Recensie van boek Bart de Cort: De kwestie Laren’
“Geloof niet wat geschiedschrijvers zeggen, maar evenmin dat zij het zonder grond zeggen” is een bekend motto van de historicus Jan Romein (1893-1962). Hij bedoelde daarmee niet dat je historici niet serieus moet nemen, maar veeleer dat de verhalen die historici vertellen reconstructies zijn die onvermijdelijk afwijken van wat er zich werkelijk heeft afgespeeld. Dat geldt voor wat Bart de Cort in zijn onlangs verschenen boek De Kwestie Laren [De Cort, 2022] schrijft en ook voor de versie van dezelfde gebeurtenissen die wij in 2015 gaven in ons boek Schieten op de Maan [Koetsier & Roest, 2005] 1)
Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 161 [2022-3]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 9,50 per stuk in de Lindenhoeve en bij Bruna te koop, zolang de voorraad strekt.
Tekst: Teun Koetsier & Elbert Roest
Een verschil is dat De Cort naar ‘de kwestie Laren’ een veel omvattender onderzoek heeft gedaan dan wij in 2015. Een ander verschil is dat het boek van De Cort minder verhalend is en vaak meer een opsomming van feiten. Ook heeft het boek hier en daar het karakter van een aanklacht. Wij hebben in het algemeen het Larense gezag het voordeel van de twijfel gegund. Je krijgt bij De Cort het idee dat hij het Larense gezag, de politie en oud-burgemeester Van Nispen van Sevenaer, het liefst postuum voor de rechter zou willen slepen.
De Cort heeft de zaken in detail uitgezocht. Wij waarderen dat. Dat stelt hem in staat om onjuistheden aan te wijzen in de reconstructies van anderen, ook in die van ons. We zijn daarbij overigens in goed gezelschap. De Cort signaleert vijf onjuistheden in één zin in een beschrijving van het gebeurde door de Duitse oud-bondskanselier Willy Brandt. En Brandt was er in Laren zelf bij.
De grote lijnen
Op zaterdag 24 februari 1934 begon er in Laren een conferentie van linksactivisten in het door Piet van Praag geleide Kamphuis De Toorts aan de Groene Gerritsweg. Er waren Nederlanders aanwezig, maar ook buitenlanders.
De Cort heeft de zaken in detail uitgezocht.
Wij waarderen dat.
Piet van Praag zat in de Larense gemeenteraad voor de Onafhankelijke Socialistische Partij (OSP). De OSP was in 1932 opgericht door enkele honderden leden van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) die het niet eens waren met de koers van de SDAP. De OSP was een actiepartij. De voorzitter van de OSP, Piet Schmidt, noemde de leden op het eerste partijcongres ‘soldaten van de revolutie’. Men meende dat de wereldwijde economische crisis van die tijd de ondergang van het kapitalisme aankondigde en ‘revolutie’ was het wachtwoord. Piet van Praag, die in 1931 voor de SDAP in de Larense gemeenteraad gekomen was, koos de kant van de OSP en zat vanaf 1932 voor de OSP in de raad.
De Nederlandse overheid hield linksactivisten in de gaten. De Russisch revolutie van 1917 en de daarop volgende pogingen om ook elders in Europa de dictatuur van het proletariaat te vestigen lagen nog vers in het geheugen.
Op die zaterdag deed de politie ’s avonds omstreeks half tien onder leiding van inspecteur Hoogvorst een inval en arresteerde de buitenlandse deelnemers. Vier Duitsers, Hans Goldstein, Franz Bobzien, Kurt Liebermann en Heinz Hoose, werden in het Larense politiebureau opgesloten en maandagochtend vroeg in opdracht van burgemeester Van Nispen van Sevenaer naar Duitsland uitgeleid. Daarmee werden de vier uitgeleverd aan de nazi’s, het regiem waarvoor ze op de vlucht waren. Met die uitlevering werd er door de Nederlandse overheid een fout gemaakt. De vier Duitsers hadden net zoals met de andere buitenlanders gebeurde over de Belgische grens moeten worden gezet.
