De Joodse pensionhouder Ies Bleekrode en zijn 32 onderduikers

De Joodse pensionhouder Ies Bleekrode en zijn 32 onderduikers

Op 30 september 1943 vond er een inval plaats in pension De Hoeve, Hein Keverweg 1 te Laren. In dit door de Joodse magnetiseur en ondernemer Ies Bleekrode en zijn niet-Joodse vrouw Els Garms gedreven pension bevonden zich op dat moment 30 onderduikers, van wie er 28 zijn vermoord in Auschwitz. Eén van de overlevenden is de in Canada wonende Leonard Vis (geboren 1930), de laatste die nog in leven is.

Dit artikel is afkomstig uit Kwartaalbericht 166 [2023-4]. Leden van de Historische Kring Laren ontvangen het kleurrijke glossy magazine 4 keer per jaar. U kunt hier lid worden. Losse nummers zijn à € 9,50 per stuk in de Lindenhoeve en bij Bruna te koop, zolang de voorraad strekt.

Tekst: Wim Keizer

Aaldrik Hermans en Leonard Vis maakten indrukwekkend eerbetoon

Kort voor 30 september waren er 32 onderduikers, maar twee van hen waren er niet meer op het moment van de inval. Eén van die twee, de schilder Baruch Lopes de Leão Laguna, werd iets later alsnog opgepakt en omgebracht in Auschwitz. De tweede, Eduard Mathijse, overleefde de oorlog.

Voordat de Bleekrodes in De Hoeve kwamen, hadden ze een pension aan de Nieuwe Bussummerweg in Huizen, Villa Senang, waar een groot deel van de onderduikers van De Hoeve al gezeten had.

Historicus en onderzoeker Aaldrik Hermans uit Laren heeft er vijf jaar aan gewerkt om samen met Leonard Vis de geschiedenis van de Bleekrodes en hun onderduikers uitvoerig in kaart te brengen. Dat heeft geleid tot het boek ‘Ies Bleekrode en zijn 32 Joodse onderduikers’. 

Hermans schrijft: “Het is aan Leonard Vis te danken dat deze Joodse onderduikers die door de meeste mensen nooit gekend of allang vergeten zijn, opnieuw tot leven komen.” Hij hoopt te bereiken dat de lezer een beeld krijgt van het dagelijks leven van deze mensen, waaruit ze door de Jodenvervolging gruwelijk zijn weggerukt. Ook wil hij een ruimhartig beeld geven van de verzetsmensen die onder moeilijke omstandigheden risicovol werk deden, waarvoor ze grote kans liepen op fysieke mishandeling of zelfs de dood.

Wat mij betreft zijn Aaldrik Hermans en Leonard Vis uitstekend geslaagd in hun doel. Ik zie het boek als een heel mooi, indrukwekkend eerbetoon aan de beschreven onderduikers en degenen die hen hielpen. 

In deze bespreking beperk ik mij noodgedwongen tot een heel globale weergave van de geschiedenis van Leonard Vis en Ies Bleekrode en noem ik de namen van de 32 onderduikers, die ook vermeld staan op de door het Larense 4 en 5 mei-comité gemaakte website www.herinneringsbomenlaren.nl. 

Villa Senang en De Hoeve

Ies Bleekrode en zijn vrouw hadden al in Blaricum, Haarlem, Wijk aan Zee en Huizen gewoond, voordat ze De Hoeve betrokken. In Villa Senang waren acht familieleden van Bleekrode ondergedoken en elf familieleden van de Huizer verzetsstrijder Jan van Reijendam, naast o.a. Max Mot, een neefje van de bekende Amsterdamse SDAP-wethouder Monne de Miranda, en Leonard Vis. Naast Villa Senang woonde de WA-voorman Nicolaas Went, de NSB-vlag wapperde uitbundig voor zijn huis (WA = Weerbaarheidsafdeling van de NSB). Ook al omdat Villa Senang te klein werd en er geen schuilplaats was, huurde Bleekrode De Hoeve in Laren. De spullen van de bewoners werden door verhuisbedrijf Banis uit Bussum naar Laren gebracht. In een juninacht in 1943 liepen de 23 onderduikers ‘gewoon’ over de heide naar Laren, alwaar ze werden gehuisvest in De Hoeve. 

