Erfgooiers en hun gemene gronden (8)

Erfgooiers en hun gemene gronden (8)

Aan het begin van de achttiende eeuw pikte François Hinlopen (1657-1735), een rijke Amsterdamse pendelaar, het niet langer. Hoewel Hinlopen een Gooise hofstede bezat, moest hij van de erfgooiers betalen voor het weiden van zijn vee en paarden. Die erfgooiers schermden met rechten waarvan de rechtsgeldigheid door Hinlopen ernstig werd betwist. De kwestie werd door hem voor het gerecht gebracht en verloren. De zaak had bijzondere resultaten: een namenlijst van de erfgooiers en een aantal fraaie kaarten van het Gooi.

Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 131 [2015-1]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 4 per stuk in de Lindenhoeve te koop, zolang de voorraad strekt.

Deel 8: Opgetekend en in kaart gebracht

Anton Kos

Wat was er precies aan de hand? Tot 1702 had François tegen betaling zijn koeien en paarden laten grazen op de meenten. Maar hij vond dat hij en zijn oom Michel (1619-1708) nu al zolang op het landgoed Oud-Bussem hadden gewoond, dat het schaarrecht hen persoonlijk toebehoorde. Hinlopen vroeg zich bovendien nog een paar dingen af: wie waren dat eigenlijk, erfgooiers? En waar kwamen hun gebruiksrechten vandaan? Hoe rechtsgeldig waren die nog?
Geërgerd besloot hij in 1705 zijn koeien en paarden zonder betaling op de meent te brengen. Die werden direct door de schaarmeesters in beslag genomen en verkocht bij openbare verkoop, zoals de geldende schaarbrief voorschreef. Daarom deed Hinlopen aangifte en zocht hij het hogerop. Hij baseerde zich daarbij op de eerste schaarbrief uit 1404, waarin wordt gesteld dat uit elk huis, waarin twee paar volks woonde, twee schaarbeesten meer op de meenten gebracht mochten worden. En hij zag een doorslaggevend argument in het (dubbele) schaarrecht van de hofstede Oud-Bussem zelf.

De erfgooiers verweerden zich als volgt: Hinlopen was én geen man uit man geboren Gooier – geen erfgooier – én dus had hij geen gebruiksrecht én daarom geen schaarrecht. Bovendien woonden hij en zijn oom op één landgoed … maar in verschillende huizen. Hoe zat het nu? Het zakelijke schaarrecht dat op de hofstede Oud-Bussem rustte, werd erkend, maar dan alleen vanuit de plek waar dat oorspronkelijk had gestaan – het was in het Rampjaar 1672 platgebrand en kennelijk een stukje verderop herbouwd. Kortom, François Hinlopen kon zijn vee niet gratis laten grazen op de Gooise meenten. Het vonnis van de rechtbank luidde overeenkomstig. Hinlopens pogingen om de gebruiksrechten van de erfgooiers onderuit te halen, liepen op niets uit, net als die om persoonlijk schaarrecht te verkrijgen. Van Hinlopen hadden de erfgooiers geen last meer. Althans …

In zijn kielzog verzamelde zich een aantal in het Gooi wonende lieden dat rundvee en paarden bezat, maar tevens van het schaarrecht verstoken bleef. Zij waren door Hinlopen aangezet schaarrecht te claimen. Het ging om rijke kooplieden of om wevers en smeden die soms getrouwd waren met een erfgooiersdochter, maar geen enkele kans maakten op het schaarrecht als Stad en Lande zich aan haar uitgangspunten hield. Hinlopen adviseerde het domeinbestuur om het schaarrecht aan hen toe te kennen, onder andere op basis van het argument dat de erfgooiersrechten ‘ingeslopen misbruiken’ waren en voor ‘een groot deel op geen andere grond dan aanmatiging steunde[n]’. Opnieuw tevergeefs.
Een en ander zette de boel toch op stelten. De overheid twijfelde opnieuw aan het bestaansrecht van Stad en Lande en aan de erfgooiersrechten. Ook op dat niveau rezen vragen als ‘wie zijn dat, erfgooiers’, ‘wat zijn schaarrechten’ en ‘waar liggen die meenten dan’. Vandaar dat de overheid vereiste dat er een kaart van Gooiland vervaardigd moest worden, met de exacte aanduiding van de erfgooiersgronden. Bovendien moest er een lijst komen van alle erfgooiers, met naam en toenaam.

De namenlijst was snel klaar. In 1708 lag er een geschrift met daarop 1088 namen van gerechtigde erfgooiers. Erfgooiers uit Laren die op de lijst voorkomen zijn onder anderen: Schaapherder, Huisman, Bus, Mol, Roelen, maar natuurlijk ook Laarders met een patroniem: ‘De kinderen van Tijmen Tijmens Jansz’, ‘De weduwe Gerrit Huijbertsz’ en ‘De weduwe Jannetje Elbertsz’. De laatste namen geven trouwens ontegenzeglijk weer dat ook vrouwen in aanmerking kwamen als erfgooier, zij het dat zij die hoedanigheid niet konden doorgeven. Interessant is dat de lijst een toevoeging kent van de ‘uitwonenden’, erfgooiers die niet meer in het Gooi woonachtig waren. Zij hadden geen gebruiksrechten. Zodra zij weer op Gooise bodem woonden, werden die ‘geactiveerd.’ Later worden deze erfgooiers ‘slapend’ genoemd.

Een drietal kaarten en enkele subkaarten verschenen tussen 1709 en 1723, waarop duidelijk aangegeven was waar de meenten, venen, maten (hooilanden), bossen en engen van de erfgooiers lagen. Het meest belangrijke en voor de geschiedenis meest waardevolle aspect is dat deze kaarten niet alleen de stand van zaken op dat moment vastleggen, maar ook een blik werpen op een paar eeuwen terug. We kunnen het ons namelijk nauwelijks meer voorstellen, maar eeuwenlang veranderde er niets, niet veel of weinig. De groei en ontwikkeling van de Gooise dorpen en stad Naarden – die trouwens door de bastions niet kon uitgroeien tot een echte stad – lieten nog op zich wachten. Toen die eenmaal begonnen, sorteerden ze ook effect op de erfgooiers en op hun gronden – denk aan de heideverdelingen in 1836 en 1843 of de aanleg van het spoor tussen Amersfoort, Hilversum en Amsterdam.

Feitelijk had Hinlopen ervoor gezorgd dat de erfgooiers en de precieze locaties van hun ‘gemene gronden’ respectievelijk waren opgetekend en in kaart gebracht. Het bleek echter een bestendiging van hun gebruiksrechten en gronden, iets wat François niet bepaald voor ogen had. De namenlijst is tot de ontbinding in 1971 als grondslag gebruikt om te bepalen wie de ‘echte’ erfgooiers waren. En de mooiste kaart, die van Maurits Walraven uit 1723, is tot op de dag van vandaag in bezit van de Stad en Lande Stichting, juist: de rechtsopvolger van de Vereniging Stad en Lande.

2De hofstede Oud-Bussem was later een modelmelkboerderij, gericht tegen de verspreiding van tbc. Op deze foto het wagenpark voor het gebouw, circa 1910.