De vraag is wat er in dat weekend van zaterdag 24 februari tot maandagochtend 26 februari precies is gebeurd. Bart de Cort besloot ooit om de zaak tot op de bodem uit te zoeken. Hij heeft voor zijn boek De kwestie Laren uitgebreid en grondig onderzoek gedaan. De Cort gaat uitvoerig in op de nasleep van de uitzetting en het lot van de vier Duitsers. Hij plaatst ook in een kort hoofdstuk de zaak ook in het bredere kader van het Nederlandse vreemdelingenbeleid in de jaren dertig. Op dat beleid is veel aan te merken. Van de vier kwam Hans Goldstein er het beste vanaf. Hij werd gearresteerd, maar op 12 april 1934 door de Gestapo vrijgelaten. Hij ging naar Israël. Daar loopt zijn spoor dood. We weten niet wanneer hij is overleden. Franz Bobzien werd gearresteerd, gemarteld en uiteindelijk veroordeeld. Als gevangene wordt hij in 1941 gedwongen te helpen bij het opruimen van explosieven in Berlijn. Daarbij komt hij in datzelfde jaar om. Kurt Liebermann werd gearresteerd en veroordeeld, maar had een aantal keren geluk en overleefde de oorlog. Hij overleed in 1993. Heinz Hoose bracht vijf jaar door in concentratiekampen en werd gruwelijk mishandeld. In 1939 werd hij gedwongen dienst te nemen in de Wehrmacht. Hij overleefde de oorlog en overleed in 2002.
De uitwijzing had ook nog een onaangenaam vervolg in Laren. In de raadsvergadering van 28 februari 1934 schold Van Praag de burgemeester uit. Hij zei onder meer “Zoals men walgt van een schurftige hond zo walg ik van jou.” En na het sluiten van de vergadering zou hij de burgemeester een lafaard hebben genoemd. De burgemeester klaagde vervolgens Van Praag aan wegens belediging. Dat leverde Van Praag een boete op.
In binnen- en buitenland werd zeer geprotesteerd tegen de uitwijzing van de vier mannen. Van Nispen van Sevenaer kreeg er duchtig van langs, in het bijzonder in de linkse pers. En in de Tweede Kamer moest minister Van Schaik van Justitie zich in bochten wringen om hetgeen onder zijn verantwoordelijkheid had plaatsgevonden te rechtvaardigen.
Op 1 mei 1934 gaat Van Praag de straat op met twee partijgenoten en een handkar. Ze zingen een lied dat eindigt op “Wie was hier de moordenaar? Jonkheer van Nispen van Sevenaer!”. De politie zag dit als een verboden OSP-demonstratie en greep met de blanke sabel in. Van Praag raakte ernstig gewond en ook zijn vrouw Antje liep verwondingen op.
Van Praag schold de burgemeester uit: “Zoals men walgt van een schurftige hond zo walg ik van jou.”
Interessant detail is dat, zoals we al schreven, de latere Duitse bondskanselier Willy Brandt ook op de conferentie in Laren aanwezig was. Hij liet in Laren een Noorse verblijfsvergunning zien, werd naar Amsterdam vervoerd en later naar België uitgewezen. Zo ontsprong hij de dans.
Het boek van De Cort met zijn 532 voetnoten bevat veel nieuws. Het wordt volkomen duidelijk dat de Larense politie de regels die in een rechtsstaat het individu beschermen tegen willekeur van de kant van de overheid, onvoldoende hebben gerespecteerd. De vier Duitsers hebben ongetwijfeld, in tegenstelling tot wat de politie later verklaarde, meerdere keren te kennen gegeven dat ze niet naar Duitsland uitgewezen wilden worden. De Larense politie heeft op dit punt de Duitsers ten onrechte gerustgesteld. De linkse advocaat Benno Stokvis heeft op zondag nog geprobeerd om Van Nispen tot andere gedachten te brengen. Tevergeefs. De behandeling van de vier en de uitwijzing van de vier naar Duitsland was fout. En dat mag men Van Nispen verwijten.
