Ode aan Laren, door Meep Raven

Ode aan Laren, door Meep Raven

Wij ontvingen van de heer Meep Raven, geboren in 1942 in Laren en thans wonend in Vleuten, een ‘ode aan Laren’.

Ik ben geboren op ’t Paadje 15 en in de oorlog verhuisd naar Wagenpad 11, naast de boerderij van Willem Smit. Wagenpad 11 is gebouwd op de grond van de boerderij en naast ons woonden op nummer 13 Geertje en Willem Majoor (‘Geertje en Willem van de oude Kerk’). Mijn vader was op 12-jarige leeftijd wees geworden en werd ondergebracht bij zijn oomzegger Gijs Calis, die in 1923 op de boerderij woonde.

Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 158 [2021-4]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen dit kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.

Tekst: Meep Raven

Rond de boerderij liepen kippen, stond een pomp met een zwengel om water naar boven te halen en was een klein oud huisje gebouwd, waar in mijn jeugd de families Speeds en Maas gewoond hebben. Wies Maas is later onderwijzer geworden. Adri Speeds was mijn eerste speelkameraadje rond de boerderij van Smit (hoek Wagenpad). Wij kwamen vooral op de boerderij om melk te halen. Ik was bang voor de haan die zijn kippen wilde beschermen en altijd naar mij uitviel. Het was zo’n grote Barnevelder. Ook hielp ik mee met het roskammen van de koeien en de paarden en met bieten snijden voor de koeien. Langs ons tuinpad groeiden grote sparren en ’s zomers, als de wind goed stond, hoorde je de trein richting Baarn rijden. ’s Avonds in bed hoorde ik ook de spoelen en weefgetouwen van de weverij van Van den Brink en Campman, omdat er na de oorlog in ploegendienst gewerkt werd.

Na de bewaarschool naast de Sint Janskerk (later Warrekam geworden en daarna Brinkhuis), waar de nonnen ons begeleidden, ben ik naar de Aloysiusschool gegaan aan de Eemnesserweg. Na schooltijd voetbalden wij op het kermisterrein dat toen nog grasland was. Vroeger is dat land geweest van de Boerenhofstede waar nu Loetje zit en die ook bewoond is geweest door de portretschilder Jan Smit.

Meep Raven (rechts), met zijn broertje Loek, zusje Wil en vader, achter in de tuin. Op het akkerland waar ’s zomers de haver stond en korenbloemen bloeiden is nu de Dissel.

Meep met zijn moeder in de tuin tijdens de oorlogsjaren.

Meep op de boerenwagen, op het terrein van boer Smit naast familie Raven, in de oorlogsjaren.

Kleine boertjes
In de buurt waar ik woonde waren nog veel kleine boertjes. Vaak was het aantal kinderen groter dan de veestapel. Zo had Willem Majoor, naast ons op nummer 13, twee koetjes, wat kippen en konijnen in zijn schuur. Ook hingen er tabaksbladeren, geregen aan een ijzerdraad om te drogen. Aan de Zevenenderdrift nummer 8 woonde boer Vos met zes koeien die hij schaarde in Blaricum. Melken gebeurde met de transportfiets en de melkbus. Aan Wagenpad 3 woonde de familie Wijngaarde, ook met twee koetjes en konijnen.

Vriendjes
Mijn vriendjes in die tijd waren Jan Boog, Piet Kaarsgaren, Theo Koelstra, Bennie van de Veer, Frans Ligter, Henk Joop Wieggers, Theo Cornelissen, Ruud Calis en Herman Wijngaarden. Ik spreek over de jaren vijftig. Wij speelden op straat, bij de boerenbond­schuur tegenover Gerard Koekkoek, slager en slachter (en schrijver over Laren). Wij voetbalden tegen de deuren van de boerenbond­schuur. ’s Zondags na de kerk speelden wij op de bomen op het terrein van Houtzagerij Van Dijk aan de Zijtak of op het fabrieksterrein van Weverij Van den Brink en Campman. Ook speelden wij in de kuil van Koppel op de Zuiderheide, die toen nog een zandafgraving was. Het was niet zonder gevaar, omdat er nogal eens zand mee gleed als je van de steile wanden naar beneden kwam. Tijdens schoolzwemmen in het natuurbad bij de hut van Mie heb ik niet leren zwemmen; dat leerde ik met mijn vriendjes in de Eemnesservaart, in de waaien en in de Eem. Wij speelden ook nogal eens bij de sluis van de vaart naar de Eem, wat gevaarlijk was, maar gelukkig is er nooit iets ergs gebeurd.

Heel veel hebben wij ons vermaakt op de Zuider- en Westerheide, waar wij hutten bouwden, en bij het Laarder Wasmeer, waar we ’s winters gingen schaatsen. De plassen waren groot en ondiep. Mijn vrienden en ik vormden een groep die wel eens moeilijkheden kreeg met andere groepen, zoals de groep Heideveld of Zanoli die ook op de heide speelden. Er viel wel eens een klap, maar wel met beheersing, er kwam geen geweld aan te pas. Het ging vaak om het afpakken van hutten of de afbakening van een stuk van de hei als speelveld. 

