Wandelingen door Nederland: deel 2

Wandelingen door Nederland: deel 2

De predikant J. Craandijk maakte wandelingen door Nederland en schreef daar een serie van zeven boeken over met de titel: “Wandelingen door Nederland”. Het eerste deel verscheen in 1875 en het laatste deel in 1888. In één van die delen maakt hij een wandeling door het Gooi, samen met de kunstschilder P.A. Schipperus die tekeningen maakte van het landschap waardoor zij wandelden. 

Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 117 [2011-3]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.

Het eerste deel publiceerden wij in Kwartaalbericht 116.

Bep (G.L.) De Boer

Ook de groote Brink, als naar gewoonte driehoekig van vorm, heeft door digte beplanting met hoge iepenen ondanks de waterkom, die er iets eigenaardigs aan geeft, een min of meer somber en zwaarmoedig voorkomen. Een vriendelijk zonnetje is er wel noodig, om ‘t geheel wat op te vrolijken. Maar treft gij ‘t ook dat de avondzon, tusschen de stammen door, haar glanzen werpt op het grasplein en den stillen plas doet blinken in haar licht, – omstraalt zij de lanen, die het dorp doorkruisen, met haar’ gloed, – raakt zij de begroeide rieten daken, de bemoste muren, de gewitte gevels, het ruwe, verwelooze houtwerk der schamele hutten met haar’ tooverstaf aan, dan ziet gij het oude, schilderachtige Gooidorp getooid met een schoonheid, die ‘t u onvergetelijk maakt, hoeveel rijke natuurtafereelen en hoeveel afwisselende, maar altijd opwekkende vergezigten gij ook heden genieten mogt. Onder de zware kastanjes van een hoekje van den Brink, tot overtuin der herberg de
Vergulde postwagen afgezonderd, kunnen wij door de goede zorgen der kasteleines onze krachten herstellen en voorts den terugtogt naar Hilversum aannemen. 

Zij hebben dus iets gebruikt in de herberg “De Vergulde postwagen” aan de Brink. Eerst heette het logement “De Hessenkar” waar rond 1800 Jan Versteeg de logementhouder was. Later kreeg het de naam “De vergulde postwagen”. Het was een halte plaats voor de postkoets Amsterdam-Amersfoort. Ook kwamen hier de diligences met gasten aan die zich wilden opfrissen na een eindeloze tocht over hobbelige wegen of dat ze wilden overnachten. De koetsier bleef dan ook overnachten, maar die moest dan naar ‘t Bonte Paard. Verschil moest er zijn. Op deze plek verrees ook het beroemde Hotel Hamdorff. Het uithangbord van “De vergulde postwagen” hangt bij de Historische Kring in de “Lindenhoeve”. Na de maaltijd gaan ze weer verder en lopen dan door het dorp naar de Laarder eng en wandelen over de Doodweg, die nu Schuilkerkpad heet en komen dan bij het Sint-Janskerkhof.

Dorpsgezicht, J. van Ruisdael (RAH-K992-1)

De weg is niet onaangenaam en levert tusschen het hakhout enkele fraaije uitzigten op de bouwakkers van de Laarder eng en de donkere bosschen in de verte en, als wij straks den eng verwisselen met de heide, ook vooruit op het bloeijend dal, waarin Hilversum ligt. Maar veel opmerkelijks valt ons toch niet in het oog. Evenwel, daar zijn aan deze streek herinneringen verbonden, die haar belangrijk maken. Laat de kleine, met linten beplante, vierkante hoogte bij den tol aan den zoom van den eng onze aandacht niet ontgaan. ‘t Is blijkbaar een kerkhof en dat was het misschien reeds sinds duizend jaar. Hier bragten eeuwen lang alle Gooische plaatsen hun dooden, om er te rusten. Uit alle rigtingen komen wegen, die hier zamenloopen. De Doodweg heette van ouds het deel van den weg, dat wij van Laren achter ons hebben, en dienzelfden naam dragen de zandwegen naar Bussum en ‘s Graveland. Het Kerkepad komt van Blaricum, en de oude postweg van Naarden op Amersfoort loopt hier voorbij, gelijk Hilversum aan dit punt is verbonden. Hier is het oude middelpunt van Gooiland. Hier stond de oudste Christenkerk, die een’ tijd lang de eenige was, aanvankelijk zeker een eenvoudig houten gebouwtje , later een sterk en statig steenen gevaarte. Haar afgezonderde ligging en haar stevig muurwerk maakten haar in de onrustige tijden, toen de oorlog tegen Spanje woedde, een gevaarlijk vereenigingspunt van allerlei zwervend geboefte, en op last der Staten van Holland werd zij tot den grond toe afgebroken . Maar de plek bleef lange jaren voor de Roomsch Catholieken uit den omtrek een gewijde en veel bezochte bedevaartsplaats, en de roep ging uit van mirakelen daar geschied. En nog is het St. Janskerkhof de rustplaats, die velen zich kiezen, om er den langen slaap des doods te slapen bij de voorgeslachten in den loop veler eeuwen hier nedergelegd.