De veelheid van details die De Cort aandraagt en de volgorde waarin die aan de orde komen maken het de lezer niet altijd makkelijk. Er blijven wel wat vragen over. Wat was de rol van procureur-generaal Van Geuns in Amsterdam? Van Geuns was vanuit het gerechtshof Amsterdam verantwoordelijk voor de uitvoering van het vreemdelingenbeleid. Die verantwoordelijkheid was in een kleine gemeente als Laren gemandateerd aan de burgemeester. Van Geuns kon echter nog wel een veto uitspreken over de beslissingen van de burgemeester. Dat deed hij in dit geval niet. Sterker nog, na de uitgeleiding van de Duitsers verklaarde hij achter de handelswijze van Van Nispen te staan. En tenslotte is de vraag welke rol de minister van Justitie precies heeft gespeeld. Minister Van Schaik zette de hele zaak in beweging door Van Nispen voorafgaand aan de conferentie in De Toorts persoonlijk op te bellen maar was op zaterdag en zondag niet meer bereikbaar. Dat weekend zag Van Nispen zich genoodzaakt onverwacht zelfstandig belangrijke beslissingen te nemen op voor hem onbekend terrein. Tijdens het beledigingsproces vroeg Van Praags advocate aan Van Nispen of hij de vier Duitsers op eigen initiatief had laten uitgeleiden. 2) Met toestemming van de rechtbank beantwoordde Van Nispen de vraag niet. Het lijkt ons waarschijnlijk dat Van Nispen meende geheel in overeenstemming met de wensen van de procureur-generaal en de minister te handelen.
De invalshoek van De Cort
Het is niet moeilijk om te raden wat De Cort motiveerde om dit onderzoek te doen. De verontwaardiging over dat wat bijna een eeuw geleden gebeurde spat van de bladzijden af. Die verontwaardiging is echt en begrijpelijk, maar levert niet noodzakelijk een goed boek op. Als je wordt geleid door zulke sterke emoties dan heeft dat vaak ook een keerzijde en dat is bij De Cort pijnlijk duidelijk. De Cort verwijt niet alleen oud-burgemeester Roest en mijzelf dat wij bij het schrijven van Schieten op de Maan niet meer onderzoek naar de kwestie hebben gedaan; hij verwijt zelfs de Historische Kring Laren dat hij een onderzoek als het zijne niet eerder heeft gedaan. Verder laat hij geen gelegenheid liggen om verongelijkt de vinger te wijzen naar het Larense gezag. Oud-burgemeester Hendriks krijgt een veeg uit de pan en De Cort stelt dat diens opvolger Roest met onze versie van de gebeurtenissen in Schieten op de Maan het straatje van zijn voorganger Van Nispen van Sevenaer schoonveegt. Soms gaat De Cort gewoon te ver. Zo schrijft hij dat Van Nispen over een ‘rekkelijk katholiek geweten’ beschikt. 3) De toevoeging van het woord ‘katholiek’ verwijst onmiskenbaar naar het oude antipapistische vooroordeel dat katholieken onbetrouwbaar zouden zijn.
Het resultaat is in ieder geval dat De Cort een eenzijdig beeld schetst van oud-burgemeester Van Nispen van Sevenaer, een negatief karikaturaal beeld. Je kunt er gif op innemen dat als iemand zich ooit negatief over Van Nispen heeft uitgelaten, De Cort het heeft gevonden en het ons meedeelt. Van Nispen werd door velen gewaardeerd, maar daar heeft De Cort geen oog voor.
De verontwaardiging over dat wat bijna
een eeuw geleden gebeurde spat van de bladzijden af.
Van Nispen beschouwde ongetwijfeld de vier Duitsers en ook zijn dorpsgenoot Piet van Praag als ‘gevaarlijke seigneurs’, die ‘als ze ooit de macht zouden krijgen voor niets zouden terugdeinzen’. Van Nispen had stellig niets op met mensen die hij als communisten beschouwde. De Cort doet erg zijn best om aan te tonen dat op grond daarvan Van Nispen, ook al handelde hij mogelijk in overeenstemming met de wensen van hogerhand, de Duitsers maar wat graag naar Duitsland stuurde. De snelle uitgeleiding op maandag was volgens De Cort opzet. Van Nispen wilde de wereld voor een voldongen feit zetten. 4) Waarom? Als wij De Cort goed begrijpen dan zou het bij Van Nispen een combinatie zijn van een hekel hebben aan communisten, beschikken over dat rekkelijke katholieke geweten en domheid. Is het betoog van De Cort overtuigend? Wij vinden van niet.
