Matthijs Vermeulen (1888-1967)

Matthijs Vermeulen (1888-1967)

Kunst uit het dorp van Mauve

Nederland heeft geen radicaler componist voortgebracht dan Matthijs Vermeulen (1888-1967). Hij brak al vroeg in de twintigste eeuw met de tonaliteit en schreef muziek die gedacht was vanuit de melodie – muziek waarin verschillende stemmen zich schijnbaar onafhankelijk van elkaar konden ontplooien. Maar helaas, men vond zijn muziek chaotisch en vormeloos. Een onbegrepen genie, maar ook een criticus met een vlijmscherpe pen. 

Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 103 [2008-1]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.

Ton Braas

Een visionair componist en onbegrepen genie

Matthijs Vermeulen werd in 1888 in Helmond geboren als zoon van een smid. Matthijs zou in de voetsporen van zijn vader treden en werkte ijverig mee in de smidse. Maar nadat hij, nog geen dertien jaar oud, een acute blindedarmontsteking had opgelopen waarbij hij bijna het leven liet, besloten zijn ouders dat hij voor het werken met de handen niet geschikt was en werd hij naar het seminarie van de Jezuïeten in Heeswijk gestuurd om priester te worden. Hier kreeg hij naast een gedegen klassieke scholing, onderricht in de muziek van de zestiende eeuw, en in het pianospel. Zo ontdekte Matthijs Vermeulen op 14-jarige leeftijd dat hij componist en geen priester wilde worden. 

In 1907 vertrok hij naar Amsterdam om zijn eerste partituren te laten zien aan de directeur van het conservatorium, Daniël de Lange. Deze gaf hem twee jaar gratis les, totdat Vermeulen muziekrecensent werd van het tijdschrift De Tijd. 

Vermeulens recensies trokken de aandacht van de componist Alphens Diepenbrock, die vervolgens zijn nieuwe leraar en mentor werd. In deze tijd ontwikkelde Vermeulen zijn ideeën over de tegenstelling tussen de Germaanse en de Latijnse kunst, en werd hij fel anti-Duits. Vermeulen bleef schrijven, vanaf 1910 voor De Amsterdammer (later de Groene) en vanaf 1915 als redacteur van de kunstredactie voor De Telegraaf. In deze positie bekritiseerde hij het beleid van Willem Mengelberg bij het Concertgebouworkest, dat hij te eenzijdig op Duitse muziek georiënteerd vond. Voor de musicus Mengelberg had Vermeulen veel respect, maar deze voelde zich niettemin beledigd en maakte vervolgens geen onderscheid tussen de journalist en de componist toen hij weigerde Vermeulens Eerste Symfonie, Symphonia carminum (1912-14) uit te voeren.

In 1918 barstte het conflict. Een aantal dagen nadat de socialist Pieter Jelles Troelstra in het parlement in een urenlange monoloog de proletarische revolutie had afgekondigd, bezocht Vermeulen een concert van het Concertgebouworkest onder Mengelberg met de Zevende Symfonie (de Zuiderzee) van Cornelis Dopper. Na afloop riep Vermeulen voor iedereen hoorbaar: “Leve Sousa!” Men verstond: leve Troelstra, wat voor grote ophef zorgde. Het bestuur van het Concertgebouw zag dit als een ernstige verstoring van een van haar concerten en besloot (waarschijnlijk mede ingegeven door de angst voor het revolutiespook dat in die dagen door Europa waarde) een daad te stellen en ontzegde Vermeulen voor enige tijd de toegang tot de concerten. Nadat in 1920 Willem Mengelberg Vermeulens Tweede Symfonie zelfs maar weigerde in te zien, vertrok Vermeulen met zijn eerste vrouw naar Frankrijk waar hij tot na de Tweede Wereldoorlog in een buitenwijk van Parijs zou wonen.

Stijl gevonden
In 1918 schreef Vermeulen zijn Eerste Cellosonate, een inmiddels veelgeroemd werk waarin hij zijn eerste stappen richting de vrije atonaliteit zette. Nog radicaler werd Vermeulens componeren in zijn Tweede Symfonie, Prélude à la nouvelle journée, (Prelude voor de nieuwe dag, 1919-20). Geen werk tot dan toe in Nederland geschreven was zo onconventioneel en heftig expressionistisch. De orkestratie was niet op vermenging van timbres gericht en leek elke associatie met een traditionele orkestklank te willen vermijden. (Het werk was geschreven voor de ‘goede zaak’ van de revolutie – Vermeulen heeft zelfs overwogen dit werk aan Lenin op te dragen). In deze twee werken zette Vermeulen de toon voor zijn verdere oeuvre: vitalistisch en optimistisch. Hij dacht puur melodisch en construeerde werken met een polyfonie van volledig onafhankelijke orkeststemmen. Hiermee verbeeldde Vermeulen in zijn muziek het ideaal van een gemeenschap waarin iedereen zich vrij en onafhankelijk moest kunnen ontplooien. De strakke regie van een maatsoort of een toonsoort moest worden opgeheven. In 1956 kwam Matthijs Vermeulen in Laren wonen op de Drift 45, met zijn vrouw Thea en dochter Odilia.

