Mijn oude buurt: de Cornelis Bakkerlaan
De Cornelis Bakkerlaan kende in mijn jeugd – zo rond 1950 – naast fabrieksarbeiders diverse kleine zelfstandigen. Zo was er een timmerman, een meubelmaker, een slager, een metaalbewerker, een vertegenwoordiger in margarine, een inbreker en een huisschilder. Daarnaast waren er wevers, bouwvakkers, schilders, een portier van het ziekenhuis, een goudzoeker in Zuid Afrika, een tuinman, een koster annex klokkenluider, een schooljuffrouw en een dirigent-organist. De laatste twee woonden op kamers.
Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 102 [2007-4]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.
Jan(neman) Willard
Sinterklaas in de laan
Als de tijd daar was had de Cornelis Bakkerlaan ook een heuse Sinterklaas. Dat was de heer Frans Overkamp in het burgerleven werkend bij de genie van het militaire kamp Crailo. Het bisschopsambt was hem op lijf en ziel geschreven. Bovendien hield hij van een borreltje en dat was voor de geestelijkheid immers gratis.
Zelf kende ik meneer Overkamp, als de vader van Greetje, Kees en Sjekkie, zijn kinderen en als echtgenoot van mevrouw Truus Overkamp. Zij woonden in het laatste huis van een toendertijd doodlopend stukje Cornelis Bakkerlaan. Nu is daar De Schout. Met zoon Kees was ik bevriend. We speelden dikwijls binnen in de huiskamer. Mevrouw Overkamp was een hartelijke gastvrije vrouw, die steeds iets lekkers wist te maken. Zo herinner ik mij de kopjes chocola, waarbij ze altijd vroeg of wij er wel of geen warme melk bij wilden hebben. Wij wilden nooit melk, want dan kon je de met water en suiker aangemaakte chocoladepoeder lekker met een lepeltje opsmikkelen. Talloze zondagmiddagen bracht ik bij de familie Overkamp door in de huiskamer. De kinderen speelden op tafel of bij het kastje
met speelgoed in de erker en de heer Overkamp lag op de divan te luisteren naar Jan Cottaar en Leo Pagano, die ons via de distributieradio op de hoogte hielden van Holland-België of andere voetbalwedstrijden.
Op een van die zondagen was de heer Overkamp ongemerkt weggegaan. Wij speelden en hadden dat niet in de gaten gehad. Zien we ineens door het matglazen ruitje van de schuifdeuren de punt van een mijter en de krul van een staf. De schuifdeur ging open en daar was Sinterklaas. Pontificaal kwam de goedheilig man binnen en hij ging zitten in de hoge leunstoel bij de kachel, waar normaal de heer Overkamp zat. Er waren geen Pieten. Toen we van de eerste schrik waren bekomen, begon de Sint te spreken. Ik mocht zelfs even bij hem op schoot. Maar hij had weinig tijd en hij verdween weer door de schuifdeuren, precies zoals hij gekomen was. Het had iets van een verschijning, zo herinner ik hetme.
Vanzelfsprekend kwam Sinterklaas ook op de kleuterschool. In de hoogste klas bij zuster Asa werd ik door de Sint naar voren geroepen. Wat ik voor stouts gedaan had, zo vroeg hij mij. Ik was me van geen kwaad bewust, maar Sint las in het boek, dat ik Kees Overkamp in de Coeswaerd had geduwd, kopje onder. Inderdaad ik herinnerde mij dat. Ik zie nog de Piet staan met de juten zak in aanslag, want ik moest mee naar Spanje. Mijn toezegging om nooit meer iemand in het water te duwen, hield mij in Nederland. Piet liet de zak weer zakken. Later is dezelfde Sinterklaas nog een keer bij ons thuis geweest, maar de uitnodiging om op schoot te komen zitten heb ik beleefd en resoluut afgeslagen.
De cadeautjes waren mij voldoende.