2e Wereldoorlog en daarna
De Cort beperkt zich niet tot het gebeurde in 1934 en de consequenties voor de slachtoffers. Hij wil ook laten zien hoe het verder ging met de daders, de Larense politie en de burgemeester. Daarbij gaat hij selectief te werk.
Op 22 juni 1941 schendt Hitler zijn niet-aanvalsverdrag met Stalin en valt hij de Sovjet-Unie binnen. Het gevolg is dat de Duitsers in de bezette gebieden een heksenjacht op communisten ontketenen. In juli 1941 arresteert de Larense politie in dat kader in opdracht van de Duitsers een aantal ‘communisten’. Deze arrestatie wordt door De Cort beschreven als een bijna spontane actie van Van Nispen en het hoofd van de Larense politie, inspecteur Boog. De Cort heeft op dit punt maar één bron: hij verwijst naar Terlingen, die zou hebben geschreven dat Boog dit deed als wraakactie omdat deze ‘communisten’ jarenlang zouden hebben geprotesteerd tegen de uitwijzing van de vier Duitsers in 1934. 5) Dat is wel heel kort door de bocht. Bovendien kunnen wij die bewering bij Terlingen niet vinden. 6) Voor een andere versie van het gebeurde in juli 1941 verwijzen we naar Schieten op de Maan. 7) De Cort schrijft over de rol van Van Nispen in dit geval “Als hij dacht met een zoenoffer van acht usual suspects zijn bestaan als burgervader te kunnen redden had hij het mis”. 8) De simpele logica van De Cort lijkt deze: Van Nispen en ook Boog waren katholieken, die communisten als tegenstanders beschouwden. Zulke tegenstanders konden natuurlijk worden geofferd, uit wraak of om de Duitsers mild te stemmen, in 1941 net zo gemakkelijk als in 1934. Is het betoog van De Cort op dit punt overtuigend? Wij vinden van niet.
Omstreeks 1950 verscheen van de hand van Jan Lodewijk Pierson (1893-1979), ongedateerd in eigen beheer en ‘vertrouwelijk’, het boekje Verslag van een rancune: verslag van de houding van den ex-burgemeester van Laren (N.H.), Jhr. L.M.H. van Nispen van Sevenaer, tijdens en na den tweeden wereldoorlog. 9) Het lijkt waarschijnlijk dat Pierson de tekst vertrouwelijk uitgaf om eventuele juridische stappen van Van Nispen te voorkomen. De Piersons waren ooit enthousiaste aanhangers van Mussolini. De Cort tilt daar niet zwaar aan. Luchtig merkt hij op dat in de jaren twintig hele volksstammen werden aangetrokken door Mussolini’s fascisme. De Cort vermeldt niet dat Pierson in 1938 nog een boek opdroeg aan Hitler, die hij daarbij “the personification of goodwill and the master of well-timed action” noemde. Omdat hij hen ervan verdenkt pro-Duits te zijn laat Van Nispen het echtpaar Pierson in mei 1940 arresteren. Dat is in de visie van de Piersons het begin van een vete tussen hen en Van Nispen. Het valt buiten het bestek van deze bespreking om daarop in te gaan. Wij verwijzen de lezer naar Schieten op de Maan voor onze interpretatie van de bronnen op dit punt. De Cort kiest klakkeloos de kant van Pierson. Van Nispen deugde immers niet en dus moet Pierson wel gelijk hebben.
Kort na de oorlog werd Van Nispen bezocht door Piet van Praag. Van Praag had gehoord dat Van Nispen in 1934 niet op eigen initiatief handelde en hij bood Van Nispen zijn excuses aan voor zijn gedrag van voor de oorlog. Van Praag biedt zelfs aan om in De Waarheid een rectificerend artikel te plaatsen. Van Nispen laat de zaak echter liever rusten. We weten niet wat Van Praag precies had gehoord, maar het geeft aan dat Van Praag in staat was om royaal zijn ongelijk te bekennen. Dit wordt ook benadrukt door De Cort. De Cort weet ook precies wat Van Nispen dacht toen hij het aanbod afwees, namelijk dit: “stel je voor die goddeloze communisten als bondgenoten”. 10) Tja, wat zou zo’n domme, communisten hatende jonkheer met een rekkelijk katholiek geweten anders hebben gedacht?
