“Niets geeft meer, als de ‘trem’ maar rijdt”

“Niets geeft meer, als de ‘trem’ maar rijdt”

Zestien jaar geleden – op donderdag 30 oktober 1997 – hield onze Historische Kring een kringavond in het gebouw ‘Schering en Inslag’. et thema was: ‘De Gooische Tramwegmaatschappij en wat er mee samenhing’ omdat het toen (5 oktober) precies 50 jaar geleden was dat de laatste personentram door het Gooi reed. Er werden dia’s en films vertoond. Willem Lamphen en Hans Petersen waren de spreekstal meesters. Ik was er ook bij en beleefde een bomvolle zaal vol rumoer. Willem en Hans hadden moeite om zich verstaanbaar te maken. Arnold van Kessel maakte na afloop een prachtig verslag over die avond. Hij gaf het mij toen ik werkte aan het boek ‘In het spoor van de Gooische Tram’. Onlangs dook het verhaal weer op tussen allerlei paperassen en ik laat u graag die bewuste ‘Gooische’ avond her-beleven door het verhaal van Arnold. (Bep (G.L.) De Boer)

Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 125 [2013-3]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.

De twee Oud-Laarders van Brink 19 begeven zich in het donker rond half acht ‘s avonds naar het Oude Werkliedengebouw aan de Eemnesserweg. Maar dat stijve gebouw, naast het vroegere Lumiëretheater heet al jaren niet meer zo. Thans draagt het de schone weversnaam ‘Schering en Inslag’. Vele mede-Oudlaarders scharrelen over het onverlichte pad, stevig gearmd, naar het verlichte gat, waar het zaaltje achter moet liggen. Links en rechts is alles vol met moderne auto’s. Eigenlijk hadden we allemaal met paard en wagen moeten komen. Dat zou veel leuker geweest zijn. 

A.D. van Kessel (30 oktober 1997)

Het kleine fel verlichte halletje puilt uit van bejaarde, grijze en grijnzende mensen. De enkele jongeling, die er ook is, voelt zich verloren te midden van zoveel oudgedienden. Ze stellen zich voor, maar hun namen gaan hopeloos verloren in de kreten van oudjes, die elkaar hier weer na zoveel tijd ontmoeten. Allemaal lid van de Historische Vereniging Laren, die vanavond een avondje ‘Gooische Moordenaar’ organiseert. Oud Laren gaat even herleven. En duidelijk is er een zeer grote behoefte aan. Iedereen schuifelt het kleine zaaltje binnen, waar voor de twee Oud Laarders van Brink 19 achter in het al overvolle zaaltje nog net twee stoelen vrij zijn, achter een houten tafeltje met het bekende ouderwetse scheef liggend groen-wit geblokte kleedje. Het lijkt wel het stramme interieur van café Het Bonte Paard rond 1935. Er is ook een bar, waar men op een hoge kruk een pikketanussie kan nemen. Maar daar komen we niet voor. We komen alleen om te kijken naar oude plaatjes van de oude Gooische Stoomtram, die liep van Amsterdam over Muiden, Muiderberg, Naarden, Bussum naar Laren. Verder was er een aftakking die via Huizen, Blaricum in Laren zich voegt bij de lijn Amsterdam om dan via het belangrijke Laarder knooppunt naar Hilversum te gaan. 

Het is rumoerig in het zaaltje. Om 20.10 roept de nog jonge explicateur de klas tot de orde. Iedereen is al hees van het geschreeuw naar en met oude bekenden. De avond kan voor een bejaarde Laarder niet meer stuk. Dan begint de explicateur met oude zwart wit fotootjes op een projectiescherm, dat veel te klein is, te vertellen. Vaak grotendeels onverstaanbaar. Niemand die er om maalt. Niets geeft meer. Immers de sfeer is er. Er is nog maar één ding van belang. En dat is Oud Laren samen met dat zwarte monster, – ook genoemd de koffiemolen – dat op foto’s door het Gooi dendert. Natuurlijk is Laren het hoogtepunt. De opmerkingen zijn niet van de lucht als de Gooische trem Laren binnentuft over de Naarderstraat bij Halte Blom. Als de explicateur vraagt of iemand nog weet waar deze foto precies genomen werd, komen er diverse door elkaar roepende stemmen. De hardst-roepende wint het altijd. En we kunnen horen, dat dat huis links van Kaatje van Teus is. Er wordt instemmend gemompeld. Ook door mensen, die helemaal niet weten wie die Kaatje nou wel was. Maar dat geeft helemaal niet, De sfeer is er helemaal. Laren herleeft. 

