Lammert Levie van der Tonge (1871-1937)
De joodse schilder Lammert van der Tonge werd geboren op 24 februari 1871 te Amsterdam. Zijn vader Levie Lammert van der Tonge en zijn moeder Elsje Soesman kregen een zoon (Lammert) en een dochter. Lammert groeide op in Amsterdam en ging na de lagere school de opleiding tot diamantslijper volgen. Tot zijn 23e jaar heeft hij gewerkt in dit vak hoewel hij eigenlijk veel meer geïnteresseerd was in de tekenen schilderkunst.
Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 102 [2007-4]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.
Mary van der Schaal-de Valk
Al tijdens zijn leven als diamantslijper volgde hij tekenlessen bij Eduard Frankfort en Maurits Niekerk. In 1894 stopte hij daarmee en ging naar de Rijksakademie voor Beeldende Kunsten, die gelukkig ook in Amsterdam gevestigd was, want financieel had Lammert het niet breed. Hij kreeg daar les van Prof. August Allébé en van C.L. Dake, N. van der Waay en R. Stang. Bij de laatste volgde hij ook ets-lessen. Hij behoorde tot de gelukkigen aan wie een Koninklijke subsidie werd toegekend, waardoor zijn bestaan vanaf 1902 minder onzeker werd.
Hij vestigde zich toen in Laren en ging bij Heintje Boog in pension. Hij ging, zoals vele schilders, zijn geluk beproeven met het schilderen van huiselijke binnentaferelen. Lammert kwam bij vele Laarders over de vloer met het doel de sfeer te proeven van deze armoedige huisjes en om deze pittoreske beelden in beeld te brengen die toen bijzonder in de markt lagen.
Veel schilders wilden vooral de armoede schilderen, het ging hen daarbij om het creëren van een gevoel van intimiteit en het weergeven van een mooie lichtinval.
Lammert schilderde vooral in aardse kleuren, somber, maar intiem. Bij het schilderen in de Larense boerenhuisjes irriteerden hem al gauw de rommel, het lawaai van spelende kinderen, het gebrek aan comfort en de weinig hygiënische toestanden. Om daaraan te ontkomen liet hij bij zijn atelier, zoals al vele schilders voor hem hadden gedaan, een compleet Larens stulpje bouwen om daarin, in alle rust te kunnen werken en zijn modellen te laten poseren. Op deze wijze maakte hij fraaie en gevoelige sfeerbeeldjes die artistiek niet de hoogte van de Larense schilders haalden, maar waar toch veel vraag naar was. Af en toe pakte hij zijn schilderspullen bij elkaar en trok naar Drenthe, Gelderland en Noord Brabant op zoek naar dezelfde onderwerpen.
Soms schilderde hij wel eens een landschap of een portret, maar zijn interieurs van moeders met kinderen in olieverf of aquarel scoorden het hoogst. Zijn beste interieurs, los geschilderd en met een prachtige lichtval, benaderde die van de Larense schilders Neuhuys en Kever.
Toen Van der Tonge trouwde, huurde hij een woning met atelier van de kunstschilder Thijssen aan de Paviljoensweg. Nog steeds was hij niet “in zijn beste doen” en betaalde zijn rekeningen met zijn schilderstukken. Langzamerhand sloegen zijn sfeerbeelden aan bij het publiek, zodat het hem financieel steeds beter ging. Met zijn boereninterieurs en later ook met het schilderen van bloemen, is hij nog aardig succesvol geworden. Hij exposeerde dan ook in binnen en buitenland.
Lammert van der Tonge heeft in Laren een aangenaam en redelijk succesvol leven gehad met vele vrienden. In 1913 was Van der Tonge medeoprichter van de jaarlijks te houden tentoonstellingen in Hotel Hamdorff te laren. Lammert was lid van ‘Artu et Amicale’ en ‘St. Lucas’ in Amsterdam. Lammert van der Tonge overleed op 11 december 1937 te Laren.
Bronnen: Pieter A. Scheen; De valk lexion/kunstenaars; Het Joods Historisch Museum, Amsterdam