In De Hoeve kwamen er nog verscheidene onderduikers bij, onder wie de schilder Baruch Lopes de Leão Laguna. Hij was echter drie dagen voor de inval vertrokken, omdat hij het te druk en gevaarlijk vond worden in De Hoeve. Hij is kort daarna opgepakt en vermoord in Auschwitz, op 19 november 1943. Zijn vrouw Rose, ook genoemd in het boek, zat ondergedoken in pension Bosch en Heide aan het Zevenend. Zij is later ook opgepakt en op 11 februari 1944 omgebracht in Auschwitz.

Arrestatie

Bij de arrestatie in Haarlem van de 30-jarige Lyda Reijer, die Ies Bleekrode goed kende uit zijn periode in Haarlem, dook de naam van Ies op. De beruchte Jodenjagers Willem Meindert Willemsen en Piet Faber vielen 30 september 1943 in aanwezigheid van Larense politiemensen De Hoeve binnen. Vlak voor de inval gaf de politie een telefonische waarschuwing, maar de onderduikers (op één na) gingen liever hun schuilplaats in dan het huis te verlaten. De 30 aanwezige onderduikers werden gearresteerd en door het eerder genoemde verhuisbedrijf Banis eerst naar Haarlem en daarna naar de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam gebracht. Bleekrode vroeg tijdens de arrestatie een van de agenten naar zijn dienstwapen om de Jodenjagers mee dood te schieten, maar de agenten weigerden. 

Van de onderduikers was alleen Eduard Mathijse vlak voor de inval uit De Hoeve weggelopen. Hij dook onder in Amsterdam. Leonard Vis was net als de anderen wel via Haarlem naar Amsterdam gebracht, maar ontsnapte 10 oktober 1943 uit de trein die hem naar Westerbork zou brengen en is vervolgens ondergedoken. Ruth Guth werd naar Theresienstadt getransporteerd, waar zij wist te overleven. Van de 32 onderduikers hebben dus slechts drie de oorlog overleefd.

“Onredelijk veel Duitsers”

Het boek is gebaseerd op uitgebreid historisch onderzoek, waarbij Leonard Vis de verschillende personen inkleurt en anekdotes vertelt. Het boek besteedt met name in het eerste hoofdstuk en in een hoofdstuk over de Hollandsche Schouwburg (van waaruit opgepakte Joden naar Westerbork werden vervoerd) aandacht aan hem. 

Hij woonde voor de oorlog met zijn ouders, broertje Arthur en zusje Annie in Amsterdam. In augustus 1940 verhuisden zij naar Bussum. “Dit omdat er onredelijk veel Duitsers in Amsterdam zaten,” vertelt Vis spottend in het boek. “Dat was niet goed voor de Joden.” In Bussum werden ze in november 1941 door een man uit de buurt, Willem Mellink, geholpen in onderduik te gaan. Later werden ze ook geholpen door Jan van Reijendam uit Huizen, die samenwerkte met Jan Kappelhof, ambtenaar bij de gemeentesecretarie van Huizen, die aan voedselbonnen wist te komen. Van Reijendam had een verffabriek gehad die vlak voor de oorlog was afgebrand. Onderduikers moesten voorzien worden van vervalste persoonsbewijzen en voedselbonnen (er was distributie) en daar zorgden deze twee voor. De familieleden van Vis kwamen op verschillende adressen. Leonard Vis zat eerst, samen met Max Mot, in Blaricum en kwam in november 1942 terecht in Villa Senang in Huizen.

Over de wandeling middenin de nacht naar Laren vertelt hij dat die reuze spannend was, maar tegelijkertijd in de vrije natuur een onwerkelijk gevoel gaf. “Het licht en de frisse lucht, konijnen die voor ons op de vlucht sloegen in het vroege ochtendlicht.”

Onderduik bij groenteboer

Na zijn ontsnapping uit de trein, is Leonard Vis eerst kort ondergedoken in Amsterdam, daarna op enkele adressen in Huizen en vervolgens langere tijd bij Cor Gooijer en zijn vrouw Albertje (Appie) Kos aan de Zeeweg in Huizen. Gooijer was groenteboer en Ies Bleekrode was in Huizen een klant van hem. Tot aan het einde van de oorlog is Vis daar gebleven. In het boek vertelt hij uitvoerig over hen. Nadat Cor in Nederlands-Indië (‘politionele acties’) had gezeten, kregen hij en zijn vrouw een zoon, de ze naar Vis Leonard noemden. “Dat was heel bijzonder, meestal wordt de redder geëerd, maar hier was het andersom.”