Op de tweede verdieping begint de Laarder Harmonie St. Jan dan een oefenpartijtje te blazen. Waarschijnlijk zit de grote tuba net boven ons hoofd. Wij achterin denderen op de maat van een zware trommel bijna door de hoge ramen. Het plafond golft bij wijze van spreken mee. De explicateur is nu helemaal niet meer verstaanbaar, maar dat geeft ook niet. We zien immers weer een ander plaatje van het zwarte monster. O, ja dat is op de Brink. Weet je wel? Boem, boem, boem, dendert de grote trom over de Brink. Maar dat geeft niet, want de Gooische trem trekt nu dwars door het oude Laren van 1903 en niemand hoort meer de grote trom. En al zijn het stilstaande beelden, je ziet gewoon dat de trem stopt op het centraal station van Laren. Puffend rijdt hij richting Hilversum. Dan wordt het wat stiller in het kleine zaaltje, want de trem verlaat het geliefde Laren. Eigenlijk eindigt de wereld al sinds jaren bij het Janskerkhof. De Ensinkfabriek in Hilversum is van een tweede garnituur en doet eigenlijk niet meer mee, ook al zie je de trem ook hier rijden tot aan het eindstation in Hilversum. De trommels worden duidelijker, maar dat geeft ook niet, want de pauze is aangebroken. Een prima kop koffie, dat niet direct voor iedereen beschikbaar is. Waarschijnlijk een veel te klein koffiezetapparaat, dat de vele bezoekers in de verste verte niet van koffie kan voorzien. Ieder kopje koffie moet heel primitief ergens van achteren gehaald worden. Kosten fl. 1,50. Wat zou het leuk geweest zijn, als – om in stijl te blijven – de koffie 5 cent gekost zou hebben. Maar dat kan natuurlijk niet. Duidelijk is dat er geen koffie genoeg is voor al die kakelende Laarders. Er zijn al zoveel herinneringen op te halen, dat vele Laarders toch al vergeten hun mond nat te houden. 

Dan begint het twee deel. De geprojecteerde dia’s zijn verkleind. Want in het eerste deel moesten we 2/3 deel van de dia’s op de verre bruine schrootjesmuur erbij denken. Nu zien we alles nog kleiner, omdat nu iedere foto in zijn geheel op het kleine scherm geperst moet worden. Maar dat geeft ook al niet. We gaan weer verder met de trem. Nieuwe beelden van de oude locs en wagons. Ook beelden van lachende conducteurs en door rook beroete gezichten van de machinisten, rijdend en hijgend door de zwart-wit achtergrond. De grote trom is inmiddels opgehouden. Maar niemand heeft het opgemerkt. Al zouden er nog twee trommels bijkomen. Niets of niemand kan de aandacht in het zaaltje op het veel te kleine schermpje afleiden. We bevinden ons in 1903 en enkele seconden later in 1947 als de laatste versierde trem door Laren rijdt. De machinist houdt een fles in de hand, die verdacht veel op een jeneverfles lijkt. Dat de trem ook in die andere plaatsen zijn laatste rit maakt, is helemaal niet belangrijk meer. Onder het houten plafond en langs de houten lambrizering en de ouderwetse inrichting van keukenstoelen op de houten vloer eindigt die laatste rit op de Brink. Het geroep is niet van de lucht. De zuurstof in het zaaltje raakt op, maar dat geeft niet, want de trem zorgt voor aanvullende energie en zuurstof. Dan komt er de uitsmijter om rond 10 uur. Een korte ‘stomme’ film over – jawelweer – de Gooische stoomtram. Vriendelijk kijkende machinisten rijden het monster door Laren. We rijden zelfs een stuk mee op het dak van een wagon. Van tijd tot tijd zien wij voor ons de onhoorbare rookpluim van de fluit van de loc. We voelen gewoon de koude lucht langs ons gezicht. En bijna voelen we zelfs de roetdeeltjes in ons gezicht zoals dat vroeger ook was. En we ruiken ook nog de lucht van de gestookte kolen. Of ruik ik opgewonden mensen? 

Onze avond eindigt. Wat resteert zijn de verzaligde Laarder gezichten. Velen herkennen elkaar niet meer. Niemand durft te vragen: ‘Wie ben jij?’ Maar je ziet de vragende blikken. Je zou iedereen best wel willen vragen : ‘Wie ben jij’ of ‘van wie ben jij er een?’ Maar dat doe je niet. Want als iemand ons zou zeggen: ‘Ik ben er een van ‘Tantum Ergo’, dan zou ik moeten zeggen: ‘o’ en snel op zoek gaan naar iemand die ik wel ken. Het feit, dat je niet méér oude bekenden een hand kan geven, geeft ook al niet. 

We hebben een heerlijke avond gehad en zijn met de andere Laarders lekker even 50 tot 100 jaren terug geweest in Laren. Alles herleefde weer even. Het was even een echt dorpsfeest. De entourage en het gebodene was eigenlijk helemaal niet meer van deze tijd. Maar dat gaf allemaal niet. Een ding gaf wel en zelfs heel erg. Dat ontbrak helaas deze avond. En dat was het door merg en been gaande doordringende snerpende gegil van de stoomfluit in de bocht bij de Mauvepomp op de Brink. Dat zou de repeterende St. Jan Harmonie toch nooit hebben kunnen naspelen. Maar dat geluid blijft alleen maar in onze herinnering. 

Vaarwel Gooische Stoomtram. Jammer dat je weer in de stille archiefremise bent teruggeduwd. Maar je was een leuk geïntegreerd deel van mijn jonge leven van toen.