Het bovenstaande lijkt me wel duidelijk voor de lezer/es. Ze komen aan bij het Sint-Janskerkhof bij o.a. de plek waar eens de eerste Christelijke kerk heeft gestaan. Een steen van die kerk, een oude kloostermop, ligt in het archief van de Historische Kring in de “Lindenhoeve”. Op de hedendaagse kaart van kunt u ook zien waar de Oude Postweg loopt. Waar precies de doodwegen liepen is me niet helemaal bekend. Wel is me bekend dat doden vanuit Bussum en Naarden werden begraven “na het Laarderhoogt”, dus op het Sint-Janskerkhof. Dat staat op oude overlijdensaktes van de overledenen in Naarden en Bussum in het Stads- en Streekarchief in Naarden.

Op deze plek, tegen het Sint-Janskerkhof vinden we ook het Geologisch Museum Hofland. De parkeerplaats naast de Algemene Begraafplaats, een eindje verder, is een gedeelte van de Oude Postweg die dan verder gaat door de heide.

Beeld van Sint Jan in de gevel van de Waterstaatskerk (archief HKL)

Van oude dagen heeft het kerkhof te verhalen, maar van veel vroeger tijden nog getuigen de lage, ronde heuvels, hier en daar in de heide verspreid, nagenoeg op de grens tusschen Laren en Hilversum. ‘t Zijn grafheuvels uit den vóórchristelijken tijd. Eer nog de gewijde aarde van die kleine hoogte de lichamen der ontslapenen ontving, was de heide hier reeds een doodenveld, waar de terp boven de urn met de asch der gestorvenen werd opgeworpen. Het Christendom , zooals het hier te lande werd ingevoerd, verbood de lijkverbranding. Waar die in zwang blijkt te zijn geweest, daar vinden wij de grafsteden der oude heidensche bevolking. Sommige dezer heuvels liggen nog onaangeroerd. Anderen zijn onderzocht en leverden asch en beenderen, door het vuur nagenoeg verteerd, deels in urnen, deels zonder eenig spoor, dat zij ooit in een lijkbus besloten waren geweest; ook bronzen wiggen kwamen te voorschijn. Een grafterp, te Hilversum geopend, bevatte het merkwaardig getal van twee en dertig urnen, allen op dezelfde diepte gelegen en dus hoogstwaarschijnlijk te zamen hier nedergezet. Eenige kleinen, in grooteren geplaatst, bewaarden welligt het overschot van kinderlijkjes, en bronzen sieraden, er bij gevonden, bewijzen dat ook de asch van volwassene vrouwen hier was bijgezet. Een gansche familie van twee en dertig dooden, waaronder vrouwen en kinderen, terzelfde tijd in één’ grafheuvel vereenigd! Wat noodlottig ongeval mag zoovelen als met éénen slag hebben weggenomen? Van wat droevige geschiedenis bewaart deze plaats de herinnering? Er waren onder de urnen enkelen, die oorspronkelijk tot een ander doel, dan tot het ontvangen van de asch der dooden schenen bestemd. Het vaatwerk tot huiselijk gebruik moest gebezigd worden, waar ‘t aan genoegzaam aantal lijkbussen ontbrak. En wat mede bij dezen, bovendien reeds zoo belangrijken tumulus opmerkelijk is, – niet op de plek zelve, waar de grafheuvel werd opgerigt, heeft als naar gewoonte, de lijkenbrand plaats gehad. Van houtskool werd hier geel spoor gevonden. Elders moet de plek worden gezocht, waar de lijkplegtigheden werden volvoerd en van daar werden de overblijfselen dier dooden herwaarts overgebragt.

