Mijn opa Gerrit de Wit

Mijn opa Gerrit de Wit

Soms denk ik nog wel eens terug aan mijn opa: mijn knorrige, maar toch aardige opa De Wit. Hij woonde in een gezellig klein huisje aan de Nieuw­larenseweg alleen met zijn ongetrouwde dochter Marie.

Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 147 [2019-1]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.

Gerda Meulenkamp-de Wit

Het huisje stond tussen de Nieuwlarenseweg en de Dammaat. Er was een grote tuin bij en daarin stonden een appel- en een jutteperenboom. In de keuken lagen plavuizen en in de kamer stond een schouw met blauwe tegeltjes uit Delft en een grote houtkachel en ook daaromheen lagen plavuizen. Er stond een schommelstoel voor opa en een tafel met houten rieten stoelen er omheen. Er was een pomp in de bijkeuken en een slaapkamertje waar mijn opa sliep. Een houten trap voerde naar boven en daar kon ook nog geslapen worden. Onder de tafel in de kamer zaten wij als kinderen vol verwachting te kijken naar onze pruimende opa. Op de grond stond een kwispedoor en bij iedere schommeling bijna spuugde opa dan het bruine sap daarvan met een straaltje altijd precies in de daarvoor bestemde kwispedoor.

Met Nieuwjaar moesten alle kleinkinderen en de ouders opa een zalig Nieuwjaar wensen. De kinderen kregen dan een koek en een dubbeltje (dat was veel, zo in de veertiger jaren) en de grote mensen een glaasje oude jenever. Mijn grootmoeder was al jong gestorven. Mijn vader was toen op zee. Hij voer op de zogeheten ‘Wilde vaart’, dan was hij maanden op zee en had bijna geen verlof tussendoor en was nauwelijks bereikbaar voor telegraaf of post. Zodoende hoorde hij pas maanden later bij thuiskomst van het overlijden van zijn moeder. Diep verdrietig was hij, vertelde hij later, want hij was heel gek op zijn zachtaardige moeder. Daarom was mijn tante Marie destijds bij haar vader ingetrokken om voor hem te zorgen. Zo ging dat vroeger. Mijn tante was aardig al kon ze vroeger niet zo goed leren, maar ze kon heel goed naaien en borduren. Zij hielp dus ook later mijn moeder met naaiklusjes, ook maakte zij jurkjes voor ons meisjes en overhemden voor de jongens. Ze is niet zo oud geworden.
Mijn opa wel. Hij ging vroeger met een hondenkar langs de deuren om linten en garen te verkopen en had als bijbaan ‘grafdelver’. Oudere Laarders kennen nog wel de geschiedenis dat hij eens in een pas gedolven graf was gevallen en er niet meer uit kon. Hij was niet zo groot. Met veel kabaal wist hij uiteindelijk iemand te vinden die alarm sloeg. Mijn opa is 86 geworden en bij zijn begrafenis mochten we allemaal – ook zijn kleinkinderen – mee in de volgauto’s. Dat was dus een feest voor ons kleinkinderen. Mijn vader had wel een rijbewijs maar geen auto. Hij reed dus in een geleende auto mee in de stoet met familie naar de kerk en het kerkhof waar mijn opa zelf menig graf had gegraven als grafdelver.
Ik had veel nichten en neven waaronder familie in Haarlem. Mijn tante en oom woonden aan het Spaarne, daar hadden zij een klein scheepswerfje voor het bouwen van roeiboten. En een grote moerbeiboom in de tuin. Als wij daar logeerden mochten we met een oudere zus of broer roeien op het Spaarne. Als in de zomer de vruchten zwart waren, aten wij ons ziek aan die lekkere sappige moerbeien, terwijl het zwarte sap langs onze kinnen liep. Dus de begrafenis van mijn opa De Wit werd ook een grote reünie voor ons kleinkinderen!

Noot: Het huisje staat er nog, maar in de tuin staat nu een ander huis (zie foto) en de fruitbomen zijn weg. Alleen de grote boom staat er nog!

De schilderijen van oma Maria de Graaf en opa Gerrit de Wit zijn aan de hand van pasfoto’s door mijn zus An van der Linden-de Wit geschilderd.