In die tijd kwam de schillenboer nog bij ons thuis en werd de gasmeter in de bijkeuken gelicht door een meneer in uniform. In de gasmeter moesten munten worden gedaan. Als je er onvoldoende van had, was er geen gas. Munten kon je kopen bij de kruidenier. Op zondag, als er soms geen gas was, vijlde mijn vader een gleufje in een zinken stuiver, zodat de meter het daar weer op deed. Als de gasmeter gelicht werd, betaalde mijn vader het verschil aan de meteropnemer. 

Schaatsfoto, genomen in Uithoorn in 1956. Zittend vlnr: Piet Kaarsgaren, Jan Boog, onbekend, Meep Raven, Ruud Calis (met dikke witte streep op de mouwen van zijn trui).

Meep als Paus Pius XII in 1948. Door de nonnen aangekleed als Paus tijdens de kinderprocessie van de H. Kindsheid (zie ook Kwartaalbericht 104, 2008-2).

IJsstaven
Er waren nog geen koelkasten of koelingen voor de vishandel enzovoorts. Door ons dorp reed iemand op een transportfiets met ijsstaven, afgedekt met een jutezak tegen het smelten. Deze staven werden bij de winkels afgegeven. Op de hoek Wagenpad/Zevenenderdrift was de kruidenierswinkel van Kiekens. Klanten lieten de boodschappen opschrijven en men rekende eens per week af (op zaterdag). Naast Kiekens woonde De Groot, een klein varkensboertje. 

De Boekweitskorrel liep door naar wat nu de Dissel is en aan deze weg stonden oude huisjes, waarvan sommige onbewoonbaar verklaard waren. Daar woonde vroeger Piet Tak, de vader van Joop, die in oud ijzer deed. Ook Schenk was oud-ijzer- en voddenboer. Hij woonde tegenover Zevenend 26 in een oude boerderij. Schenk had altijd sterke verhalen. Wij gingen daar als jongens graag naartoe. De heer Bierlaagh was bakker en woonde tegenover Does manufacturen, hoek Wagenpad/’t Paadje. Naast hem zat een vishandel op Zevenend 59 en iemand die in oudheden deed zat op nummer 59A. Daarnaast woonde Laarberg. Die verkocht kaas, melk en boter. Met een hoofd als een Edammer (kaal, rond en glad).

Toen ik 14 jaar was gingen Jan Boog en ik op de fiets (drie versnellingen) naar La Roche in België om te kamperen nabij de rivier de Ourthe. Vandaaruit fietsten wij naar Diekirch in Luxemburg en Dinant en Remouchamps in België. Na een week kreeg Jan heimwee en reden wij in twee dagen terug naar Laren. 

In 1956 schaatsten wij de drieprovinciëntocht vanuit Uithoorn (60 km). De vader van Jan was melkboer en bezat een auto die ons vervoerde naar Uithoorn. Volgens mij schaatsten Piet Kaarsgaren, Ruud Calis, Jan Boog en ik deze tocht. Het ijs was dik en er reden auto’s op de Amstel. 

Meep (ruiten blouse) met Jan Boog in La Roche in 1956.

Wereldreizen
Ik kan nog veel meer vertellen over die tijd, want Laren blijft altijd aan mij trekken. Na wat technische scholen en een blauwe maandag handelsavondschool in Huizen ben ik bij de Marine terechtgekomen. In die hoedanigheid was ik op mijn 22ste jaar al in alle werelddelen geweest. Van Noorwegen tot Straat Magellaan in Chili, van Nieuw-Guinea tot Brazilië. Ik was daardoor al acht keer de evenaar gepasseerd en door Neptunus in ‘Bennie Zaagvis’ gedoopt.

Ondanks dat alles zat in mijn gedachten altijd Laren met zijn bloeiende Zuider- en Westerheide die in augustus naar honing geurden, met de witte berken tegen de paarse achtergrond. En natuurlijk ook mijn ouders, zus en broer en mijn meisje die nu mijn vrouw is. De tuin van mijn vader, in het oude vertrouwde, dorpse Laren. In het Laren, waar mijn oom en tante Laarders spraken.

Overname
Dit alles is anders geworden. Het dorp is veranderd van eenvoudig en gemoedelijk naar een winkelgebeuren, doordat radio en televisie en de gegoede buitenlui het dorp overnamen. 

Mijn vader was tuinman of deftiger gezegd hovenier. Vaak denk ik aan het lied van Leen Jongewaard waarin hij zingt:

“Die werd tuinknecht onder Laren
En dat heeft hem diep berouwd
Mensen, noem elkaar geen mietje
Eenmaal zing je allemaal,
Allemaal het ouwe liedje:
‘t Is de schuld van ’t kapitaal”

Ondanks alle verandering, blijft Laren in mijn bloed zitten, ook al omdat ik uit een erfgooiers-familie stam. Daar ben ik trots op. Mijn jeugd was als een jongensboek.

Klassefoto van gecombineerde klas 5 en 6 1953-1954 ­Aloysiusschool. De onderste rij is klas 5. Bovenste rij tweede van links Ruud Calis. Tweede rij van boven, uiterst rechts Piet Kaarsgaren. Derde rij van boven, vierde van links Frans Ligter en vijfde van links Jan Boog.Onderste rij, uiterst links Herman Wijngaarden, vierde van links Bennie van de Veer, zesde van links (of derde van rechts) Meep Raven.