. De laatste expositie vindt in 1958 plaats in Kunstzaal Hamdorff in Laren. Schotels weduwe Elisabeth Schotel – Goedvolk schonk na de dood van haar man een groot aantal werken aan het Zuiderzeenuseum in Enkhuizen. Ook het Dordrechts Museum kreeg de beschikking over een aantal kunstwerken en memorabilla.
Bronnen:
Website de Valk/kunstenaars
Tagrijn: Vereniging “Botterbehoud”
Herdenkingstentoonstelling “Picrtura” 1959
Ingezonden brief van Mevr. Anneke de Graaf, nu wonende in Eemnes, maar heeft ook gewoond op Bijenstand 1
In 1960 ontstond er een vacature op de Gooische School aan de Oud Blaricummerweg te Laren NH. Mijn echtgenoot Niek van Helden, was een van de sollicitanten en na gedegen informatie en diepgaand gesprek met het schoolbestuur werd hij m.i.v. 1 september 1960 benoemd tot onderwijzer aan bovengenoemde school. Met de gemeente Laren was al overeengekomen, dat er een huurwoning in het Postiljonkwartier beschikbaar zou worden gesteld. Maar… de bouw van deze woningen was behoorlijk vertraagd en moest er worden gezocht naar een tijdelijke oplossing. Dat werd de benedenverdieping van het huis Bijenstand 1.
In dit huis woonde mevrouw Elisabeth Schotel – Goedvolk, weduwe van de in 1985 overleden kunstschilder Anthonie Pieter Schotel, samen met haar hondje Huibje. De ruimte werd gewoon gevorderd, in die tijd van woningschaarste normaal.
Zowel mevrouw Schotel als wij waren niet blij met deze beslissing, maar er was geen andere keuze en dus verhuisden wij in de zomervakantie met ons zoontje Marcel van vijf maanden naar Bijenstand 1 in Laren. Wij woonden beneden in de grote prachtige zit – eetkamer (in de oorlog was daar dus de schoolklas in gehuisvest, Red.) met aangebouwde serre en sliepen in de ander kamer ‘van de kamer–en-suite’, waar reeds een klein stukje was afgeschermd en dat werd de babykamer. Op het einde van de gang was een grote keuken, een diepe gangkast, een douche en een apart toilet.
Mevrouw Schotel woonde boven in het grote schildersatelier, waar haar man altijd had gewerkt, aan de noordkant van het huis. Het atelier had zij precies zo gelaten als het altijd was geweest met de ezel met schilderij erop, alsof hij zo weer zou verder gaan met zijn werk. Aan de andere kant een prachtige zithoek bij een grote kolenkachel, want centrale verwarming was er natuurlijk nog niet. Een eettafel stond in de keuken.
Wij begonnen daar beleefd, doch afstandelijk te leven. Dat veranderde, toen ik op een dag bemerkte, dat ik haar niet zag, niet hoorde en ook hondje Huibje niet. Stilletjes ging ik naar boven en toen bleek dat zij ziek was, dus nam ik Huibje onder mijn arm mee naar beneden, liet hem uit, verzorgde het lieve keeshondje en natuurlijk ook haar, en vanaf toen werd het contact inniger en dat is altijd zo gebleven. In mei 1962 werd ons zoontje Frank geboren en pas in de zomer van 1963 verhuisden we naar het ons beloofde huis op Teunemijns 12. Mijn man was op de Gooische School een gewaardeerde leerkracht en toen het hoofd der school, de heer Haverhals, met pensioen ging, werd Niek de nieuwe directeur.