Emigratie

Vis emigreerde in 1954 naar de VS en woont sinds 1967 Toronto, Canada. Hij was werkzaam in de reclamewereld. In Toronto trouwde hij met de Pools-Canadese Dorothy Zlatkis. Na zijn pensionering raakte hij als spreker verbonden aan het Simon Wiesenthal Center en het Neuberger Holocaust Education Centre in Toronto. Hij is een veelgevraagd spreker voor scholieren en studenten over het onderwerp ‘Survival Skills & Street Smarts – how I survived the Holocaust in hiding’. 

Hollandsche Schouwburg

Van Amsterdam naar het Gooi

Hoofdstuk 2 van het boek gaat helemaal over Benjamin Isaac (Ies) Bleekrode (16-5-1895 – 31-10-1962) en zijn vrouw, de niet-Joodse Els Garms (11-2-1901 – 1-2-2001). Haar kleindochter Joke Bleekrode zegt in het boek. “Grappig was dat zij altijd gezegd heeft absoluut niet honderd te willen worden. Nou, dat is haar dus gelukt.”

Het hoofdstuk geeft eerst een beschrijving van de grootouders en ouders van Bleekrode en de Amsterdamse Transvaalbuurt (‘een Joods-socialistische biotoop’) waar de Bleekrodes woonden. Ies wordt verpleegkundige in een psychiatrische inrichting. Later in het Binnengasthuis in Amsterdam ontmoet hij Els Garms en trouwt hij met haar in 1925. Na Amsterdam gaat het echtpaar in 1927 in Huizen aan de Naarderstraatweg een pension uitbaten. Op zoek naar een groter pension, komen ze in Blaricum terecht waar hij een nieuw rusthuis bouwt onder de theosofische naam Kurukshétra op het voormalige paviljoensterrein tussen de huidige Dwarslaan en de Paviljoensweg. (Het paviljoen is in 1922 gesloopt nadat het in verval was geraakt).

Ies was ook betrokken bij de voorgenomen bouw van een AJC-kamphuis (Arbeiders Jeugd Centrale) in Blaricum, maar daarbij werden de initiatiefnemers dwars gezeten door Blaricumse katholieken die niets moesten hebben van het socialisme. In juni 1929 brandt Kurukshétra af. Via Wijk aan Zee en Haarlem komen ze in Huizen aan de Ericaweg en in 1940 betrekken ze de Villa Senang. Al vroeg besluiten ze Joden te helpen, eerst in Huizen, later vanuit Laren.

Villa Senang aan de Nieuw Bussummerweg in Huizen (anno 2020). Leonard Vis zegt het huis niet te herkennen; “een onderduiker ziet slechts de binnenkant van zijn schuilplaats”.

Veroordeeld

De inval in 1943 betekende het einde van de onderduikactiviteiten. Bleekrode werd meegenomen naar Haarlem waar hij door Willemsen en Faber onder zware druk verhoord werd en ongewild onderduikplekken in Huizen heeft verraden. In het hoofdstuk ‘Wat gebeurt er met Bleekrode na de oorlog’ komt dit aan bod. Op 7 mei 1945 wordt Bleekrode als verdachte van verraad aangehouden. Het Bijzondere Gerechtshof in Amsterdam veroordeelt hem op 23 januari 1947 tot een gevangenisstraf van twee jaar en negen maanden. Door zijn loslippigheid wordt hij verantwoordelijk gehouden voor de vrijheidsberoving van twee onderduikers op 6 oktober 1943 in Huizen. Het Hof rekent hem aan dat hij niet gezwegen had, ondanks het feit dat hij als Jood na zijn arrestatie in een moeilijke situatie verkeerde. Bleekrode accepteert zijn veroordeling. 

Later bleek overigens dat de betrokken onderduikers door anderen verraden waren. Was het verwijt van loslippigheid terecht? Hermans schrijft dat met terugwerkende kracht kan worden vastgesteld dat de afspraken die Bleekrode, Van Reijendam en Kappelhof hadden gemaakt veel te simplistisch waren: “Als je onder druk een naam moet noemen, wees dan vaag en noem een adres waarvan je zeker weet dat er geen onderduikers zitten.” Maar dat ‘zeker weten’ bleek achteraf een onmogelijke opgave.

Bleekrode werd nooit meer de oude. In november 1948 verhuisde hij met zijn gezin (vrouw Els, zoon Cyriel en dochters Miriam Elsebetje en Joy) naar de Naarderstraat in Laren en in 1953 naar Amsterdam. Daar overleed Ies Bleekrode in 1962. Voor zijn dood staat hij nog eenmaal oog in oog met Jodenjager Willemsen, in de Van Woustraat. Het boek vertelt hoe dit eindigt.

