De schedelmeter
In EOS, het maandblad over wetenschap, las ik een artikel over schedelmeters. Daarin las ik dat tot 1950 de schedels van de plaatselijke bevolking van Indonesië werden gemeten. Dat deden ze al vanaf het eind van de 19e eeuw. Ze gingen de levende mensen opmeten in ziekenhuizen, gevangenissen en in afgelegen inlandse dorpen. Ze maakten foto’s en gipsmaskers en verzamelden ook menselijke resten. Die kregen ze in de ziekenhuizen, maar ook van de campagnes tegen koppensnellers. De gesnelde schedels werden in beslag genomen en kwamen vervolgens bij de antropologen terecht. Later kwamen de schedels en menselijke resten in Nederland terecht en werden ze ondergebracht bij een aantal musea, o.a. het Anatomisch Museum in Leiden en het Tropenmuseum in Amsterdam.
Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 139 [2017-1]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.
Bep G.L. De Boer
Maar ook Laren kende zijn schedelmeter. Dat was de Duitse schedelmeter en antropoloog Alfred Waldenburg (Berlijn 1873 – Laren 1942). In 1909 kwam Waldenburg naar Amsterdam en in 1913 woonde hij in een hutje op de Blaricumse hei. Omdat hij geen geld had, ging hij te voet naar Amsterdam. De nacht bracht hij vaak door in een telegraafkantoor waar hij de medewerkers lastig viel met zijn proefschrift, waarvan hij enkele exemplaren bij zich had om ze voor f. 40,50 te verkopen.
Als nachtbraker bracht hij het hoofd van Victor E. van Vriesland vaak op hol. De dichter, die in Blaricum aan de Eemnesserweg 19 woonde in huize “Heide-Weide”, schreef meestal ’s nachts zijn gedichten en dan kwam Waldenburg hem storen bij zijn werk. Als Waldenburg eenmaal bij hem binnen was dan was hij met geen stok weg te krijgen. Hij zat dan lui in een leunstoel en vroeg aan Van Vriesland om eten en drinken, hetgeen hij ook kreeg. Hij maakte ook gebruik van de wasgelegenheid en waste zich dan met het desinfectie middel Lysol zodat het huis van Van Vriesland nog dagen lang stonk.
Met een tas vol meetinstrumenten sjouwde hij door de Gooise dorpen en klampte voorbijgangers aan met het verzoek om hun hoofd te mogen opmeten waarna hij alle gegevens heel nauwkeurig noteerde. Daarna maakte hij nog enkele schedelfoto’s. Zo’n foto maakte hij in Amsterdam van Piet Mondriaan in een vreemde pose.
Al liep hij er bij als een landloper, toch kwam hij uit een familie van geleerden uit Berlijn. Zijn vader was uitvinder van een zuurstofapparaat en zijn oom was geneesheer-directeur van het eerste TBC-sanatorium in Davos. Ook aan moederszijde waren er geleerden en verschillende rabbijnen.
Alfred Waldenburg promoveerde tot doctor in de geneeskunde op een proefschrift over schedels van doofstommen, blinden en Hallig-Friezen. (Hallig-Friezen wonen op de ‘Halligen’, een groep eilandjes in het noordelijke deel van de Duitse Waddenzee.) Ook beschreef hij zijn bevindingen over de blondheid van Joden. Een nieuw onderzoek bracht hem naar Nederland waar hij de Portugese Joden in Amsterdam, maar daarnaast tevens alle mogelijke voorbijgangers, aan zijn schedelmetingen wilde onderwerpen.
Met zijn vreemde gebogen voorkomen en zijn lijzige stem was hij dikwijls het mikpunt van grappenmakerij. In 1940 woonde Waldenburg in een huisje aan de Tafelbergweg 19. In het adresboek vinden we hem terug als antropoloog-bioloog en eugenist. (Eugenetica is de toegepaste wetenschap van de bio-sociale beweging die in praktijken pleit voor de verbetering van de genetische samenstelling van een bevolking.)
Op latere leeftijd zag men Alfred Waldenburg gebogen voetje voor voetje door Laren schuifelen, met een pakje onder zijn arm. Een nacht geen kachel stoken werd hem fataal. Hij werd op 7 februari 1942 doodgevroren in zijn huisje aan de Tafelbergweg aangetroffen.
Bronnen: • De Wereld in een dorp van Lien Heyting; • Adresboek Laren 1940; • De Valk Lexicon; • Weblog over cultuur rond 1900; • Wikipedia; • EOS Maandblad over wetenschap nr.4 april 2013.