Gedicht – De Brink te Laren

Gedicht – De Brink te Laren

Bijgaand gedicht van Julius Spons vond Bep De Boer in de Gooi- en Eemlander van 7 febr. 1930. Dit was naar aanleiding van de gekapte bomen, de iepen, op de Brink.

Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 88 [2004-2]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.

De Brink te Laren

Waar eens op Laren breede Brink
De iepen statig stonden
Waar mees en eekhoorn, rups en vink
Een onderkomen vonden,
Waar eens, beschut door ‘t baldakijn
Van dicht groene blaren,
Men ‘s avonds in den maneschijn
De rijp’re jeugd van Laren
Van zeventien tot tachtig jaar
Kon treffen bij ‘t genieten
Van de natuur en van elkaar
Laat ik mijn tranen vlieten.

Wat is er over van uw tooi?
Een wrede ziekte knakte
Het schoonste kleinood van het Gooi,
En op een naakte vlakte
Zal aanstonds weer de Harmonie
Met nieuwe lied’ren komen,
Maar waar is de oude poëzie
Der slanke hooge boomen?
Zij is met bijl en zaag vermoord,
Niets heeft men willen sparen.
Het is, geloof me op mijn woord,
Een kale boel in Laren.