Pension De Hoeve, dat in de jaren vijftig werd vervangen door een dagverblijf voor geestelijk gehandicapten, bestaat niet meer. Het lag op de plek waar nu de parkeerplaats bij Singer Laren is.

Els Garms in verpleegstersuniform, 1955. In de familie gaat het verhaal dat Els tijdens het maken van deze pasfoto zo lijkbleek in de camera gekeken had, omdat de assistent van de fotograaf de Jodenjager Willem Willemsen was. Hij werd daarna ontslagen.

“Noem mijn naam”

Het boek beschrijft verder de levens van alle onderduikers van De Hoeve, die in het kort vermeld staan op de website www.herinneringsbomenlaren.nl (onder de knop ‘De Hoeve’). 

Het boek zegt: “We geven ze één voor één een gezicht met in gedachten het Joodse gezegde: Noem mijn naam, zodat ik niet vergeten wordt…” 

De 32 namen zijn hieronder vermeld, met geboorte- en sterfjaar en bereikte leeftijd. Van deze personen overleefden alleen Leonard Vis, Eduard Mathijse en Ruth Guth de oorlog. Vis is de enige die nog leeft. Mathijse overleed in 1966 en Ruth Guth in 2021.

Aaldrik Hermans, Ies Bleekrode en zijn 32 Joodse onderduikers. Laren, 2023. Vormgeving: Hans Schaapherder.

Het boek kon bij voorintekening besteld worden via www.ulule.com. Na de lezing van Leonard Vis is het op 2 mei te koop in de Lindenhoeve voor € 35 (graag pinnen).

De namen

  1. Leonard Vis (1930)
  2. Max Mot (1920-1944, 23 jaar)
  3. Esther Knoop (1882-1943, 60)
  4. Rachel Vles-Knoop (1885-1943, 58), zuster van Esther (3)
  5. Rachel Vogel-Bleekrode (1887-1943, 56), zuster van Ies Bleekrode
  6. Abraham Vogel (1877-1943, 66), man van Rachel (5)
  7. Sam Bleekrode (1893-1944, 50), broer van Ies
  8. Fré (Vrouwtje) Bleekrode-Presser (1892-1944, 51), vrouw van Sam (7)
  9. Eva Gobits-Bleekrode (1906-1943, 37), zuster van Ies
  10. Robert Sem Gobits (1931-1943, 12), zoon van Eva (9)
  11. Regina Bleekrode (1898-1943, 45), zuster van Ies
  12. Paul Bleekrode (1923-1944, 20), zoon van Regina (11)
  13. Flora Mathijse-Leefman (1880-1943, 63)
  14. Eduard Mathijse (1904-1966), zoon van Flora (13)
  15. Netty Mathijse (1925-1943, 18), dochter van Flora (13)
  16. Jacob (Jaap) Eliazer Boas (1901-1944, 43)
  17. Esther (Hetty) Boas-van Kollem (1901-1943, 42), vrouw van Jacob (16)
  18. Selma Marie Boas (1924-1943, 19), dochter van Jacob (16) en Esther (17)
  19. Mary Boas (1929-1943, 14), zus van Selma Marie (18)
  20. Maurits van Kollem (1919-1944, 29), neef van Flora (13)
  21. Selma Jeanette van Kollem-van der Sluis (1917-1943, 26), vrouw van Maurits (20), nicht van Flora (13)
  22. Clara van Kollem (1906-1943, 36), zus van Maurits (20) en nicht van Flora (13)
  23. Benjamin van der Sluis (1886-1943, 57), vader van Selma (21)
  24. Meijer Jacob Polak (1898-1944, 45)
  25. Reina Sophia Polak-Samuels (1898-1943, 45), vrouw van Meijer Jacob (24)
  26. Maurits Duveen (1897-1943, 46)
  27. Julia Duveen-Cheim (1901-1943, 41), vrouw van Maurits (26)
  28. Baruch Lopes de Leão Laguna (1864-1943, 79)
  29. Sam Ikkersheim (1895-1944, 48)
  30. Sara (Celine) Ikkersheim-Sarphatie (1898-1943, 45), vrouw van Sam (29)
  31. Wim Ikkersheim (1927-1944, 16), zoon van Sam (29) en Sara (30)
  32. Ruth Guth (1927-2021) (zat in Theresienstadt)