Frankrijk
In Frankrijk kreeg Matthijs Vermeulen gedurende een aantal jaren financiële steun van vrienden om te kunnen componeren. Hij componeerde in 1922 zijn Derde Symfonie, Thrène et Péan (treurzang en overwinningslied), maar van een uitvoering kwam het ook dit keer niet. In Frankrijk werd wel zijn Eerste Cellosonate uitgegeven en werd er wat kamermuziek van hem uitgevoerd. Daarom was in 1926 Vermeulen gedwongen het schrijven weer op te pakken. Tot 1940 was hij de Parijse correspondent voor het Soerabaiasch Handelsblad, een krant in het toenmalige Nederlands-Indië. Het liet hem weinig tijd voor het componeren, maar dat weerhield hem niet. In 1930 kreeg hij vanuit Nederland de opdracht om muziek te schrijven bij het openluchtspel De Vliegende Hollander van Martinus Nijhoff. In 1939 voerde het Concertgebouworkest voor het eerst een werk van hem uit: de Derde Symfonie. Dirigent was Eduard van Beinum, die na de oorlog chef van het Concertgebouworkest zou worden, en hem veel beter gezind was dan Mengelberg. De uitvoering van de Derde Symfonie gaf Vermeulen de kans om te horen of zijn muziek ook zou ‘werken’ in de praktijk. Hierdoor gestimuleerd schreef hij tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn volgende twee symfonieën: de Vierde, Les victoires (De overwinningen, 1940-41), en de Vijfde, Les lendemains chantants (De dagen erna zingen – 1941-45). De titels geven duidelijk weer dat Vermeulen een rotsvast vertrouwen had in een goede afloop van de oorlog.

Terugkeer naar Nederland
In 1944 stierven zijn vrouw Anny en zijn middelste zoon Josquin kort na elkaar. Vermeulen keerde daarop na de oorlog terug naar Nederland. In 1946 trouwde hij met Thea Diepenbrock, de dochter van zijn vroegere mentor. In Nederland begon hij bovendien weer te schrijven voor De Groene Amsterdammer – dit deed hij tot 1956. In 1949 gingen zijn Vierde en Vijfde Symfonie in première. De volgens Vermeulen ongeëvenaarde uitvoeringen onder respectievelijk Eduard Flipse en Eduard van Beinum brachten echter niet het succes waar hij op had gehoopt. De recensies waren op zijn zachts gezegd matig – men begreep de muziek niet en men vond de symfonieën chaotisch. In 1953 werd in Brussel de Tweede Symfonie bekroond op het Reine Elisabeth Concours. De uitvoering die Van Beinum vervolgens van de Tweede gaf, tijdens het Holland Festival in 1956, gaf Vermeulen de impuls om zijn Zesde Symfonie te schrijven: Les minutes heureuses (De gelukkige minuten, 1956-58). In 1963-65 gevolgd door zijn Zevende, Dithyrambes pour les temps à venir (Liederen van blijdschap voor toekomstige tijden). De première van deze symfonie onder Bernard Haitink kon Vermeulen zelf niet meer horen – hij was inmiddels te ziek. Matthijs Vermeulen overleed drie maanden na de première op 26 juli 1967.

Na zijn dood
Pas jaren na zijn dood kreeg de muziek van Matthijs Vermeulen meer aandacht. In 1972 werd de eerste Matthijs Vermeulenprijs uitgereikt aan Jan van Vlijmen voor zijn Omaggio a Gesualdo. Deze prijs is inmiddels opgegaan in de Amsterdamprijs voor de Kunsten, en is voor het laatst uitgereikt aan Michel van der Aa in 2004. In 1980 werd de Matthijs Vermeulen-Stichting opgericht en werd zijn complete oeuvre in samenwerking met Donemus op de plaat gezet. In 1997, dertig jaar na zijn dood, werden alle zeven symfonieën in het Holland Festival uitgevoerd. In datzelfde jaar verscheen er een uitstekende biografie van de hand van Ton Braas, schoonzoon van Vermeulen. Zijn muziek wordt nog altijd niet veel gespeeld, maar er lijkt sinds zijn dood tenminste overeenstemming te bestaan over de kwaliteit en de originaliteit van zijn oeuvre. Het is alleen te betreuren dat het Nederlandse concertpubliek slechts zelden de kans krijgt zich hiervan te overtuigen.

Nationale Bibliotheek: volledig journalistiek oeuvre componist Matthijs Vermeulen digitaal beschikbaar