Pomp van Pieck (RAH-K3907-33)

Ook in de heide van de kant van Bussum liggen nog grafheuvels, en even buiten de grenzen van het Gooi bewaarde de grond van de Vuursche meer dan één overoude grafplaats. Wie weet, wat de hei nog verbergt en wat het toeval bij voortgezette ontginning nog aan het licht zal brengen! En wie lost het raadsel op van de bestemming en den oorsprong van dat zestal kleine, omwalde en van een drooge gracht omringde kampen, in deze zelfde heide, waardoor ons thans onze weg naar Hilversum leidt? In het Gooiland fluisteren nog vele stemmen van ‘t verledene. Wie zal die meerendeels nog geheimzinnige klanken opvangen en ze leeren verstaan en ze in verband brengen , dat zij tot het nageslacht spreken in voor allen duidelijke taal? Een goede geschiedenis van het Gooi moet nog geschreven worden. Kostbare bouwstoffen zijn zamen gebragt door een’ man die ‘t gewest zijner vaderen en zijner inwoning in alle bijzonderheden kent, die meer dan iemand in de gelegenheid was, alle bronnen te vinden en te bestuderen, die sinds jaren met helderen blik rondzag en wien niets, van ‘t geen ontdekt werd, ontging. Moge de kalme avond van een bedrijvig leven hem de gelegenheid geven, om het heerlijk landschap, jaar op jaar door duizenden bezocht, den volke ook te leeren kennen in zijn belangwekkend en voor de meesten nog zoo geheimzinnig verleden.

Uit het bovenstaande blijkt dat de wandelaars hun weg voortzetten over de Zuiderheide tussen, wat wij nu kennen, de Zeven Bergjes door. Deze bergjes zijn prehistorische grafheuvels, die, komend vanaf theehuis ‘t Bluk richting Hilversum, rechts van het fietspad liggen. Hier werden de oudste bewoners van het Gooi begraven tussen 2500 en 1000 jaar voor Christus. Een dwarsdoorsnede van zo’n grafheuvel is te zien in het Geologisch Museum Hofland.

Na de Zuiderheide wandelen zij Hilversum in. Het lijkt er op dat ze via de Laarderweg naar het station lopen en daar van een welverdiende rust gaan genieten in een hotel na deze formidabele wandeling.

Onze togt is ten einde. Het laatste deel van den weg brengt ons weêr te midden van den tegenwoordigen tijd. Wij vinden weêr nieuwe villa’s, burgerhuizen, arbeiderswoningen, aan deze zijde van de spoorbaan, als een nieuwe wijk van Hilversum vormend. Wij gaan de ijzeren lijnen over, wij zijn bij het groote, drukke stationsgebouw en het hooge nieuwe hôtel daartegenover, in het vrolijke gewoel van de kinderen der 19de eeuw. En daar leggen wij, dankbaar en voldaan over het vele, dat het rijke Gooiland ons te zien , te genieten en te overdenken gaf, den wandelstaf uit de hand.

Schaapskudde op het Laarderhoogt, 1887 (archief-HKL)

Bronnen:
Wandelingen door Nederland, door J. Craandijk. Met platen naar de lithografiën van P.A. Schipperus en wandelkaartjes. Uitgave Tjeenk Willink, deel 2 – In het Gooi – vanaf blz. 157. 1878
Gemeentearchief Rotterdam.
Gemeentearchief Den Haag.
Rijks Archief Haarlem (foto’s)
Laarder Courant De Bel 1934
De geschiedenis van de Nederlandse Hervormde Kerk te Laren door A.C. Snaterse
Laren door de straten heen, door G. Koekkoek
Hilversum/Laren de gemene heide van Gooiland door M. Addink-Samplonius.
Het Larens Alfabet door Bep (G.L.) De Boer.