Van Nispen kreeg in 1951 van de Britten de King’s Medal for Courage in the Cause of Freedom. Ingesteld in 1947. Er zijn rond 3200 van die onderscheidingen uitgedeeld aan niet-Britten die onder gevaarlijke omstandigheden in het verzet hadden gezeten. Dat klinkt positief, maar De Cort heeft moeite met waardering voor Van Nispen. Dus vermeldt hij kleinerend dat dit een ‘kleine onderscheiding’ is, daarmee suggererend dat de onderscheiding niets voorstelde. 11) Het tegendeel is waar. De onderscheiding is slechts aan een klein aantal Nederlanders uitgereikt 12) en alles wijst erop dat het hier om een serieuze onderscheiding ging.
Helaas kleurt de verontwaardiging van De Cort over het gebeurde zijn interpretatie van de feiten op een onacceptabele manier.
Hoe gekleurd De Cort de bronnen bekijkt, blijkt ook als hij schrijft over de poging in oktober 1943 om de verzetsman Jan Bartelsman te bevrijden uit de Larense gevangenis. 13) Inspecteur Boog was erbij betrokken. Terlingen heeft contact gehad met Bartelsman en Bartelsman bevestigde de betrokkenheid van Boog. Bovendien bevestigde na de oorlog ook de Joodse verzetsman Herman Troeder de rol van Boog daarbij. De Cort gelooft die bronnen echter niet, want “Bartelsman was communist” en in het wereldbeeld van De Cort deden katholieke politie-inspecteurs geen pogingen om communisten uit Duitse handen te bevrijden.
Conclusie
De Cort heeft voor dit boek grondig bronnenonderzoek gedaan en iemand die over de kwestie Laren wil schrijven kan niet om dit boek heen. Helaas kleurt de verontwaardiging van De Cort over het gebeurde zijn interpretatie van de feiten op een onacceptabele manier. Vanaf het begin weet De Cort dat het Larense gezag niet deugde en dat wil hij aan de kaak stellen. Te vaak laat hij zichzelf daarbij gaan met als gevolg dat zijn betoog niet meer overtuigt. υ
Noten:
1) Teun Koetsier & Elbert Roest,
Schieten op de Maan, Gezag en Verzet in Laren NH in WO II, Laren, 2015
2) [De Cort,2022,p. 119)
3) [De Cort,2022,p. 59)
4) [De Cort,2022,p. 74)
5) [De Cort,2022,p. 171)
6) https://www.droog-mag.nl/war-victims/vrij-nederland-1991-het-zwijgen-van-laren.pdf
7) [Koetsier&Roest,2015, pp. 85-86.
8) [De Cort,2022,p. 172)
9) In te zien bij het NIOD.
10) [De Cort,2022,p. 173)
11) [De Cort,2022,p. 172)
12) https://www.onderscheidingen.nl/decorandi/wo2/dec_f01.html
13) [De Cort,2022,p. 156)
Auteurs: Teun Koetsier is secretaris van de Historische Kring Laren. Elbert Roest was burgemeester van Laren in de periode 2002-2017 en werd daarna burgemeester van Bloemendaal.
Boek: Bart de Cort, De kwestie Laren, Hoe Nederland als asielland zijn onschuld verloor en Willy Brandt de dans ontsnapte. Hamilton ON, Canada, 2022.
Door De Cort in eigen beheer uitgegeven.
ISBN 978-1-6781-6851-3. Kosten € 20 (exclusief belasting en verzendkosten). Te bestellen via www.lulu.com.
Zie ook: Wim Keizer, ‘Het Larensche geval’: een vluchtelingenaffaire in 1934 [Kwartaalbericht 156 (2021-2)]. Wim Keizer, Burgemeester verbood in 1938 film over Spaanse Burgeroorlog [Kwartaalbericht 157 (2021-3)].